{"contacttype":[{"beschrijving":"Vraagsteller","beschrijving-meervoud":"Vraagsteller","contact":[{"fractie":{"id":1502529,"kleur":"83DE62","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1684656","naam":"Groen!","zetel-aantal":12},"id":1828,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1828?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Holemans","voornaam":"Dirk"}]},{"beschrijving":"Ondervraagde minister","beschrijving-meervoud":"Ondervraagde minister","contact":[{"id":1905,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1905?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Mechelen","voornaam":"Dirk"}]},{"beschrijving":"Spreker","beschrijving-meervoud":"Sprekers","contact":[{"fractie":{"id":1496258,"kleur":"305091","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1677790","naam":"VLD","zetel-aantal":28},"id":1841,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1841?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Laverge","voornaam":"Jacques"}]}],"disclaimer":"","id":323853,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/323853","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vi/323853/verslag","rel":"verslag","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"nummer":"993","objectstatus":"behandeld","objecttype":{"naam":"Vraag om uitleg","naamMeervoud":"Vragen om uitleg"},"onderwerp":"over de mogelijke betrokkenheid van het IWT bij militaire onderzoeksprogramma's","titel":"Vraag om uitleg van de heer Dirk Holemans tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiƫn en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de mogelijke betrokkenheid van het IWT bij militaire onderzoeksprogramma's","verslag-tekst":"
Vraag om uitleg van de heer Dirk Holemans tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de mogelijke betrokkenheid van het IWT bij militaire onderzoeksprogramma´
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Holemans tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de mogelijke betrokkenheid van het IWT bij militaire onderzoeksprogramma´.
De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het onderzoeksprogramma Europan Co-Operation for the Long Term in Defence, kortweg Euclid, is een technologisch onderzoeksprogramma dat wordt uitgevoerd door bedrijven of onderzoeksinstellingen uit de lidstaten van de Western European Armaments Group.
Het programma heeft tot doel nieuwe technologie te ontwikkelen voor defensie en zo de competitiviteit van de Vlaamse en Europese defensie-industrie te bevorderen. Naar verluidt zou tussen het minister van Landsverdediging en het IWT een samenwerkingsakkoord zijn afgesloten waardoor Vlaamse bedrijven en onderzoeksinstellingen kunnen deelnemen aan Euclid. Euclid beschikt echter niet over eigen financiële middelen. Die dienen te worden gemobiliseerd op nationaal of regionaal vlak, volgens de modaliteiten van de deelnemende landen.
Mijnheer de minister, in welke mate is het IWT hierbij betrokken? Is het IMEC hier op enige wijze bij betrokken? In een IWT-publicatie, namelijk "VTO-studies 20", zag ik immers een schema waaruit blijkt dat het IMEC via IWT-projecten zou werken met bedrijven die betrokken zijn bij Euclid. Bestaat zo'n samenwerkingsakkoord tussen het IWT en het ministerie van Landsverdediging? Zo neen, wanneer liep dit akkoord ten einde? Kunnen Vlaamse bedrijven op een andere wijze deelnemen aan Euclid? Hoe rijmt men dit met de IWT richtlijn met betrekking tot deelname aan onderzoeksprojecten met een mogelijke militaire affiniteit? Welke projecten werden eventueel goedgekeurd via dit samenwerkingsakkoord? Over hoeveel geld gaat het?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het IWT ondertekende op 15 mei 1997 inderdaad een overeenkomst met het ministerie van Landsverdediging inzake onderlinge informatie-uitwisseling met betrekking tot onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die potentieel in aanmerking kunnen komen voor de onderzoeksprogramma´ Euclid of Thales, wat staat voor Technology Arrangement for Laboratories for Defence Science.
De ondertekening gebeurde in akkoord met de toenmalige voogdijoverheid en na goedkeuring door de raad van bestuur van het IWT.
Vlaanderen bleef bij het standpunt om als dusdanig niet deel te nemen aan de beide onderzoeksprogramma´, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Waals Gewest. Het federale ministerie van Landsverdediging zelf kon geen Vlaamse bedrijven of onderzoeksinstellingen betrekken in deze programma´. De projecten van de Euclid- en Thales-onderzoeksprogramma´ vallen immers niet onder de geprogrammeerde Belgische defensiebestellingen waarvoor de federale overheid bevoegd is. Het toekennen van overheidssteun voor onderzoek en ontwikkeling, ook voor projecten met een militaire affiniteit, komt immers toe aan de gewesten. Bovendien liet de toen vigerende richtlijn van 27 mei 1994, over het verlenen van steun aan onderzoeksprojecten met mogelijke militaire affiniteit, toe dat projecten met een dual-usekarakter en zonder duidelijke offensieve finaliteit door het IWT konden worden ondersteund.
