{"contacttype":[{"beschrijving":"Vraagsteller","beschrijving-meervoud":"Vraagsteller","contact":[{"fractie":{"id":1500770,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682467","naam":"CD&V","zetel-aantal":31},"id":1856,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1856?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Merckx-Van Goey","voornaam":"Trees"}]},{"beschrijving":"Ondervraagde minister","beschrijving-meervoud":"Ondervraagde minister","contact":[{"id":1838,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1838?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Landuyt","voornaam":"Renaat"}]},{"beschrijving":"Spreker","beschrijving-meervoud":"Sprekers","contact":[{"fractie":{"id":1502529,"kleur":"83DE62","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1684656","naam":"Groen!","zetel-aantal":12},"id":1791,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1791?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Declercq","voornaam":"Veerle"},{"fractie":{"id":1496258,"kleur":"305091","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1677790","naam":"VLD","zetel-aantal":28},"id":1823,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1823?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Gysbrechts","voornaam":"Peter"},{"fractie":{"id":1502529,"kleur":"83DE62","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1684656","naam":"Groen!","zetel-aantal":12},"id":2772,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2772?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Ory","voornaam":"Flor"}]}],"disclaimer":"","id":347608,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/347608","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/347608/verslag","rel":"verslag","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"nummer":"1074","objectstatus":"behandeld","objecttype":{"naam":"Vraag om uitleg","naamMeervoud":"Vragen om uitleg"},"onderwerp":"over het uitblijven van een samenwerkingsprotocol voor de aanwerving van gesco's in de buitenschoolse kinderopvang","titel":"Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het uitblijven van een samenwerkingsprotocol voor de aanwerving van gesco's in de buitenschoolse kinderopvang","verslag-tekst":"
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey aan de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het uitblijven van een samenwerkingsprotocol voor de aanwerving van gesco's in de buitenschoolse kinderopvang
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx-Van Goey aan de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het uitblijven van een samenwerkingsprotocol voor de aanwerving van gesco's in de buitenschoolse kinderopvang.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, kinderopvang is niet alleen een kwestie van welzijn en valt dus ook niet alleen onder de bevoegdheden van de minister van Welzijn. Ik heb mijn vraag gebaseerd op de cijfers voor Vlaams-Brabant, maar het is duidelijk dat er in heel Vlaanderen een heel groot tekort is aan buitenschoolse kinderopvang. Dit probleem is al meermaals aan bod gekomen in de commissie voor Welzijn. Na de vele besprekingen kondigde de minister van Welzijn in juni eindelijk aan dat er 1.400 plaatsen zullen bijkomen in de buitenschoolse kinderopvang.
De raad van bestuur van Kind en Gezin heeft op 9 juli een principiële toestemming met subsidiegarantie verleend aan een hele reeks initiatieven voor buitenschoolse opvang. Die beslissing zou ingaan op 1 augustus. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de lijst van IBO's die geen principiële toestemming kregen eens zo lang is als de lijst met IBO's die wel een principiële toestemming kregen. De nood is duidelijk groter dan de te verdelen plaatsen.
De uitbreiding is op zich een goede zaak, maar is te beperkt. Heel veel uitbreidingsdossiers werden nog niet ingewilligd, maar tonen de grote noodzaak aan buitenschoolse kinderopvang aan. Als er niet snel een oplossing wordt gevonden voor de tekorten, zullen de problemen nog groter worden.
In Vlaams-Brabant stellen we reeds een acute nood vast aan kinderopvang en buitenschoolse kinderopvang. Het is een aankondiging van wat ons op termijn te wachten staat in heel Vlaanderen.
De toekenning van plaatsen via Kind en Gezin volstaat niet, maar moet ook worden gevolgd door een toewijzing van gesco-middelen. Daarvoor is een rechtsgrond nodig. Als er geen protocol is, is er geen toekenningsbasis en geen basis voor de financiering die aan de toekenning wordt verbonden.
Op 9 augustus was er nog niets gebeurd. Ik heb u toen een schriftelijke vraag gesteld. In uw antwoord kon ik lezen dat u op 10 september een beslissing hebt genomen over de door de raad van bestuur van Kind en Gezin principieel erkende IBO's. De beslissing en voorbereiding moesten klaar zijn tegen 9 juli. We hebben er het raden naar waarom toen niets is gebeurd. Nochtans zijn er heel wat besprekingen geweest waarbij tal van voorstellen werden gedaan. Schot in de zaak is er pas twee maanden later gekomen, namelijk op 10 september. De nood is nochtans zeer hoog. Na lang dralen werd een beslissing genomen over 1.400 plaatsen, maar blijkbaar is het niet mogelijk dat twee ministers tijdig met elkaar overleggen zodat op hetzelfde moment ook de financiering van de gesco's kan doorgaan. Ik heb daar nogal wat problemen mee. U brengt de initiatiefnemers immers in de problemen.
