{"datum":"2013-07-03T09:01:10+0200","debat":[],"disclaimer":"","gedachtewisseling":[],"id":887239,"link":[],"parlementair-initiatief":[{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"link":[],"naam":"de Vlaamse Regering"}]},{"beschrijving":"Verslaggever","beschrijving-meervoud":"Verslaggevers","contact":[{"commissie":{"afkorting":"LEE","datumtot":"2014-05-24T00:00:59+0200","datumvan":"2009-09-28T00:00:00+0200","id":560544,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/comm/560544{?datum}","rel":"self","templated":true,"variableNames":["datum"],"variables":[{"description":"","name":"datum","type":"REQUEST_PARAM"}]}],"titel":"Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed"},"fractie":{"id":1491032,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672030","naam":"CD&V","zetel-aantal":31},"id":3426,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3426?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Brouwers","voornaam":"Karin"},{"commissie":{"afkorting":"LEE","datumtot":"2014-05-24T00:00:59+0200","datumvan":"2009-09-28T00:00:00+0200","id":560544,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/comm/560544{?datum}","rel":"self","templated":true,"variableNames":["datum"],"variables":[{"description":"","name":"datum","type":"REQUEST_PARAM"}]}],"titel":"Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed"},"fractie":{"id":1491034,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672032","naam":"Open Vld","zetel-aantal":22},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g1901-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1038003"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1038003","id":865498,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/865498","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gemeenschaps- en Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"1901","objecttype":{"naam":"Ontwerp van decreet","naamMeervoud":"Ontwerpen van decreet"},"onderwerp":"betreffende het onroerend erfgoed","titel":"Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed","volgnr":"1","zittingsjaar":"2012-2013"}],"spreker":[{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\n
Algemene bespreking
\r\n\r\nDames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed.
\r\n\r\nDe algemene bespreking is geopend.
\r\n\r\nMevrouw Brouwers, verslaggever, heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482431","fractie":{"id":1279893,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1867514","naam":"cd&v","zetel-aantal":19},"id":3426,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3426?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Brouwers","voornaam":"Karin"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, minister, collegas, in afspraak met mijn medeverslaggever, mevrouw Van Volcem, zal ik verslag uitbrengen van het veelbesproken ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed. Vooral het gevoelige onderdeel archeologie werd de laatste jaren druk becommentarieerd, niet alleen door burgemeesters via de media maar ook hier in huis zoals u zult merken.
\r\n\r\nIk overloop even de totstandkoming van dit belangrijke ontwerp van decreet. In het Vlaams regeerakkoord werd al een nieuw decreet inzake onroerend erfgoed aangekondigd. Nadien werd er een aanpak in verschillende stappen gevolgd. Zo keurde de Vlaamse Regering op 23 juli 2010 de conceptnota betreffende het onroerend erfgoed goed. Op basis van die conceptnota, de behandeling ervan in het Vlaams Parlement en de hoorzittingen met externe actoren werd een voorstel van resolutie ingediend dat hier werd goedgekeurd op 25 mei 2011. Op 15 juli 2011 hechtte de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan het voorontwerp van decreet. De tweede principiële goedkeuring kwam er op 10 februari 2012 en de definitieve goedkeuring volgde op 25 januari 2013, dit alles na een ruime consultatieronde bij verschillende adviesorganen en het middenveld.
\r\n\r\nDe Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed behandelde op 27 februari, 27 maart, 8, 23 en 29 mei 2013 het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed, samen met de conceptnota uitvoeringsbesluit Onroerenderfgoeddecreet.
\r\n\r\nOp 6 en 13 maart 2013 hield de commissie bovendien hoorzittingen met vertegenwoordigers van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, de Beroepsvereniging van de Vastgoedsector, de Vlaamse Confederatie Bouw, de Nederlandstalige Raad van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Forum Vlaamse Archeologie en professor Anne Mie Draye van de Universiteit Hasselt.
\r\n\r\nHet ontwerp van decreet moet in de plaats komen van drie bestaande decreten en hun uitvoeringsbesluiten. Het gaat om het decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet betreffende de landschapszorg en het decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium. Er was namelijk nood aan een meer geïntegreerde en eigentijdse benadering van de zorg voor ons onroerend erfgoed.