Om mogelijke patstellingen te overbruggen, werd de vermelde overeenkomst tussen administraties ondertekend. De overeenkomst kwam erop neer dat wederzijds informatie zou worden uitgewisseld. Het IWT dient Landsverdediging op de hoogte te brengen van de ondersteuning van het project en van het totaal onderzoeksbudget, waarna Landsverdediging het opvolgt in het Euclid/Thales-programma. De manier waarop de financiering van de bijdrage tussen het IWT en het door het IWT gesteunde bedrijf wordt geregeld, behoort tot de bevoegdheid van het IWT. Doorgaans wordt deze overheidsfinanciering bepaald volgens de regels die gelden voor een industrieel onderzoeksproject in het Vlaams Gewest.
Op basis van deze overeenkomst kregen de Vlaamse bedrijven en de onderzoeksinstellingen de mogelijkheid om via de autonome functie van het IWT deel te nemen aan deze internationale onderzoeksprogramma´. De deelname was uiteraard onderworpen aan de richtlijnen met betrekking tot steun aan onderzoeksprojecten met een mogelijke militaire affiniteit. Via een gepast IWT-document werd de procedure met betrekking tot steun aan onderzoeksprojecten met een mogelijke militaire affiniteit toegelicht. Het Vlaams Gewest noch het IWT participeerden echter formeel aan deze programma´.
De betreffende overeenkomst geldt in principe nog altijd. Er heeft zich echter nooit een Vlaams project aangediend waarop deze overeenkomst van toepassing is. Dit heeft te maken met de discussie op het Vlaams niveau over het verlenen van steun aan projecten met een mogelijke militaire affiniteit.
Naar aanleiding van het voorstel van decreet van mevrouw Verwimp en de heren Sleeckx en Bogaert werd de richtlijn van 27 mei 1994 strenger gemaakt. Door de nieuwe richtlijn van 14 april 1999 wordt ondersteuning van onderzoeksprojecten uitgesloten indien de ontwikkelde technologie ressorteert onder de wet aangaande wapens en wapensystemen, munitie en speciaal voor militair dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, zoals bepaald onder de wet van 5 augustus 1991. Deze zogenaamde wapenwet van 1991 werd echter opgesteld in het kader van de douanewetgeving. Daarom werd de omschrijving van de producten en systemen waarop deze wet van toepassing is zeer ruim opgevat.
De nieuwe richtlijn had echter tot gevolg dat de mogelijkheid om onderzoeksprojecten met een mogelijke militaire affiniteit te ondersteunen nu bepaald wordt door de douanewetgeving van 1991. Hierdoor is het nu praktisch uitgesloten dat Vlaamse bedrijven nog kunnen deelnemen aan internationale onderzoeksprogramma´ zoals Euclid en Thales. Het betreft hier immers a-priorische technologie voor specifiek militair gebruik, hoewel er ook afgeleide civiele toepassingen bestaan.
In de wet van 5 augustus 1991 wordt een zeer ruime omschrijving gehanteerd. Bovendien is het niet steeds op eenvoudige wijze uit te maken welke toepassing rechtstreeks dan wel onrechtstreeks wordt beoogd. Daarom heeft deze richtlijn verstrekkende gevolgen voor de onderzoekssteun van heel wat Vlaamse bedrijven. Samengevat betekent dit dat alles wat specifiek bestemd is voor militair gebruik, niet meer in aanmerking kan komen voor onderzoeks- en ontwikkelingssteun. Militair gebruik wordt hier ruim gedefinieerd als onder andere elektronisch materiaal, fotografisch materiaal, simulators en telecommunicatiemateriaal. Met andere woorden, het betreft alles waarvoor een vergunning nodig is ingevolge de in-, uit- en doorvoerwetgeving van 1991.
De indieners van het voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek hadden geenszins de bedoeling om het civiel technologisch onderzoek in Vlaanderen te beknotten. Daarom verdient het aanbeveling dat deze problematiek in de commissie voor Economie bij gelegenheid wordt bekeken.