U hebt het protocol met Kind en Gezin uiteindelijk getekend op 10 september en zo het startsein gegeven. U hebt daarmee een beslissing genomen over het complementaire deel van de 1.400 plaatsen waarover Kind en Gezin een oordeel heeft geveld. U hebt echter meer middelen ter beschikking om weerwerkers aan de slag te helpen. Uw budget dat bestemd is voor buitenschoolse kinderopvang, is niet op.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag staat dat tot op heden de minister van Werkgelegenheid geen beslissing heeft genomen inzake niet-erkende initiatieven. Is dat ondertussen gebeurd? Zo ja, hoe werden ze verdeeld? Welke IBO's krijgen middelen of gesco's toegewezen? Welke verdeelsleutel werd hiervoor gehanteerd? Over hoeveel middelen of tewerkstellingsplaatsen gaat het? Hoe zijn ze verdeeld per provincie?
Zo neen, welke middelen denkt u nog te kunnen inzetten? Het is al oktober en ook voor de kleintjes is het schooljaar begonnen op 1 september. Hoeveel middelen zult u op jaarbasis inzetten en hoeveel daarvan nog tijdens dit jaar? Welke parameters of criteria hanteert u voor de verdeling van de extra middelen voor tewerkstelling in kinderopvang? Welke IBO's komen in aanmerking? Hebt u overleg gepleegd met Kind en Gezin of zult u net als uw collega bevoegd voor Welzijn, een opiniestuk in de media brengen? Het is immers via de pers dat we nu een en ander vernemen over de problematiek van de dienstencheques - maar daarover wil ik het nu niet hebben.
Ik zou graag zien dat eerst het probleem van de BKO opgelost raakt. Vandaag staat er in de krant een opiniestuk van minister Byttebier. Zien ministers elkaar dan niet meer? Moeten ze via de media met elkaar corresponderen om voorstellen te doen?
Minister Byttebier heeft het in haar artikel over de dienstencheque. Het zou ook kunnen gaan over de weerwerk gesco's. Mijnheer de minister, u zou hier kunnen zeggen dat u bereid bent om voor de BKO's en weerwerk gesco's de opdracht te aanvaarden en dat u in het parlement een voorstel zult formuleren. Minister Byttebier stelt voor samen werkgelegenheid te creëren door kleinschalige initiatieven voor kinderopvang mogelijk maken. Daardoor kan, volgens haar, passend personeel worden toegekend aan steden en gemeenten.
Mijnheer de minister, mijn vraag gaat niet zo maar over het feit of u overleg hebt gepleegd of hoe dat zal gebeuren. Zult u uw voorstellen ook via een opiniestuk lanceren? Wij als parlementsleden hebben recht op een antwoord.
Krijgen de aanvragers van Kind en Gezin die nog geen principiële toestemming hebben gekregen voorrang? Kunnen ze met de steun van gesco's met het initiatief starten? Is er op zijn minst een aanzet? Hoe en wanneer zal een en ander worden geformaliseerd?
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de minister, ik pleit er voor dat u uitgebreid overleg pleegt met minister Byttebier.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Mijnheer de minister, waarom kan het dossier van Kind en Gezin en dat van de weerwerk-gesco's niet van elkaar worden losgekoppeld? Vele initiatieven inzake buitenschoolse opvang zouden daarmee gebaat zijn.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik kan de werkwijze van de minister van Welzijn niet verantwoorden. Het komt mij niet toe te zeggen waarom mijn collega een opiniestuk schrijft. Ik heb een brief van haar ontvangen. Ik heb haar mijn gsm-nummer gegeven. Het valt buiten mijn bevoegdheid om haar gedrag te verantwoorden.
Mevrouw Declercq, uw pleidooi is ook het mijne. U moet daarop niet bij mij aandringen maar wel bij de minister van Welzijn.
De heer Flor Ory : Was de lift stuk?
Minister Renaat Landuyt : Dat is een zeer goede opmerking. De minister van Welzijn en ik werken in hetzelfde gebouw. We zouden bij wijze van spreken kunnen zeggen dat we elkaar omarmen. Mijn kabinet zit op de tweede, vijfde en zesde verdieping. Daartussen zit het kabinet van Welzijn. Op de tweede verdieping is er zelfs een quasi gemeenschappelijke ruimte.