\r\n\r\nMet het nieuwe ontwerp van decreet wordt ook de volledige implementatie beoogd van het internationaal Verdrag van Valletta, dat richtlijnen oplegt inzake archeologie, evenals een integratie van het onroerend erfgoed in de processen inzake ruimtelijke ordening, natuur, bos en milieu.
\r\n\r\nIk overloop de belangrijkste vernieuwingen. Zoals eerder gezegd, komt er één decreet met afgestemde procedures en termijnen. Er komt ook meer verantwoordelijkheid voor lokale besturen die een erkenning kunnen vragen als onroerenderfgoedgemeente. Er wordt een technische adviesraad opgericht, de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed (VCOE). Het ontwerp van decreet voorziet in de opmaak en vaststelling van minimum vijf inventarissen. Nieuw is dat er bij die inventarissen een openbaar onderzoek wordt ingevoerd bij de vaststelling ervan met een termijn van zestig dagen.
\r\n\r\nHet instrument dat nu bestaat, aanduiding van ankerplaatsen, wordt vervangen door de vaststelling van inventarisitems, in combinatie met de mogelijkheid tot opmaak van onroerenderfgoedrichtplannen. Dat is ook iets nieuws.
\r\n\r\nWat het archeologiebeleid betreft, komt er een archeologietraject op basis van duidelijke oppervlaktecriteria en vrijstellingsregels. Dat moet voor een grotere rechtszekerheid zorgen. En omdat er rond archeologie zoveel te doen was, ga ik hier kort iets dieper op in.
\r\nHet doorlopen van zon archeologietraject is verplicht in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site. Dat is natuurlijk normaal. Die verplichting geldt ook in een archeologische zone, als het gaat om een perceel van meer dan 300 vierkante meter en een ingreep in de bodem groter dan 100 vierkante meter. Buiten de archeologische zones en in woon- of recreatiegebied is een archeologietraject verplicht voor een perceel van meer dan 3000 vierkante meter en een ingreep in de bodem groter dan 1000 vierkante meter. Buiten de archeologische zones en buiten een woon- of recreatiegebied dus in landbouwgebied, industriegebied enzovoort geldt die verplichting voor natuurlijke personen of privaatrechtelijke aanvragers enkel voor een grote ingreep in de bodem van meer dan 5000 vierkante meter.
\r\n\r\nIndien de bouwheer aan het oppervlaktecriterium voldoet, moet hij eerst een erkende archeoloog onder de arm nemen voor een vooronderzoek. Op basis van de bevindingen uit dat vooronderzoek stelt de archeoloog een archeologienota op. De conclusie van die nota kan zijn dat er niets gevonden is of dat er wel iets gevonden is en er al dan niet een opgraving moet gebeuren. De bouwheer voegt die archeologienota dan toe aan zijn aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
\r\n\r\nIn het ontwerp van decreet wordt ook de mogelijkheid gecreëerd om een archeologisch solidariteitsfonds op te richten met structurele steun van de Vlaamse overheid. Een particuliere en eenmalige bouwer zal ook aanspraak kunnen maken op een archeologiepremie indien de kosten voor archeologie hoog oplopen.
\r\n\r\nWat de beschermingen betreft, wordt de bestaande termijn van twaalf maanden tussen de voorlopige en de definitieve bescherming ingekort tot negen maanden. Er komt ook een procedure voor wijziging en gehele of gedeeltelijke opheffing van een bescherming.
\r\nMet betrekking tot het beheer van onroerend erfgoed wordt het bindende karakter van de adviezen van de administratie afgeschaft. De financiering van het onroerenderfgoedbeleid wijzigt ook. Zo worden de koppelsubsidies ten laste van provincies en gemeenten afgeschaft.
\r\nHet laatste luik van het ontwerp gaat over een verbeterde en gemoderniseerde handhaving die minder strafrechtelijk en meer administratief zal zijn.
\r\n\r\nWat de bespreking in de commissie betreft, laat ik het aan de verschillende fracties over om hun standpunten hier straks te verduidelijken als ze tenminste aanwezig zijn. Wel wil ik aangeven dat het ontwerp van decreet al zeer grondig werd besproken in de commissie en dat er 125 amendementen werden ingediend. Naast een aantal technische amendementen, onder meer geïnspireerd door het notariaat, werd het ontwerp van decreet ook inhoudelijk aangepast. Ik overloop enkele van de inhoudelijke aanpassingen die we in de commissie hebben goedgekeurd. Zo werd op vraag van de heer Caron verduidelijkt dat bij verkavelingsdossiers de opgraving betrekking heeft op het volledige projectgebied, dit om de versnippering van archeologische data tegen te gaan.
