{"contacttype":[{"beschrijving":"Vraagsteller","beschrijving-meervoud":"Vraagsteller","contact":[{"fractie":{"id":1491023,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672018","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":17},"id":1805,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1805?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Dillen","voornaam":"Marijke"}]},{"beschrijving":"Ondervraagde minister","beschrijving-meervoud":"Ondervraagde minister","contact":[{"id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"}]},{"beschrijving":"Spreker","beschrijving-meervoud":"Sprekers","contact":[{"fractie":{"id":1491034,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672032","naam":"Open Vld","zetel-aantal":22},"id":2847,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2847?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Moerman","voornaam":"Fientje"}]}],"disclaimer":"","id":889928,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/889928","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/889928/verslag","rel":"verslag","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"nummer":"2114","objectstatus":"behandeld","objecttype":{"naam":"Vraag om uitleg","naamMeervoud":"Vragen om uitleg"},"onderwerp":"over de prinselijke begeleiding van handelsmissies","titel":"Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de prinselijke begeleiding van handelsmissies","verslag-tekst":"\r\n
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister-president, ik verwijs naar het samenwerkingsakkoord uit 2002 tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel, evenals naar de bijlagen. Op het moment van deze vraagstelling bevestigde de federale minister van Buitenlandse Zaken dat prinses Astrid de volgende buitenlandse handelsmissies gaat leiden. Hij vindt niet dat daarover moet worden overlegd met de gewesten en hij stelt enkel dat misschien toch ook communiceren naar de gewesten aan de orde zou kunnen zijn.
\r\nMinister-president, van overleg met en inspraak van de gewesten met betrekking tot het aanstellen van prinses Astrid als nieuwe handelsmissieleider was er geen sprake. Naar verluidt was speciaal aandringen van prins Filip de voorzet die de federale overheid overhaalde om eenzijdig de regeling voor de eerstvolgende handelsmissies vast te leggen. Slechts later zou er van enige communicatie naar de gewesten sprake zijn.
\r\nKlopt het dat de Federale Regering geen overleg op touw zette omtrent de aanstelling? Wat was hieromtrent de reactie vanuit de Vlaamse Regering? Klopt het dat er geen inspraak was van de gewesten in deze problematiek? Hoe evalueert u dat in het licht van het samenwerkingsakkoord en de bijlagen daarbij tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot buitenlandse handel? Welk initiatief heeft het Vlaamse Gewest ondernomen naar aanleiding van de federale werkwijze? Is, onder andere naar aanleiding van deze problematiek maar ook met het oog op de organisatie en de aanpak van de komende missies, bijkomend overleg met de federale overheid en andere gewesten op korte termijn volgens u mogelijk? Of wordt dit een thema op uw gesprek met de koning, dat binnenkort zal plaatsvinden, enkele maanden na zijn aanstelling, of misschien binnenkort op uw wekelijkse audiënties?
\r\nDe voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
\r\nMevrouw Marijke Dillen : Minister-president, de heer Reekmans zei het al: naar aanleiding van de aanstelling van prinses Astrid voor twee handelsmissies in het najaar rees heel snel de vraag of u hierover geïnformeerd werd door federaal premier Di Rupo en of u minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders hierover al dan niet uw steun zou hebben toegezegd. Er bleef heel wat onduidelijkheid bestaan aangezien minister Reynders had verklaard dat hij de deelstaten hierover niet wilde raadplegen.
\r\nOp basis van de berichtgeving in de media moest dit standpunt vrij vlug worden afgezwakt. Minister-president, toch denk ik dat het heel belangrijk is om duidelijke afspraken te maken over de rol van de prinses. Het is vooral mijn bezorgdheid dat zij niet al te snel de Franstalige kaart zou trekken. Deze waarschuwing is niet denkbeeldig. Ik verwijs hierbij naar de onduidelijkheid rond het ontslag van de prinses als nationaal voorzitster van het Belgische Rode Kruis. Ingewijden wezen hierbij luidop, in de media, naar de communautaire bemoeizucht van de prinses. Het is belangrijk om onze visie vanuit Vlaanderen betreffende de organisatie van handelsmissies te herbekijken.