De heer Flor Ory : Ze zit dus goed ingesloten.
Minister Renaat Landuyt : Er zijn drie liften in het gebouw. De materiële omstandigheden laten toe om het nodige overleg te plegen. We hebben geen argument om dat te weerleggen. We kunnen zelfs de files niet inroepen.
Wat de buitenschoolse kinderopvang betreft, bestaat er inderdaad een systeem dat we moeten durven evalueren. Het werd 10 jaar gelden bij wijze van proef ingevoerd. Drie instanties hebben zich voor de zaak geëngageerd. Een daarvan is de gemeente, een VZW of een samenwerkingsverband per gemeente, die moet zorgen voor een ruimte los van de school. Het gaat hier immers om buitenschoolse, en dus niet naschoolse, opvang. Er is een hele discussie gevoerd over het feit dat de kinderen weg van de school moeten zijn en in andere omstandigheden moeten worden opgevangen. Gemeenten trachten een lokaal te vinden dat zich soms naast de school bevindt. Soms is er een samenwerkingsverband tussen twee vrije scholen of tussen andere scholen. Die samenwerking kan beter. De gemeente moet in elk geval een investeringskost doen voor een mooi gebouw met een neutrale ruimte.
Daarnaast is er de federale en de Vlaamse overheid, die voor de gesubsidieerde contracten zorgen.
Als we alles samenvoegen, is dat een heel kostelijk maar ook succesrijk systeem. Het werkt goed. De inzet van vele mensen is uitstekend. Op termijn is het wel erg duur. Dat is zelfs nu al het geval. We moeten het systeem dan ook in vraag durven stellen.
Een van de belangrijke discussies tussen mij en de vorige minister van Welzijn ging over het feit dat Kind en Gezin naar mijn bescheiden mening hoge eisen stelde inzake permanente opleiding van de mensen die geschikt geacht werden om voor de kinderopvang in te staan. Kind en Gezin verlangt een diploma terwijl de betrokkenen een attest voor kinderopvang hebben van de VDAB. Daardoor wordt druk gelegd op mensen die uiteindelijk een gesubsidieerd contract hebben om 4 uur te werken. Van hen wordt verlangd dat ze een schooldiploma halen.
Dit staat niet in verhouding met de waardering ten aanzien van die mensen. We hebben dan ook via het sociaal akkoord besloten tot een harmonisatie en ons geëngageerd een juiste wedde te betalen.
Het systeem is succesrijk en groeit enorm. De structuren zijn echter niet perfect. Oorspronkelijk was het een experiment. We zouden moeten zorgen voor een steviger kader. Dit houdt in dat er ooit een politieke beslissing moet worden genomen.
Het systeem kent de afgelopen jaren een enorme uitbreiding omdat ik zelf de voorwaarde om mensen aan te nemen heb versoepeld. Er was immers een grote vraag. Ik heb er dus budgettair zwaar in geïnvesteerd. Op een bepaald moment heeft de administratie gezegd dat de risico's vrij groot waren en dat ik beter eens aan de alarmbel zou trekken. Het afgelopen jaar heb ik dat ook gedaan. Ondertussen ging ik wel na wat ik kon goedkeuren.
Via de ondersteuning van de tewerkstelling kan er nu blijkbaar zelfs een stap verder worden gezet dan wat Kind en Gezin door de werkingssubsidie kan waarmaken. Ik heb daar niet echt een zicht op. Het stoort me wel een beetje dat Kind en Gezin nogal inhoudelijk stuurt maar op budgettair vlak niet bijbeent. Kind en Gezin stelt hoge eisen zonder die budgettair in te vullen.
Wat werkgelegenheid en het subsidiëren van de werkgelegenheid betreft, zijn we altijd een stapje voor. Ook nu wordt blijkbaar van ons verwacht dat we opnieuw een stapje voor komen, maar dat is structureel zeer ongezond.
Er is geen protocol. Er bestaat wel een heel oud protocol tussen twee ministers van dezelfde partij. Ik ben altijd vragende partij geweest voor nieuwe politieke afspraken. Dat is tot op vandaag niet gelukt.