\r\n\r\nOok werd bijvoorbeeld een amendement van de meerderheid aanvaard waarbij de zakelijke rechthouders kunnen vragen om gehoord te worden door het agentschap na kennisname van een voorlopig beschermingsbesluit. Een belangrijk meerderheidsamendement dat ruime steun genoot in de commissie bestond erin om de premies van het Vlaams Gewest voor beschermd bouwkundig erfgoed van natuurlijke of privaatrechtelijke personen, 32,5 procent, en voor gemeenten of OCMW's en eredienstgebouwen, 80 procent, op het huidige niveau in het decreet in te schrijven. In het ontwerp stonden die er nog niet in.
\r\n\r\nWe nemen hier een belangrijk engagement, met de nodige budgettaire consequenties, waarbij het Vlaams Parlement bij goedkeuring van dit ontwerp van decreet zal aangeven veel belang te hechten aan het behoud van de premies.
\r\n\r\nVerder werd het archeologisch solidariteitsfonds vervangen door een archeologisch solidariteitsfonds, waarbij de mogelijkheid wordt gecreëerd van sectoraal maatwerk via de erkenning van meerdere solidariteitsfondsen.
\r\n\r\nHiermee eindig ik mijn verslag. Ik zie dat de leden van de commissie stilaan binnensijpelen. Dan kunnen zij namens hun fractie hun mening komen uiteenzetten.
\r\n\r\nHet gewijzigde ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed werd uiteindelijk aangenomen met 8 stemmen voor en 2 tegen bij 1 onthouding. (Applaus)
\r\n","sprekertitel":"Karin Brouwers"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Van Dijck heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478272","id":2841,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2841?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Dijck","voornaam":"Wim"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, collegas, het voorliggende nieuwe Erfgoeddecreet historisch noemen, is misschien van het goede te veel, het zet in elk geval grote stappen in de richting van een geïntegreerde benadering van het Vlaamse erfgoed. Het is een ingrijpend decreet, waarvan de praktische en juridische draagwijdte ruim zal zijn, maar op dit moment moeilijk in te schatten.
\r\n\r\nDe bespreking in de commissie was zeer omstandig. Alle belanghebbenden hebben ruim de gelegenheid gekregen om hun visie op het ontwerp te geven. Ook wij hebben dat gedaan, en ik ga niet alles herhalen wat ik in de commissie heb gezegd want daartoe dient het verslag. Het ontwerp van decreet slaat in elk geval de goede weg in: het is belangrijk dat de volledige bestaande wetgeving over het erfgoedbeleid met dit decreet wordt geharmoniseerd. Dat moet grotere transparantie, snellere procedures en rechtszekerheid met zich meebrengen. Dat is ongetwijfeld de verdienste van dit decreet.
\r\n\r\nMaar we hadden ook kritiek op dit decreet, en wij niet alleen. De onevenwichtigheid tussen de sterk uitgewerkte hoofdstukken handhaving en archeologie en de rest van het decreet was een belangrijk punt van kritiek, geuit door diverse sprekers. Ook de te grote delegatie naar de regering vormde voor velen een struikelblok, ondanks de conceptnota aangaande de uitvoeringsbesluiten die aan de bespreking werd toegevoegd. Het feit dat de integratie van de verschillende erfgoedonderdelen niet volledig werd doorgetrokken, onder meer naar een eengemaakte inventaris, kwam ook verscheidene malen terug. Maar ik kan leven met de repliek van de minister dat de integratie zich op het vlak van de digitale ontsluiting en de procedure voor vaststelling situeert.