\r\nMinister-president, werd u nu ja of neen daadwerkelijk betrokken bij de aanstelling van prinses Astrid voor de handelsmissies in het buitenland? Wat was het standpunt van uw Vlaamse Regering? Zijn er klare en duidelijke afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat ook Vlaanderen bij de volgende twee handelsmissies duidelijk wordt betrokken en dat prinses Astrid niet al te zeer de Franstalige kaart zal trekken? Wat is uw visie op lange termijn betreffende de prinselijke begeleiding van handelsmissies? Op welke wijze wilt u hier invulling aan geven? Werd hierover overleg gepleegd met het Agentschap voor Buitenlands Beleid? Wat is het standpunt van het agentschap? Ik heb in de media kunnen lezen dat u het volgende hebt verklaard: De staatshervorming sleutelde aan de bevoegdheidsverdeling tussen het federaal niveau en de deelstaten en dus moeten we ook het samenwerkingsakkoord Buitenlandse Handel herzien. Kunt u hierbij meer toelichting geven?
\r\nDe voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : Voorzitter, minister-president, collegas, de troonswisseling in juli laatstleden heeft ervoor gezorgd dat de nieuwe koning niet langer de leiding van de handelsmissies van het Agentschap voor Buitenlandse Handel voor zijn rekening kan nemen.
\r\nIn het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 waaraan al gerefereerd is, staat in punt 1 van bijlage 1 te lezen: dat het agentschap gezamenlijke zendingen organiseert die onder het voorzitterschap van de erevoorzitter plaatsvinden.
\r\nHoe wordt die erevoorzitter aangesteld? Daarvoor verwijs ik naar artikel 9 van het samenwerkingsakkoord dat stelt dat de Koning op voordracht van de raad van bestuur een erevoorzitter kan benoemen. Dat is de juridische context waarin we ons bevinden.
\r\nOp 3 mei 2003 werd de toenmalige kroonprins Filip benoemd tot erevoorzitter van de raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Na de troonswisseling moet er een nieuwe erevoorzitter aangesteld worden. In de pers werd gesuggereerd dat prins Amadeo deze taak op zich zou nemen. Uiteindelijk besliste de Federale Regering op 18 juli dat prinses Astrid de leiding zal nemen van de twee resterende handelsmissies in 2013, namelijk naar Zuid-Afrika en Angola en naar India. Deze beslissing versterkte de hypothese dat prinses Astrid de handelsmissies van het agentschap zal leiden tot kroonprinses Elisabeth de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft.
\r\nMinister-president, we hebben al meermaals van gedachten gewisseld over het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Er is een redelijke consensus om te stellen dat het functioneren van dat agentschap niet altijd optimaal is. Hoe evalueert u de werking van het Agentschap voor Buitenlandse Handel? Ziet u geen andere, lichtere samenwerkingsvormen om gemeenschappelijke zendingen van de bevoegde gewesten te organiseren?
\r\nIn 2002, toen de discussie over het agentschap in dit parlement plaatsvond, sprak men over het reisbureau van de prins. Nu de prins koning is geworden, is de vraag of we op zoek moeten naar een nieuwe prins voor het reisbureau of dat het vehikel misschien moet worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden, rekening houdend met de ervaring die we de voorbije tien jaar hebben opgebouwd.
\r\nIs er al een beslissing genomen over wie de handelsmissies in de toekomst zal leiden? Zo ja, wie heeft deze beslissing genomen en wanneer gebeurde dit?
\r\nWerd u of de Vlaamse Regering betrokken bij het besluitvormingsproces om prinses Astrid een aantal missies te laten leiden? Wat is de rechtsgrond voor deze beslissing? Met andere woorden, is prinses Astrid nu erevoorzitter? En als ze geen erevoorzitter is, in welke hoedanigheid leidt ze dan de missie? En onder welke ministeriële verantwoordelijkheid valt ze dan wanneer ze die missie leidt terwijl ze misschien geen erevoorzitter is?
\r\nDe voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Het klopt niet dat de Federale Regering niet heeft overlegd met de gewesten over de rol van prinses Astrid bij gezamenlijke handelsmissies. Integendeel, in een schrijven van premier Di Rupo en minister van Buitenlandse Zaken Reynders van 17 juli 2013 over de twee nog geplande gezamenlijke zendingen van dit najaar naar Angola en Zuid-Afrika en naar India werden mijn steun en goedkeuring gevraagd voor de aanstelling van prinses Astrid tot voorzitter van deze zendingen. Ik heb de brief hier bij me. Het is dan ook eigenaardig dat minister Reynders in de media andere dingen verkondigt, maar we kennen hem.
\r\nIk citeer uit die brief: Indien de aanstelling van prinses Astrid uw steun en goedkeuring geniet, stel ik voor om deze overgang samen met de minister van Buitenlandse Zaken en uw collegas van de andere gewesten zo snel mogelijk te formaliseren onder meer via het agentschap.