Intussen keur ik goed wat Kind en Gezin al heeft goedgekeurd. Er zijn echter een aantal misverstanden ontstaan doordat organisaties van Kind en Gezin het bericht hadden gekregen dat alles in orde was terwijl ik mijn goedkeuring nog niet had gegeven. Op die manier kom ik in een slecht daglicht te staan terwijl ik te goeder trouw middelen probeer te mobiliseren.
Alles wat ik heb beslist op 10 september, is geldig vanaf 1 september. Zo komt het schooljaar zeker niet in het gedrang.
Ik kan eventueel nog bijkomende projecten goedkeuren. Die projecten zullen echter automatisch verlies maken omdat de werkingskosten niet gegarandeerd zijn. Aangezien ik niet weet of die organisaties dit zelf aankunnen, kan ik niet zorgen voor ondersteuning. Ik ben reglementair gebonden door het feit dat een initiatief erkend moet zijn door Kind en Gezin. De loskoppeling waarvoor wordt gepleit, kan dus niet zomaar. Immers, Kind en Gezin waakt - en terecht - over kwaliteit, maar beslist ook welke initiatieven kunnen worden goedgekeurd.
Tot op vandaag volg ik de vraag telkens met bijkomende tewerkstellingsondersteuning. Het systeem is echter nogal duur Vandaar dat ik het dienstenchequemechanisme wil aanwenden om blijvende kleine vragen te beantwoorden. Als je dan naar een oplossing zoekt, is het niet echt aangenaam als je door collega's publiekelijk wordt teruggefloten. Dat is niet mijn stijl.
In het kader van een tewerkstellingsbudget waarover we afspraken hebben gemaakt in de begroting voor 2004, gaan we na wat we nog kunnen doen voor bijkomende werkcreatie in het kader van kinderopvang die tegemoetkomt aan bestaande vragen. Dat zal wellicht ook gebeuren met dienstencheques.
In het debat over dienstencheques en kinderopvang is het nooit de bedoeling geweest om de bestaande initiatieven te beconcurreren maar wel om ze te ondersteunen en aan te vullen. Wij steunen de vraag waardoor de keuze vrijer wordt, in de hoop dat we voor meer dienstverlening en meer kinderopvang kunnen zorgen. Ik doe dat volgens de mogelijkheden en los van elke taboe.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was zeker niet mijn streven commentaar uit te lokken over de wijze waarop uw collega over dit thema heeft gecommuniceerd. Ik wilde alleen weten hoe u het zou doen. U bent op verschillende van mijn vragen ingegaan en ik juich toe dat u het niet via een opiniestuk zult doen.
U zei vragende partij te zijn voor een overleg met de minister van Welzijn. Door uw verhaal, en al wat daar achter zit, begrijp ik - wat niet betekent dat ik er begrip voor opbreng - dat de beslissing van Kind en Gezin van 9 juli om een complementaire toezegging te krijgen voor de inzet van weerwerkers, op de kap van de initiatiefnemers dreigde te komen. U antwoordde dat een goedkeuring op 10 september betekent dat het op 1 september inging. Dat maakt een en ander goed.
Ik vernam dat sommige initiatieven, hoewel ze al op 1 augustus konden beginnen, uit voorzichtigheid pas op 1 september bij het begin van het schooljaar waren begonnen. Ze hadden de mededeling gekregen dat de minister maar op 10 september had getekend en dat de mensen die ze hadden aangeworven geen uitkeringsgerechtigde werklozen waren. Ze zouden ze dan ook moeten ontslaan. Ik neem er akte van dat het tot 1 september teruggaat, zodat er niet te veel ongelukken zullen gebeuren, en er niet al te veel situaties zullen moeten worden rechtgezet.
Mijnheer de minister, ik hoop dat, als uw onderliggende frustratie blijft en u een en ander in vraag stelt, dit niet op de kap van de ouders en de kinderen zal gebeuren. Ik kan het ook niet helpen dat de nood aan buitenschoolse kinderopvang zo groot is.
Het decreet op de BKO is in het parlement goedgekeurd. Zowel op het vlak van de criteria als van de kwaliteit worden Kind en Gezin en de minister van Welzijn daarin aangeduid als voortrekkers. Dat is een optie geweest, zoals het een optie was omwille van de grote nood een zekere flexibiliteit aan de dag te leggen op het punt van de locaties. Ik verwacht dat dit niet vanuit de invalshoek van Tewerkstelling als criterium op tafel wordt gelegd. De sociale partners hebben daar in het verleden meestal een punt van gemaakt, maar als het voor de kwaliteit van de opvang noodzakelijk is, dan moet het maar. Het moet dan wel door de minister van Welzijn worden beoordeeld.