\r\n\r\nOns voornaamste punt van kritiek is de toekenning van meer verantwoordelijkheid aan de lokale besturen die dat wensen. Zij kunnen een erkenning vragen als onroerenderfgoedgemeente. Aan die erkenning worden uiteraard voorwaarden verbonden: er moet een beleidsvisie zijn, voldoende expertise en een register van toelatingen en handelingen. Ook hier is het weer moeilijk in te schatten wat het effect zal zijn op het terrein. De minister verwacht dat de gemeenten die nu al een goed erfgoedbeleid hebben, zullen instappen in het nieuwe systeem, en dat gemeenten die erfgoed als een last zien, dat niet zullen doen. Ikzelf sta sceptisch ten opzichte van meer lokale verantwoordelijkheid, wetende hoeveel gemeenten tegen erfgoed aankijken, ook en vooral erfgoed waarvan zij eigenaar zijn. Mijn eigen gemeente, de stad Tienen, is wat dat betreft niet de beste leerling. Die ervaring was voor mij toch zeer leerrijk. Ook het feit dat de gemeentelijke overheid en administratie dicht bij de burger staan, is niet noodzakelijk in het belang van het erfgoed. Soms is afstand nodig om de juiste beleidskeuze te maken.
\r\n\r\nIk ben niet de enige die deze gevaren ziet. De heer Vandaele, overigens voorstander van meer lokale verantwoordelijkheid, zei het volgende in de commissie. Als zij hun verantwoordelijkheid opnemen en de zorg voor het erfgoed ernstig nemen, dan is het ontwerp van decreet de juiste weg. Alles draait derhalve om hun inzet en verantwoordelijkheidszin. Gemeenten staan zeer dicht bij de mensen en hun individuele belangen. Daarom mag worden gehoopt dat ze hun rol consequent opnemen, maar tevens dat de Vlaamse overheid waakzaam blijft. Ik hoop het met hem. Maar het is zoals met het glas bier: voor de collega is het halfvol, voor mij is het halfleeg. Ik ben eerder pessimistisch gestemd. De praktijk zal uitwijzen welke richting het zal uitgaan.
\r\n\r\nU weet dat mijn fractie de bescherming van erfgoed blijft beschouwen als meer dan de hoeksteen van een goed erfgoedbeleid. Wat dat betreft, hebben wij in Vlaanderen nog steeds een inhaaloperatie voor de boeg. Ik hoop dat het decreet een en ander in een stroomversnelling zal brengen, maar ook daar ben ik eerder sceptisch.
\r\n\r\nGoed is alleszins dat de doorlooptijd wordt verkort, dat brengt voor alle betrokkenen snel duidelijkheid. De opname in de inventaris krijgt met het decreet een zwaarder juridisch gewicht dan thans het geval is, en dat is ongetwijfeld een goede zaak. De vaststelling garandeert dat de erfgoedwaarden bij de start van het besluitvormingsproces worden geagendeerd en bij alle bestuurlijke beslissingen mee in overweging worden genomen, en dat is ontegensprekelijk een stap vooruit. Maar de juiste verhouding tussen opname in de inventaris en de uiteindelijke bescherming blijft voor mij onduidelijk en veel van wat in de inventaris is opgenomen of nog zal worden opgenomen, dreigt alsnog te verdwijnen.
\r\n\r\nHet laatste hoofdstuk van het ontwerp van decreet betreft een verbeterde en gemoderniseerde handhaving: minder strafrechtelijk en meer administratief. Ondanks juridische bezwaren die daaromtrent in de hoorzittingen werden geopperd, vind ik deze beleidskeuze wel positief. Ze moet toelaten een soepeler handhavingsbeleid te voeren, en meer op maat. Waar nu soms enkel een zware gerechtelijke procedure als middel gehanteerd kan worden en bijgevolg soms helemaal niet wordt gehanteerd, is er voortaan een waaier aan mogelijkheden. Dat kan voor effect hebben dat uiteindelijk meer erfgoed gered en degelijk bewaard blijft.
\r\n\r\nAls, zoals in onze visie, het onroerend erfgoed gemeenschapsvormend moet werken, dan moet er een draagvlak worden gecreëerd en moet een erfgoedreflex worden ontwikkeld. Er werd aan getwijfeld of dit ontwerp van decreet dat draagvalk creëert. De minister antwoordde daarop dat zon draagvlak moeilijk decretaal kan worden verwezenlijkt, daarvoor zijn er andere instrumenten en initiatieven. Dat is natuurlijk waar, maar een Erfgoeddecreet kan een draagvlak bemoeilijken dan wel faciliteren. Ook hier kan ik onmogelijk inschatten wat het effect van dit decreet in dat verband zal zijn. Maar dat we in Vlaanderen nog een hele weg te gaan hebben, is zeker. Het toenemende succes van de monumentendagen is in dat verband slechts een eerste, maar weliswaar bemoedigende, stap.