\r\nIn dit schrijven werd ook de intentie van koning Filip meegedeeld om erevoorzitter van het Agentschap voor Buitenlandse Handel te blijven. De verklaring in de media van de federale minister van Buitenlandse Zaken dat hij de deelstaten niet zou raadplegen over de aanstelling van prinses Astrid is dus onjuist. Hij tekent eerst een brief waarin hij steun en goedkeuring vraagt en verklaart dan iets anders aan de media.
\r\nIk heb de federale collegas geantwoord dat het mij omwille van de engagementen tegenover de gastlanden en de betrokken Belgische ondernemingen aangewezen leek om beide gezamenlijke zendingen te laten plaatsvinden. Ik heb begrepen dat men al vrij ver stond met de organisatie van de reis naar Angola en Zuid-Afrika en van de reis naar India. Ook Vlaamse bedrijven waren ingeschreven. Het leek me dan ook niet verstandig deze reizen af te blazen.
\r\nWat de suggestie betreft om de taak om onze ondernemingen te begeleiden tijdens beide zendingen toe te vertrouwen aan prinses Astrid, heb ik in mijn reactie verwezen naar het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel. Het agentschap beslist over en organiseert deze gezamenlijke zendingen. In de raad van bestuur van het agentschap zijn ook de gewesten vertegenwoordigd. In mijn brief heb ik aangegeven dat ik ervan uitga dat ook over de eventuele prinselijke begeleiding van andere toekomstige gezamenlijke zendingen overleg zal volgen in de schoot van het agentschap.
\r\nIk heb dus geen probleem met deze twee zendingen omdat die al bijna georganiseerd zijn. Ik ga er wel van uit dat het samenwerkingsakkoord wordt gerespecteerd, zeker voor de toekomstige zendingen.
\r\nHet voorzitterschap van de twee laatste gezamenlijke zendingen van 2013 door prinses Astrid werd voorgelegd aan de raad van bestuur van het agentschap tijdens de vergadering van 30 september 2013. De raad van bestuur heeft daar akte van genomen. Het voorzitterschap van de in maart 2014 geplande gezamenlijke zending naar Saoedi-Arabië en Oman kwam in de raad van bestuur van het agentschap nog niet aan bod. Hierover werd nog geen beslissing genomen. Er werd evenmin al een beslissing genomen over het voorzitterschap van de geplande gezamenlijke zendingen naar Colombia en Peru in oktober 2014 en naar Singapore en Maleisië in november 2014.
\r\nDames en heren, mevrouw Dillen, het Agentschap voor Buitenlandse Handel vervult een louter ondersteunende rol bij de prinselijke missies. Het bepaalt geenszins het Vlaamse buitenlands beleid en is slechts een instrument waarvan de verschillende overheden gebruik kunnen maken om gezamenlijke acties op te zetten. Om meer concreet te zijn: Flanders Investment & Trade (F.I.T.) voert het Vlaamse beleid inzake internationaal ondernemen uit. Het Agentschap voor Buitenlandse Handel is daarbij een van de instrumenten waarvan het gebruikmaakt. De Vlaamse bedrijven die deelnemen aan deze gezamenlijke zendingen, worden hiervoor begeleid door F.I.T. En F.I.T. staat in voor de inschrijving van de Vlaamse bedrijven en zorgt voor hen voor een op maat gesneden afsprakenprogramma.
\r\nIk geef u nog even mijn bescheiden mening over die prinselijke missies. Ik zie de organisatie van prinselijke missies en van gewestelijke economische missies als complementair. Dat zouden ze toch moeten zijn. Prinselijke missies hebben zin, maar het nadeel is dat het aantal deelnemers aan dergelijke missies meestal heel groot is. De economische missies die wij organiseren, zijn beperkter in aantal deelnemers en heel gefocust. Daardoor hebben ze een toegevoegde waarde. Wat mij betreft, kunnen beide verder georganiseerd worden. Ik stel alleen maar vast dat er zich heel veel Vlaamse bedrijven inschrijven voor de prinselijke zendingen.
\r\nDat is ook de reden waarom ik zondag mee zal afreizen naar Angola om er twee dagen te vertoeven. Ik ben nu ook ingeënt tegen de gele koorts, dus wat kan mij nu nog overkomen? Ik ben er echter wel twee dagen niet goed van geweest. Minister Lieten neemt Zuid-Afrika voor haar rekening: een taak die ik haar graag toevertrouw. Ik zal dus ook op deze zending, waarbij prinses Astrid de honneurs waarneemt, persoonlijk aanwezig zijn, zeker wat Angola betreft.
\r\nIk wil nog meegeven dat we samen met onze Waalse collegas, met minister Marcourt in het bijzonder, in december 2013 deelnemen aan de Business of Design Week in Hongkong. We reizen samen af en er wordt een gezamenlijke handelsmissie rond georganiseerd.