Ik hoop dat er snel nieuwe afspraken kunnen worden gemaakt. Betekent dit dat u de extra middelen die u nog ter beschikking heeft in 2003, via dienstencheques toewijst aan de BKO? Of zult u toch niet kunnen ingaan op initiatiefnemende IBO's die een aanvraag hebben gedaan maar geen middelen kregen omwille van het tekort aan financiering op het budget voor Welzijn? Dit betekent niet dat ze via die weg geen middelen kunnen krijgen. Ze zullen wellicht enkel een erkenning zonder subsidiegarantie kunnen krijgen. Subsidiegaranties maken het opstarten van dergelijke initiatieven gemakkelijker. Nu wordt de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers vergroot. We zouden een manier moeten vinden om die inzet te honoreren.
Ik ben het eens met de minister over het feit dat het evenwicht van de middelen die, via de budgetten voor Welzijn en voor Tewerkstelling, aan de BKO worden besteed eens moet worden herzien.
Ik heb geen probleem met de mogelijkheid om door middel van dienstencheques op de nood aan meer flexibele kinderopvang in te spelen. Ik heb hiertegen geen principiële bezwaren. We moeten er enkel op toezien dat er voldoende kwaliteitsgaranties zijn. De kwaliteit van de opvang wordt niet per se door het diploma van de betrokkenen bepaald. De voorbereiding, de constante begeleiding en de terugkoppeling zijn van groter belang.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, ik ben van mening dat de door de minister aangehaalde tewerkstellingsmogelijkheden met kwaliteitsgaranties moeten gepaard gaan.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Ik zal even de situatie schetsen. In de loop van de zomermaanden heeft Kind en Gezin de initiatieven die door haar zijn erkend en waarvan de werkingskosten door haar worden gesubsidieerd een bericht gestuurd.
Dit bericht heeft blijkbaar heel wat onduidelijkheid veroorzaakt. Een aantal initiatieven zijn er op basis van dit bericht namelijk van uitgegaan dat de tewerkstelling automatisch ook was geregeld. Om die instellingen niet in de problemen te brengen, heb ik dit retroactief gedeeltelijk trachten recht te trekken.
De handelwijze van Kind en Gezin is de oorzaak van heel het probleem. Indien Kind en Gezin op een definitieve regeling had gewacht, was er niets misgelopen.
Dit is trouwens niet het enige probleem. Ik weet niet of Kind en Gezin met haar beslissing van 9 juli 2003 haar eigen middelen al dan niet heeft uitgeput. Normaal gezien, wordt de tewerkstelling gesubsidieerd indien de werkingskosten worden gesubsidieerd.
Nu zitten we evenwel met een aantal initiatieven die wel zullen worden erkend, maar niet zullen worden gesubsidieerd. Ik kan de tewerkstelling enkel op basis van een objectief criterium subsidiëren. Zodra ik over een dergelijk criterium beschik, kan ik de instellingen in kwestie laten weten dat hun tewerkstellingskosten zullen worden gesubsidieerd, maar dat de subsidiëring van hun werkingskosten niet kan worden gegarandeerd. Bovendien is het nog niet helemaal duidelijk over welke middelen ik zelf kan beschikken.
Het opstellen van objectieve subsidiecriteria is niet eenvoudig. Aangezien de vraag zeer groot is,moet ik, op basis van de stand van mijn eigen rekening, een moeilijke oefening oplossen. Ik probeer een oplossing te vinden, maar moet hiervoor een objectieve werkwijze vinden. Het is alleszins niet de bedoeling alle beschikbare middelen aan dienstencheques te besteden.
De tot 16.000 bedrijven gerichte actie van vorige week heeft de problemen enkel vergroot. Al deze bedrijven hebben de boodschap gekregen dat er buitenschoolse opvang is en dat ze op dit aanbod kunnen inspelen. Dit is natuurlijk de ideale manier om wachtlijsten te creëren. Al deze bedrijven hebben te horen gekregen dat ze hun personeel met dergelijke opvang een plezier kunnen doen.
Door middel van nieuwe initiatieven en dienstencheques willen we het privé-initiatief een kans bieden. De kwaliteit van het aanbod moet uiteraard worden bewaakt.
Er zijn ook positieve ontwikkelingen. Zo heb ik vernomen dat de Vlaamse regering binnenkort een versoepeling zal bespreken waar ik al lang om vraag. Momenteel moeten de werknemers in de buitenschoolse opvang minstens over een diploma van het technisch secundair onderwijs beschikken. Indien ze hierover niet beschikken, moeten de werknemers de nodige vorming volgen.