\r\n\r\nIk kom tot mijn conclusie, voorzitter. Het voorliggende ontwerp van decreet heeft zeker een aantal verdiensten, maar meer dan bij andere decreten zal de praktische uitrol ervan van groot belang zijn. Het feit dat veel met uitvoeringsbesluiten zal worden geregeld, maakt het moeilijk om daar nu al een goed zicht op te krijgen. Ik heb in de commissie tegen het ontwerp gestemd. Door andere commissiewerkzaamheden heb ik het mondelinge antwoord van de minister toen gemist, maar na lezing van het verslag, de verduidelijkingen, de nuanceringen en de goedgekeurde amendementen, wil ik vandaag milder zijn in mijn oordeel: mijn fractie zal zich straks bij de stemming onthouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
\r\n","sprekertitel":"Wim Van Dijck"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Sauwens heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, minister, collegas, dit ontwerp van decreet heeft inderdaad een vrij lange aanloop gekend: drie à vier jaar. Heel wat mensen zijn gehoord. Ik verwijs naar de heel interessante discussie die we hier gevoerd hebben over de conceptnota die uiteindelijk is uitgemond in een resolutie waarmee u in grote mate rekening hebt gehouden bij het opstellen van het voorontwerp.
\r\n\r\nToch zijn er in de loop van de parlementaire behandeling na de hoorzittingen nog heel wat wijzigingen aangebracht aan het ontwerp. Ik wil u ervoor danken dat u die openheid hebt gegeven. Het is goed, zeker in een eenkamerstelsel , dat het parlement zelf zijn verantwoordelijkheid neemt in de behandeling van de decreten. Al te vaak krijgen in de interkabinettenwerkgroepen (IKWs) de belangen van de vakministers voorrang wegens budgettaire en andere overwegingen, eerder dan wegens het algemeen belang dat moet worden gediend. In onze commissie en zeker in onze verdere werkzaamheden is dat wel gebeurd. Het is goed dat we de tekst hebben kunnen amenderen op een aantal cruciale punten. Ik zal er enkele van aanduiden.
\r\n\r\nVoor ons is dit een goed ontwerp van decreet geworden. Op een bepaald ogenblik hebben we voorgesteld om van nul te beginnen, maar u hebt toen gezegd dat u wilde doorgaan, dat het in het regeerakkoord stond. We hebben u daarin ondersteund. Het is een koepeldecreet, dat voor de inventarissen, de verschillende beschermings- en ondersteuningsvormen en de handhavingsinstrumenten zorgt voor meer op elkaar afgestemde procedures, die op een bepaald ogenblik zelfs zullen worden samengevoegd. Er werd ook een modernisering, een stuk administratieve vereenvoudiging ingebracht. En logischerwijs werd het hoofdstuk over archeologie uitgeschreven conform de internationale afspraken zoals het Verdrag van Valletta, dat wij destijds geratificeerd hebben.
\r\n\r\nEen tweede belangrijk aandachtspunt is dat de eigenaar, de beheerder van het eigendom of patrimonium, een volwaardige partner wordt in het monumentenbeleid. Waar er vroeger plots een bescherming neerdaalde, zonder dat iemand van iets wist de voorzitter weet waarover ik spreek, ik ga niet zeggen in welke omstandigheden , is het nu goed dat er duidelijke communicatielijnen worden uitgezet. Er is een breed openbaar onderzoek. Zelfs voor de opname in een inventaris wordt er nu in een openbaar onderzoek voorzien.
\r\n\r\nHet is ook belangrijk dat de commissie in het voorstel dat thans aan de plenaire vergadering wordt voorgelegd, voorstelt om diegene die wordt geconfronteerd met de voorlopige bescherming de kans te geven gehoord te worden door de dienst, al dan niet in aanwezigheid van de gemeente, om op die manier zijn bekommernissen te kunnen uiten. Als men dit samenneemt met een aantal financiële instrumenten die worden aangereikt, is er een heel grote kans dat dit op het terrein een omwenteling, een kantelmoment zal kunnen betekenen. Het is goed dat de burgers, de eigenaars en het algemene publiek, mee partners worden in een monumentenbeleid dat in grote mate door Vlaanderen, het gewest, wordt gedragen, maar dat ook door de gemeenten zou moeten worden gedragen. Dat is een belangrijke innovatie: de rol van de gemeentebesturen wordt zeer sterk. De provincies treden een stap terug. De koppelsubsidies worden afgeschaft. Uiteindelijk wordt de rol van de gemeente zeer belangrijk.