\r\nIk concludeer dat er in de media een en ander verkeerd werd geduid, onder meer ook door minister Reynders. Ik heb u de brief voorgelezen en ik heb u ook mijn antwoord gegeven waarin staat dat de twee zendingen al zo ver gevorderd zijn en er voor ons geen probleem is, maar dat de raad van bestuur van het agentschap zich er verder over moet buigen. Ik heb ook duidelijk gemaakt dat nog geen beslissing genomen is over de zendingen in 2014 en dat ter zake het juridische kader moet worden nageleefd. De beslissing moet worden genomen door de organen die dat kunnen en moeten doen. We zullen dit van heel nabij volgen om elke keer maximaal de Vlaamse bedrijven en het Vlaams buitenlands beleid alle kansen te geven.
\r\nDe voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb drie opmerkingen.
\r\nTegenwoordig krijgen we heel veel verkeerde of tegenstrijdige informatie in de media, zelfs van ministers van uw eigen partij die over bepaalde themas andere standpunten innemen, maar bon. De misverstanden tussen de federale minister van Buitenlandse Zaken en uzelf zijn niet nieuw. We hebben al meerdere van dergelijke discussies gehad naar aanleiding van artikels in de pers, we kunnen nog bezwaarlijk van overleg spreken. U zegt dat er overleg is geweest, dat u een brief hebt gekregen. Het zou makkelijk zijn indien we allemaal met elkaar overleggen door brieven te sturen waarin staat: zeg dat u akkoord gaat. Ik vind dat een heel merkwaardige vorm van overleg en ik hoop dat dat niet het overlegfederalisme is waar sommigen de mond vol van hebben en heel trots op zijn.
\r\nEen ding vanuit het paleis begrijp ik niet, namelijk dat een koning zegt dat hij erevoorzitter wil blijven. Voor mij hoeven prinselijke missies niet, maar als ze blijven bestaan, lijkt het me logisch dat ten minste een erevoorzitterschap wordt uitgereikt aan iemand van de koninklijke familie die zich minstens wil verdiepen in de economische situatie van het land en die de bedrijven die meegaan, kent of ze wil leren kennen en vertegenwoordigen. Ik heb de indruk dat op het koninklijk paleis een soort pool zal worden gemaakt voor mensen die wel eens mee kunnen gaan op een prinselijke missie. Als het zo zit, minister-president, met alle respect, schaf ze dan echt helemaal af. Koning Filip deed ten minste nog de moeite om zich voor te bereiden. Ik weet niet in welke mate, want ik was er niet bij, maar uit wat ik lees, blijkt toch wel dat hij betrokken is en wist waarover waarover het ging. Als we vanaf nu om de missie iemand ander krijgen, zal het niet lukken. Voor twee missies is het nu prinses Astrid, maar voor de volgende is het nog niet duidelijk.
\r\nWat is het standpunt van de Vlaamse Regering over de toekomstige missies? Ik hoop dat u ten minste zult vragen aan het paleis dat één persoon zich zal bezighouden met die missies en dat het geen pooling wordt. Ik hoop dat het antwoord zal worden gegeven aan de Federale Regering dat er iemand op die missies wordt gezet die ermee bezig is, iemand die erin geïnteresseerd is en niet nu eens het neefje, dan de zus, dan de broer en dan de nonkel, want dan is de hele familie wel mee op reis, maar de Vlaamse ondernemers zullen er niet beter van worden.
\r\nMinister-president, ik hoop dat u voor de missie van maart 2014 naar Saoedi-Arabië voldoende ministers vindt om mee te gaan, want dan begint de campagne, en dat we niet de fossielen van de ministers van staat moeten optrommelen om mee op missie te gaan.
\r\nDe voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
\r\nMevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister-president, ik heb aandachtig naar uw antwoord geluisterd. Ik heb kunnen vaststellen dat u wel degelijk uw goedkeuring had gegeven. We mogen de bal niet in het kamp van de media leggen, ik denk dat we de bal enkel en alleen in het kamp van minister Reynders moeten leggen. Het is niet uw verantwoordelijkheid om mij hier duidelijkheid over te verschaffen, maar ik begrijp in alle eerlijkheid nog altijd niet wat Reynders bezielt om zon dubbelzinnig antwoord te geven terwijl u met één brief in de hand kunt aantonen dat er wel degelijk communicatie geweest is. Ik vind het vrij belachelijk om zulke spelletjes te spelen op dat niveau, want zulke missies zijn zeker niet onbelangrijk zijn voor de uitstaling van Vlaanderen en van onze economie. In alle eerlijkheid: ik begrijp het niet.