In de praktijk betekent dit dat de werknemers, naast hun werkzaamheden in de BKO, een geschikte opleiding moeten zoeken. Ik vraag al lang om iets aan de basiskwaliteit te veranderen. Het gaat hier tenslotte om mensen die ooit al eens zijn aanvaard. Hoewel ik vind dat de tekst nog steeds voor discussie vatbaar is, weet ik nu dat die versoepeling er eindelijk zal komen.
Dit is belangrijk omdat bepaalde privé-bedrijven in specifieke situaties al kinderopvang aan huis aanbieden. Soms gebeurt dit in samenspraak met een mutualiteit en aan de prijs van de afnemer. Het gaat hier alleszins niet om een gloednieuw gegeven.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Het Sociaal Comité van het Vlaams Parlement heeft een overeenkomst gesloten met een bedrijf dat de opvang aan huis van zieke kinderen van personeelsleden van het Vlaams Parlement verzorgt.
Minister Renaat Landuyt : Aangezien de vraag bestaat, moeten we dit toelaten. Indien we dit toelaten, hebben we bovendien de gelegenheid om de kwaliteitscontroles uit te voeren. Als de kwaliteitseisen zo hoog worden gesteld dat ze onhoudbaar worden voor de betrokkene, dan creëren we een probleem en kan er niet soepel worden ingespeeld op de vragen van de mensen. Dat debat moet op politiek vlak worden gevoerd zonder taboes en grote opinies. Het moet uitgaan van de vaststelling dat we allen voor kwaliteit zijn. We mogen geen risico's nemen, want werken met kinderen is iets heel anders dan poetsen. De vereisten zullen bijgevolg ook anders zijn.
Op voorwaarde dat de kwaliteitswaarborg er is, mogen we echter niemand tegenhouden die een antwoord wil bieden op de bestaande vraag. Dat is mijn uitgangspunt. Ik voer de nodige discussies om te kunnen uitmaken hoe een systeem voor kwaliteitsbewaking kan worden ontwikkeld. Ik moet natuurlijk op mijn bevoegdheidsterrein blijven en moet goede afspraken maken in de regering. Ik hoop dat dat lukt in het licht van de ondernemersconferentie.
Ik leg even de werkwijze uit voor het samenstellen van het budget. Vanavond is de werkgelegenheidsconferentie gepland. We zullen er het bestaande Vlaamse systeem van dienstencheques bespreken. Het systeem blijkt in Vlaanderen goed te functioneren. We zullen onderzoeken of het kan worden veralgemeend voor heel België. Als dat lukt kunnen we in Vlaanderen een stap verder zetten aan de hand van een nieuw budget. Op die manier kunnen we beginnen werken aan de kinderopvang. We zullen dus proberen om de financiële last van het bestaande systeem door te geven aan de federale overheid om zo via het Vlaamse budget nieuwe stappen te zetten.
Hoe we die nieuwe stappen zullen zetten, moet worden besproken met de interimsector, met de ondernemingen en ook in de regering. Daarbij moet rekening worden gehouden met de ervaring en de knowhow van Kind en Gezin op het vlak van kwaliteitsbewaking.
In de pers werd van deze stelling melding gemaakt. Ik heb de stelling immers gevoed in het licht van de werkgelegenheidsconferentie. We moeten zaken durven uitproberen.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de minister, u zult gesprekken voeren met de sector, met de ondernemers en de regeringsleden. U vernoemt ook de ervaring van Kind en Gezin. Zou het geen goede zaak zijn om ook die sector bij de gesprekken te betrekken? Vanuit Welzijn wordt immers een heel ruim aanbod verzekerd. Nieuwe systemen ter verbetering en aanvulling, moeten ook worden besproken door de belangrijkste spelers. Mag ik daarop rekenen?
Minister Renaat Landuyt : Mevrouw Merckx, de besprekingen zullen zo grondig mogelijk gebeuren. Ik wil niets opdringen aan een bepaalde sector. Iedereen heeft het recht op inspraak, maar ik wil niet bepalen hoe die moet gebeuren. We moeten serieus werk leveren en mogen geen domme dingen doen. Ik vraag enkel openheid van geest. In andere delen van Europa staan ook andere spelers in voor die dienstverlening. We mogen de mogelijkheid dus niet uitsluiten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
","verslagnognietbeschikbaar":true,"zittingsjaar":"2002-2003"}