\r\n\r\nDe gemeenten kunnen zelf zorgen dat ze onroerenderfgoedgemeente worden. Daardoor kunnen ze de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het gewest in grote mate overnemen. Mijnheer Van Dijck, u hebt gelijk dat u waarschuwt dat hiermee niet lichtzinnig mag worden omgesprongen. Zeker in de steden, waar elke vierkante centimeter veel geld vertegenwoordigt en waar elke extra opdracht meestal uitmondt in een extra kost en dus op nogal wat verzet zal kunnen rekenen. Ik ben ervan overtuigd dat het Vlaamse Gewest en de diensten erover zullen waken om dit mee op punt te stellen.
\r\n\r\nDe lokale overheden krijgen iets meer verantwoordelijkheid. Ik denk onder meer aan de passieve zorgplicht voor geïnventariseerd erfgoed. Het is belangrijk dat de gemeenten daartoe zelf de kennis in huis halen, om de juiste beoordeling te kunnen doen en een eigen monumentenbeleid op te bouwen. Een van de unieke zaken van Vlaanderen is dat wij in onze dichtbevolkte regio schitterende monumenten hebben, in het landelijke Vlaanderen maar zeker ook in onze steden. Daar moet met kennis van zaken mee worden omgegaan. Daarvoor is heel veel inzicht nodig. De gemeenten kunnen die kennis verzamelen door samen te werken. Dit kan in een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst, zoals er enkele bestaan. Deze moeten op continuïteit kunnen rekenen en er moeten er nog meer ontstaan. Veel gemeenten hebben zelf niet de middelen om een archeoloog in dienst te nemen. Met vier of vijf gemeenten samen kan dat wel.
\r\n\r\nWat archeologie betreft, verandert er nogal wat. Er komt een duidelijke procedure waarbij elke Vlaming met plannen op voorhand het hoe en wat van de archeologie kan inschatten. Voor grotere ontwikkelingen of in enkele goed omlijnde gebieden zal de ontwikkelaar een archeologieattest nodig hebben om een stedenbouwkundige vergunning te kunnen krijgen. Hij kan zelf een archeoloog aanstellen om het vooronderzoek uit te voeren. Ook hier moet de overheid een voorbeeldrol vervullen, met strengere oppervlaktecriteria dan in bepaalde sectoren, ik denk onder meer aan de grotere landbouwoppervlaktes waarvoor een zekere versoepeling wordt toegepast. Als na het vooronderzoek blijkt dat behoud in situ niet mogelijk is en er toch moet worden opgegraven, kan de eenmalige bouwer hiervoor een beroep doen op premies voor excessieve kosten.
\r\n\r\nEen aantal sectoren zullen zich naar eigen goeddunken kunnen organiseren in een archeologiefonds. Eerst werd gezegd dat we naar één systeem zouden gaan. We vroegen ons af of we het al dan niet verplicht zouden maken. Uiteindelijk was het voorstel om het op vrijwillige basis te doen. De commissie heeft ons voorstel aanvaard om toe te laten dat iedere sector specifiek op zijn maat zou kunnen overgaan tot het organiseren van een archeologiefonds.
\r\n\r\nIk denk aan de delfstoffensector. Ik denk aan de tuinbouw met serres en de glastuinbouw. Ik denk aan de grote winkelprojecten in de binnensteden. Ik denk aan de specifieke sectoren die zich kunnen hergroeperen en naar een solidarisering van eventuele archeologische kosten kunnen gaan via het archeofonds. Dat is een goede ontwikkeling geweest.
\r\n\r\nNaar analogie met de afvalsector kunnen we overgaan tot maatwerk, minister. Door subsidies en via de beheersovereenkomsten kunnen langdurige afspraken worden gemaakt. Er kan rechtszekerheid worden geboden aan degenen die initiatief willen nemen en rekening willen houden met het erfgoed dat op hun terrein aanwezig is.