\r\nWat betreft de visie op lange termijn, wil ik de heer Reekmans volledig bijtreden. U zult van mij absoluut niet verwachten dat ik een pleitbezorger ben van de aanwezigheid van prinsen, prinselijke neefjes en nichtjes of broertjes en zusjes bij het begeleiden. Handelsvertegenwoordigers en zakenmensen doen meer dan voldoende inspanningen om onze producten op een goede manier te vertegenwoordigen en te verkopen. Maar het is belangrijk, minister-president, dat er een duidelijke visie op lange termijn komt. Ik vind het ongehoord dat een koning in zijn hoedanigheid blijft postuleren om erevoorzitter te blijven. Ik begrijp niet goed hoe die man daar nog tijd voor heeft. Ik zou er wat meer duidelijkheid over willen krijgen. U kunt die ons vandaag niet geven en het is ook niet uw verantwoordelijkheid, dat besef ik heel goed, maar ik denk toch wel dat het heel belangrijk is dat u samen met uw federale collegas, die in dit dossier mee bevoegd zijn, inspanningen doet om een en ander verder uit te klaren.
\r\nDe voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : Voorzitter, alvorens ik mijn reactie geef, heb ik nog een vraag voor de minister-president.
\r\nMinister-president, u hebt een brief gekregen van premier Di Rupo die dateert van 17 juli. Kunt u me zeggen wanneer u hebt geantwoord?
\r\nMinister-president Kris Peeters : Op 19 juli.
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : Minister-president, er is dan toch een probleem. U krijgt een schrijven van premier Di Rupo op 17 juli waarop u heel professioneel antwoordt op 19 juli, maar de Federale Regering heeft al op 18 juli, een dag voor ze uw antwoord kan hebben gekregen, een beslissing genomen. In het spelletje Cluedo dat we aan het spelen zijn, zit er toch nog wel een probleem. Uw goedkeuring is dus eigenlijk een post factum instemming met wat de Federale Regering al heeft beslist.
\r\nIk vind dat het absoluut niet kan dat de man die vroeger prins Filip was en nu koning is, zegt dat hij erevoorzitter zal blijven en dat hij iemand anders meestuurt of laat meesturen, of dat een regering beslist of dat regeringen beslissen dat iemand anders de missies gaat leiden. Het samenwerkingsakkoord werd bevestigd door een wet, een wet houdende instemming en die wet bepaalt heel duidelijk wie de missies leidt: de erevoorzitter. Het staat er letterlijk in dat de erevoorzitter de missies leidt. Die wet over het Agentschap voor Buitenlandse Handel is tot stand gekomen na een heel bijzondere evenwichtsoefening waarbij rekening moest worden gehouden met heel veel gevoeligheden. Nu even zeggen dat we wat gaan improviseren over dat erevoorzitterschap, vind ik absoluut niet kunnen. De Federale Regering staat niet boven de wet, de Vlaamse Regering staat niet boven de wet, het huis van Saksen- Coburg staat ook niet boven de wet en zeker de raad van bestuur van het agentschap staat zeker niet boven de wet. Als de wet bepaalt dat de missies geleid worden door de erevoorzitter, dan moeten de missies geleid worden door de erevoorzitter. Als die zich in een situatie bevindt waarin hij dat erevoorzitterschap niet meer kan waarnemen, dan moet er een andere erevoorzitter komen. Op dat vlak, minister-president, is er nog wat werk aan de winkel.
\r\nDat er missies zijn, dat is prima. Dat er missies zijn van de verschillende gewesten samen, dat is ook prima. Dat er missies zijn van Vlaanderen met andere entiteiten zoals Nederland of Catalonië, ook dat vind ik prima, maar al die missies gebeuren in een duidelijk kader en binnen een bepaalde juridische context. Men kan er niet rond improviseren. Dit agentschap werd opgericht op een basis waarbij in het Vlaams Parlement andere zaken werden verteld dan in andere parlementen. Daarna wordt in de feiten afgeweken van wat er is afgesproken. Ik vrees dat nu een volgende stap zal worden gezet en er een soort flou artistique zal worden gecreëerd rond het voorzitterschap. Het is een salamistrategie, minister-president, en ik vraag u om er onverwijld tegen op te treden.
\r\nDe werking van dit agentschap komt hier al tien jaar ter sprake. Dit is een momentum om rond het agentschap iets te doen. Als men het niet wil of niet kan afschaffen, dan kan men toch op een aantal terreinen een en ander bijstellen. Als we dit momentum niet aangrijpen, dan ben je voor ettelijke jaren, zo niet voor decennia weg met dezelfde structuur. Dus, minister-president, ik dank u voor uw antwoord, maar er zijn toch nog een aantal zaken die verdere opheldering en verdere aandacht vragen.