Uit het voorgaande blijkt dus dat er via dit samenwerkingsakkoord geen overeenkomsten werden goedgekeurd. Projecten die passen in de onderzoeksprogramma´ Euclid en Thales kunnen principieel niet worden gesteund ingevolge hun specifiek militair karakter. Vlaanderen heeft bijgevolg ook geen steun verleend in het kader van de onderzoeksprogramma´ Euclid en Thales. Evenmin is het IMEC betrokken bij technologieprogramma´ met militaire doeleinden.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de minister, ik wil u danken voor uw uitvoerig antwoord. Ik vraag me alleen af of het nog wel zinvol is om het samenwerkingsakkoord met het federaal ministerie van Defensie te behouden. U zegt zelf dat de Vlaamse richtlijn inzake IWT in de praktijk een uitvoering van dit samenwerkingsakkoord verhindert.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Eén belangrijk aspect betreft de gegevensuitwisseling, die op dit ogenblik plaatsvindt en consequent door de twee partijen gebeurt. Op basis van wat dit parlement heeft beslist, ondersteunt Vlaanderen echter geen militaire programma's.
Ik verwijs ook naar het antwoord dat ik in 1999 heb gegeven aan de heer Gatz met betrekking tot het dual-useprincipe. Dat is natuurlijk een totaal ander debat. Ik denk dat we het toen in de commissie vrij eens waren over de ontwikkelingen die dual use in zich houden. Een display die werd ontwikkeld voor de A380 zou misschien ook gebruikt kunnen worden voor de A400M. Men was het er toen over eens dat dit zou moeten kunnen. De A400M is een vliegtuig dat op dit ogenblik quasi uitsluitend ingezet wordt door de Belgische strijdkrachten voor humanitaire doelstellingen, zoals de C130 vandaag. Dat was de toenmalige geest van de commissie. Ik denk dat we deze rigoureus moeten aanhouden.
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Ik wilde nog een vraag stellen en een bedenking uiten die aansluit bij de interpellatie omtrent de Airbusproblematiek. Als we stellen dat alle onderzoeksprogramma's en ontwikkelingen inzake militaire doeleinden niet meer mogelijk zijn, betekent dit toch wel een zware handicap voor ons bedrijfsleven. Militair onderzoek geeft immers vaak aanleiding tot verbeteringen in de civiele luchtvaart en het burgerlijk gebruik. Ik denk dat we dit eens grondig in de commissie moeten bekijken. Ik heb begrepen dat de minister een oproep doet om onze Vlaamse industrie niet te hypothekeren door haar af te sluiten van elke mogelijkheid tot onderzoek met betrekking tot deze materies.
We nemen in feite een duale positie in gedurende dezelfde commissievergadering. Enerzijds roepen we op tot meer Vlaamse participatie inzake de militaire Airbusprogramma's, maar anderzijds remmen we de Vlaamse bedrijven, die in aanmerking kunnen komen voor die participatie, af door het feit dat er geen mogelijkheden zijn om onderzoek te doen.
De voorzitter : De parlementaire rechten zijn onuitputtelijk.
Minister Dirk Van Mechelen : Het principe van wat onder impuls van de heer Sleeckx in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, is dat het niet kan dat Vlaanderen middelen inzet voor onderzoek en ontwikkeling die gericht is op offensieve, militaire wapens. Het is een andere zaak als een technologie die wordt ontwikkeld in het kader van telecommunicatie, ook kan worden gebruikt voor militaire toepassingen. We moeten dat goed uit elkaar houden. De Vlaamse regering heeft niet de ambitie om de ontwikkeling van gerichte, offensieve, militaire wapens te ondersteunen.
Als het over dual use gaat, waarbij er zowel burgerlijke als militaire toepassingen zijn, bijvoorbeeld in de samenwerking tussen Barco en het Canadese Amry Air, moeten we weten hoever we gaan. Het is wellicht interessant dat het parlement daarover nadenkt, en desnoods een hoorzitting organiseert. We moeten ook weten, als we bepaalde zaken niet meer willen doen, wat de economische gevolgen zijn. Dit zijn keuzes die een parlement moet maken.
De voorzitter : In 1999 is in deze commissie een consensus ontstaan over dual use. We zullen in de regeling van de werkzaamheden na het reces bespreken of het aangewezen is dat we daarover hoorzittingen houden.
Minister Dirk Van Mechelen : Het probleem is dat dit nu gebaseerd is op een duale wetgeving. We weten wat dat allemaal heeft teweeggebracht. Die duale wetgeving leent zich niet tot het nemen van beslissingen over onderzoek en ontwikkeling. Laat ons dus goed nagaan wat we willen en wat niet. Dat versta ik onder een positieve verfijning.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
","verslagnognietbeschikbaar":true,"zittingsjaar":"2001-2002"}