\r\n\r\nHet bindend karakter van de adviezen in het kader van stedenbouwkundige projecten wordt afgeschaft. Dat vinden wij een goede zaak, maar dat wil niet zeggen dat die adviezen geen betekenis hebben. Ze moeten worden meegenomen in de afweging van de vergunningen. Ze moeten worden geïntegreerd in de andere sectorale adviezen bij grote projecten van ruimtelijke ordening. Die vraag bestaat al langer. Laat ons dit samen toetsen.
\r\n\r\nHet hoofdstuk over de administratieve handhaving is zeer breed uitgeschreven. Dat is een antwoord op een vraag die reeds jaren werd gesteld in de sector. De handhaving moet optreden tegen zware inbreuken en de reglementering inzake onroerend erfgoed. Dit hoofdstuk is wat zwaar uitgesponnen vinden wij, tegenover de rest van het ontwerp van decreet. Het is eigenlijk een ontwerp van kaderdecreet. Het is wel goed dat men weet waaraf en waaraan inzake handhaving.
\r\n\r\nNaast de financiële ondersteuning is ervoor geopteerd om de bestaande subsidiepercentages decretaal te verankeren. Dat was niet vanzelfsprekend, we hebben dat toch gedaan omdat we daarmee een signaal willen geven aan de volgende regering. Het is nogal duidelijk dat we er geen enkel belang bij hebben dat de wachtlijsten blijven aangroeien. Aan de andere kant willen we het de regering ook niet te gemakkelijk maken door de percentages te verlagen en de wachtlijst weg te werken. Dat is een te simpele redenering.
\r\n\r\nWe hebben op dit ogenblik meer dan 11.000 beschermde monumenten. We hebben nog een hele weg te gaan. Ik wil u trouwens vragen, minister, om het aantal beschermingen op te drijven. Vorig jaar zaten we aan 150. Ten opzichte van Nederland en andere buurlanden hebben we nog een lange weg te gaan. Het is duidelijk dat de volgende regering meer geld zal moeten inzetten op de restauratiepremies. Men kan onmogelijk het beschermingsbeleid voortzetten zoals men de afgelopen vijftien jaar heeft gedaan zonder de nodige middelen. Anders wordt de spoeling dun; en krijgt men terug het negatieve klimaat dat twintig jaar geleden rond monumentenzorg hing.
\r\n\r\nEr zijn nieuwe instrumenten. Men gaat zorgvuldiger definiëren wat kan worden gesubsidieerd met de restauratiepremie. Men gaat beheersovereenkomsten kunnen afsluiten. De huidige enveloppenfinanciering wordt verder uitgebouwd. Er komt meer maatwerk. De regering heeft de kans om dit op punt te stellen via uitvoeringsbesluiten.
\r\n\r\nDit is een ontwerp van kaderdecreet. Er is nog veel werk. Minister, u wilt in 2014 het ontwerp van decreet beginnen uit te voeren. Er moeten dus nog heel wat uitvoeringsbesluiten komen. Het parlement moet daarbij worden betrokken. Daar zijn afspraken over gemaakt. Het al dan niet slagen van het kader dat we aanreiken, zal in zeer grote mate afhangen van de kwaliteit van de uitvoeringsbesluiten.
\r\n\r\nAl te vaak is de ambtenaar van Onroerend Erfgoed de laatste die stokken in de wielen komt steken. Dat gebeurde door slechte communicatielijnen en het systeem dat onvoldoende geïntegreerde benadering toeliet. Daar heeft niemand baat bij. Die ambtenaren moeten praten met de eigenaars tijdens de formele procedure tussen voorlopige en definitieve bescherming. Ze moeten aan de eigenaar/beheerder de mogelijkheden tonen, de voordelen, de fiscale voordelen. Die laatste zijn vandaag nog beperkt. We moeten uitzoeken hoe we die nog kunnen uitbreiden in deze en volgende staatshervormingen. In andere landen wordt het fiscaal instrumentarium veel meer ingeschakeld.