\r\nMinister-president Kris Peeters : En die wenst u eerst te krijgen voor u vragen gaat stellen? Dat zei u toch aan het begin van uw repliek?
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : Het belangrijkste was dat uw antwoord ten vroegste op 19 juli bij de Federale Regering kon zijn, terwijl die op 18 juli al een beslissing had genomen.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Dat is nu niet het belangrijkste. Men heeft het overleg en de goedkeuring gevraagd en er is natuurlijk getoetst toen de brief vertrokken is en ik heb nadien mijn antwoordbrief gestuurd.
\r\nWat ik hier heb trachten te duiden, is de pragmatische oplossing waarvoor we hebben gekozen in verband met de twee zendingen die zich in de pijplijn bevinden. Ik heb die praktische oplossing altijd vanuit de invalshoek van de Vlaamse bedrijven benaderd. Ik heb niet beweerd dat die zendingen niet langer konden doorgaan omdat de situatie van de erevoorzitter is gewijzigd. Er is een pragmatische oplossing gezocht. Ik ben die oplossing bijgetreden omwille van het economisch belang en omwille van de deelnemers aan de missie. Voor de Vlaamse ondernemers lijkt dit me het verstandigste.
\r\nNa die twee zendingen moeten we nagaan waar we staan. We moeten nu nog geen beslissingen voor 2014 nemen. Er is hier al gevraagd wie de missies in de toekomst zal leiden. Na de afronding van de twee zendingen die zich momenteel in de pijplijn bevinden, moeten we dat eens rustig bekijken. We hebben daar dan voldoende tijd voor.
\r\nIk heb ondertussen al een aantal prinselijke missies meegemaakt. Ik heb vastgesteld dat heel wat Vlaamse bedrijven hieraan deelnemen. Dat is in mijn ogen een belangrijke vaststelling. Het grootste gedeelte van de prinselijke missies wordt door Vlaamse bedrijven ingevuld. Die bedrijven zijn daar ook positief over.
\r\nOm die reden lijkt alles me complementair. Zolang onze bedrijven dit op die manier ervaren, moeten we dit verder in die zin ondersteunen. Elke wijziging van de omstandigheden kan tot een debat leiden. We moeten nagaan hoe een en ander in de toekomst kan worden georganiseerd. Ik hoop evenwel dat iedereen begrip heeft voor de door mij bijgetreden pragmatische aanpak van die twee zendingen.
\r\nDe voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : In deze concrete situatie kan ik begrip opbrengen voor een pragmatische aanpak. Het mag alleen geen politiek van voldongen feiten worden. Volgens de minister-president moeten we alles opnieuw bekijken. Ik kan dat volledig bijtreden.
\r\nDat de prinselijke missies een zeker succes hebben en dat veel bedrijven hieraan deelnemen, klopt misschien. Mijn vraag is of er geen andere structuren dit mogelijk zouden kunnen maken. Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan de structuur die hier is geschetst toen het Vlaams Parlement in 2002 om toestemming is gevraagd om dit agentschap op te richten.
\r\nToen werd gepraat over een heel lichte structuur die enkel het hoogstnoodzakelijke zou doen. Daar zijn we ondertussen al ver van verwijderd. De huidige situatie komt niet overeen met wat tien jaar geleden is geschetst. Het personeelsbestand omvat volgens mij vijftig of zestig mensen. De vraag is of dat noodzakelijk is om jaarlijks een paar zendingen te organiseren. Kunnen de gewesten, die uiteindelijk bevoegd zijn voor deze materie, niet op een andere wijze samenwerken? Er kan dan voor mijn part nog altijd een prins of een prinses meegaan. Dat is geen enkel probleem.
\r\nDe voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Volgens mij heeft de heer Van Overmeire een punt. Ik ben in eerste instantie een legalist. Momenteel is de koning ons staatshoofd. Hoe moeilijk dat ook moge liggen, we moeten die structuren erkennen. Er zijn meer dan ooit mensen pro en contra de monarchie. Volgens mij moet de baas van het koningshuis, de koning, dan ook des te meer een legalist zijn en de wetten van het land toepassen.
\r\nDit vind ik nog het storendste element van het verhaal. Daarnet heeft de minister-president verteld dat de koning erevoorzitter wil blijven. Volgens mij zijn de statuten duidelijk. Aangezien de buitenlandse handel een gewestelijke materie is, moet de minister-president het paleis duidelijk op die statuten wijzen. De wetten die ons land gelden voor alle burgers, inclusief de koning en zijn familie, moeten worden toegepast.
\r\nDe voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
\r\nMevrouw Fientje Moerman : Mijn bemerking is vooral van juridische aard: kan het staatshoofd voorzitter van deze instelling blijven? Het agentschap heeft een statuut sui generis. Het is geen federaal agentschap. Het valt eigenlijk buiten alle gekende structuren. Schept dit geen juridisch probleem? Is dat al onderzocht?
\r\nDe voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Mevrouw Moerman, ik zetelde toen niet in het Vlaams Parlement en ik was ook geen minister. Als ik me niet vergis, was u toen wel minister. (Opmerkingen van mevrouw Fientje Moerman)
\r\nIk heb in mijn jeugdjaren nog in dat agentschap gezeteld. Het ging toen vooral over drie plateaus die moesten worden weggewerkt. Ik heb de totstandkoming van het agentschap vanuit een andere invalshoek meegemaakt.
\r\nEr zitten een aantal juristen rond de tafel. Er zijn zelfs legalisten aanwezig, wat nog iets anders is. De wet is natuurlijk geen vodje papier, om een gevleugelde historische uitspraak aan te halen. Dat ging toen wel over de Grondwet, die nog met meer zorg moet worden benaderd.
\r\nIk kan enkel artikel 9 van de statuten citeren: De koning kan op voordracht van de raad van bestuur een erevoorzitter benoemen. Tenzij de heer Reekmans in zijn grote juridische kennis toch nog elementen zou vinden, is er bij mijn weten geen onverenigbaarheid van het erevoorzitterschap en het koningschap. Volgens mij staat dat nergens in de statuten.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Minister-president, de meerderheid verwijt de oppositie graag dat ze alles op een hoopje gooit, maar nu doet u net hetzelfde. Ik heb daar niets over gezegd. Dat was mevrouw Moerman. Ik twijfel niet aan de onverenigbaarheid van het koningschap en het erevoorzitterschap. Ik ben trouwens ook geen jurist. (Opmerkingen)
\r\nIk heb u een duidelijke vraag gesteld. Kan het volgens de bestaande statuten momenteel dat het erevoorzitterschap niet wordt ingevuld door de persoon die de missies moet leiden?
\r\nMinister-president Kris Peeters : Mijnheer Reekmans, het is mogelijk dat ik u verkeerd heb begrepen. Volgens mij hebt u daarnet beweerd dat het tegen de wet of tegen de statuten zou zijn dat de koning erevoorzitter is.
\r\nEen niet-jurist kan ook een legalist zijn. Dat is geen probleem. Ik vind het een interessante vraag. Prima facie zie ik niets dat een onverenigbaarheid van het erevoorzitterschap en het koningschap zou inhouden. Ik heb het echter niet onderzocht. (Opmerkingen)
\r\nDe tweede vraag is of een erevoorzitter die ook koning is zich door prinses Astrid kan laten vervangen. Ik heb de brief van de premier geciteerd. De koning heeft aan de premier laten weten dat hij graag erevoorzitter zou blijven. Ik herhaal mijn antwoord. Vanuit een pragmatisch oogpunt is dat voor ons in orde voor die twee reeds georganiseerde zendingen. Het is voor mij geen probleem dat prinses Astrid die missies leidt. Nadien zal een evaluatie volgen.
\r\nDe vraag over de onverenigbaarheid is me niet gesteld. Iedereen is het erover eens dat dit kan. De tweede vraag luidt dan of de erevoorzitter zich kan laten vervangen.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Minister-president, u draait de zaken om. De statuten stellen dat de prinselijke handelsmissies door de erevoorzitter worden geleid. Er staat nergens een paragraaf die in een vervanging voorziet, laat staan dat er ergens zou staan dat die mogelijkheid bestaat. Ik herhaal dan ook mijn vraag. Ik wil dat de Vlaamse Regering, de Federale Regering en de koninklijke familie de statuten en de wetgeving volgen. Dat is alles.
\r\nMevrouw Fientje Moerman : Minister-president, u liet daarnet uitschijnen dat ik als minister bij de goedkeuring van een en ander betrokken zou zijn geweest. Dat is niet het geval. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
\r\nHet agentschap is opgericht bij bijzondere wet van 2001. De onderscheiden gewesten en de federale overheid hebben op 24 mei 2002 een samenwerkingsakkoord gesloten. Het lijkt me al te gemakkelijk iemand met een diploma in de rechten te zoeken en die persoon dan te vragen of iets volgens hem kan. Daar gaat het hier niet over. Indien we dit zeker willen weten, moeten we een gedegen juridisch advies vragen. Dat is blijkbaar nog niet gebeurd. Volgens mij behoeft dit toch wat meer onderzoek. Misschien kunt u hiervoor zorgen.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Mevrouw Moerman, wat wilt u me dan nader laten onderzoeken?
\r\nMevrouw Fientje Moerman : Ik wil laten onderzoeken of er een onverenigbaarheid is van het erevoorzitterschap van het agentschap en de rol als staatshoofd. Dat is de vraag die ik al heb gesteld. Een andere vraag heb ik niet gesteld. Het lijkt me in het belang van iedereen hierover duidelijkheid te scheppen.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Het klopt dat ik dit nog niet grondig heb onderzocht. Als de premier me een brief schrijft waarin staat dat de koning erevoorzitter wil blijven, ga ik ervan uit dat hij en minstens ook de betrokken ministers van de Federale Regering dat hebben onderzocht. In feite staat er in die brief dat de koning erevoorzitter blijft. Ik heb de brief trouwens geciteerd. Ik zal het navragen. Misschien heeft de premier me iets te snel een brief met die inhoud gestuurd.
\r\nDe voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
\r\nDe heer Karim Van Overmeire : Het is allemaal niet zonder belang. Dit zijn belangrijke missies. Indien een lid van de koninklijke familie optreedt, zitten we met de vraag over de ministeriële verantwoordelijkheid. We kunnen hier niet licht overheen gaan. Er zijn in het verleden al incidenten geweest en toen zijn vragen over de ministeriële verantwoordelijkheid gesteld.
\r\nDe geest en de letter van het samenwerkingsakkoord en van de wet die de instemming met dit akkoord bevat, zijn volgens mij heel duidelijk. De missies worden door de erevoorzitter geleid. Indien een nieuwe erevoorzitter moet worden aangeduid, moet de procedure worden gevolgd. Op voordracht van de raad van bestuur benoemt de koning een nieuwe erevoorzitter. Dat is op dit ogenblik niet gebeurd.
\r\nOm de twee komende missies succesvol te laten verlopen, is het misschien noodzakelijk pragmatisch op te treden. Daar moeten we ons niet op focussen. In de periode kort daarna zal de Vlaamse Regering wel eens duidelijkheid moeten vragen. Waar willen we nu eigenlijk heen?
\r\nWat we niet kunnen laten gebeuren, is een flou artistique laten ontstaan. De Federale Regering, op suggestie van het paleis of wie dan ook, mag niet missie per missie beslissen wie meegaat. De dag voordien wordt de minister-president gevraagd of hij al dan niet bezwaar heeft. De dag nadien komt zijn antwoord toe op het ogenblik dat de beslissing al is genomen. Dit lijkt me ver verwijderd van de geest waarin dit agentschap in 2002 tot stand is gekomen.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Ik ben het er volledig mee eens dat dit een ernstig dossier is. We moeten dit met de nodige ernst benaderen. Ik heb al verklaard dat na deze twee zendingen een evaluatie volgt. Mevrouw Moerman heeft daarnet enigszins gesuggereerd dat dit dossier op juridisch vlak wat losjes is aangepakt.
\r\nMevrouw Fientje Moerman : Ik suggereer niets. Ik heb gewoon een vraag gesteld.
\r\nMinister-president Kris Peeters : Ik wil hier toch nog eens onderstrepen wat in de eerste paragraaf van de brief van de premier staat: Op 21 juli aanstaande wordt prins Filip de zevende koning der Belgen. Hij blijft erevoorzitter van het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Er staat dat hij dat blijft. Blijkbaar willen een aantal mensen dat ik dat nog eens nader onderzoek. Ik zal me hieromtrent informeren.
\r\nDe heer Peter Reekmans : Hij wil dat blijven. (Opmerkingen)
\r\nMaar als dat allemaal kan, moet hij ze ook leiden. Het is de erevoorzitter die de prinselijke missies leidt. Dan moet hij dat ook doen. We zullen dan Laurent sturen voor de bomen in Congo, Astrid voor humanitaire acties en ik weet niet wat de specialiteiten van de rest zijn. Laat ons daarin ernstig zijn. U zegt dat er vandaag heel veel Vlaamse bedrijven meegaan. Ik ga daarmee akkoord, het showgehalte dat die missies hebben is groter dan dat van de Vlaamse. Dat werkt in sommige landen, dat weet ik ook, daarom ben ik er niet radicaal tegen. Maar wie gaat wat doen? Als bepaalde figuren uit de koninklijke familie de vertegenwoordiger worden, zal het niveau van onze Vlaamse bedrijven serieus zakken.
\r\nDe voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.
\r\n","verslagnognietbeschikbaar":true,"zittingsjaar":"2012-2013"}