\r\n\r\nHet zal echter vooral afhangen van de wijze waarop u met uw beperkte mankracht ik heb u erop gewezen dat er sprake is van heel wat extra taken, en u hebt gezegd dat dit kan ervoor zult kunnen zorgen dat dit decreet een echt nieuw kantelmoment zal zijn, dat er een positief signaal komt met betrekking tot monumentenzorg. Erfgoed is belangrijk: we moeten zorgen voor het historisch patrimonium dat onze voorouders ons hebben nagelaten. Het heeft echter ook een enorme waarde, als we zien hoe bepaalde gerestaureerde monumenten een echte hefboom betekenen voor hele wijken en straten. Ook zet onder meer het verzorgde patrimonium dat er is, Vlaanderen toeristisch op de kaart. Dat is uw andere bevoegdheid. We zien de ambtenaar als een helpende hand, veeleer dan als een bestraffende inspecteur, zoals die ambtenaar dat in het verleden jammer genoeg al te vaak was op een aantal plaatsen, in een aantal provincies. (Applaus)
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Vanlerberghe heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478661","id":3858,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3858?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanlerberghe","voornaam":"Jurgen"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, minister, geachte collegas, ook onze fractie is tevreden over het feit dat er met de plenaire behandeling die we vandaag aanvatten, een slotakkoord wordt geschreven aan de realisatie van een belangrijke doelstelling uit het regeerakkoord. Reeds in juli 2010 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota goed. Een aantal voorontwerpen en ontwerpen van decreet, strategische adviezen en hoorzittingen, en heel wat parlementaire discussies later ligt de eindtekst deze namiddag ter stemming voor. Ik wil de minister, zijn kabinet, de commissiesecretaris, de strategische adviesorganen en de belangengroepen, kortom, iedereen die bij de totstandkoming van dit ontwerp van decreet betrokken was, bedanken voor hun inzet en voor de openheid waarmee een aantal items konden worden bediscussieerd. De heer Sauwens verwees er al naar: ik meen dat we met de behandeling in de commissie goed parlementair werk hebben kunnen leveren, dat we op die manier nog een aantal verbeteringen hebben kunnen aanbrengen aan het ontwerp van decreet.
\r\n\r\nBeste collegas, zeker in tijden van economische schaarste dreigt de zorg voor het erfgoed al eens minder supporters te tellen. Niet geheel ten onrechte merkte de minister tijdens de behandeling in de commissie op dat er vaak een storm aan maatschappelijk protest opsteekt indien in een of ander ver buitenland belangrijke erfgoedwaarden worden bedreigd of vernield, bijvoorbeeld als gevolg van een oorlog, maar dat datzelfde maatschappelijke ongenoegen zich in eigen land als eens durft te keren tegen diegenen die de zorg voor het eigen erfgoed hoog in het vaandel hebben. Uiteraard is dit een discussie die je enkel met heel veel zin voor nuance kunt voeren. Het is ook geen exacte wetenschap: er zal dus altijd wel ruimte zijn voor wat verschillende interpretaties.
\r\n\r\nOver de hoofdlijnen wil ook onze fractie echter alvast geen twijfel laten bestaan. We zijn ervan overtuigd dat we ten aanzien van erfgoed, of dat nu materieel of immaterieel, gebouwd of landschappelijk is, de maatschappelijke plicht hebben om de nalatenschap die we doorkregen van vorige generaties, te koesteren en zorgvuldig te bewaren voor het nageslacht, ook wanneer harde economische argumenten worden ontwikkeld. Is het immers niet zo dat alles wat van waarde is, per definitie weerloos is, en dat er bijgevolg nood is aan een duidelijk decretaal kader, dat met voldoende daadkracht de nodige garanties biedt dat ook ons onroerend erfgoed op een adequate manier wordt beschermd en gewaardeerd?
\r\n\r\nTijdens de parlementaire behandeling in de commissie kregen we de kans om zeer uitgebreid en tot in de kleinste details in te gaan op alle facetten van het ontwerp van decreet. Ik wil me in dit betoog dan ook beperken tot enkele concrete elementen die er voor onze fractie uitspringen. Sta me toe eerst even stil te staan bij het hoofdstuk dat de gemoederen ongetwijfeld het meest beroerde, namelijk dat van de archeologie. De huidige regelgeving kan inderdaad op zijn minst verouderd worden genoemd. Bovendien moest Vlaanderen eindelijk werk maken van de implementatie van het Verdrag van Valletta. We zijn ervan overtuigd dat, dankzij de in het nieuwe decreet opgenomen oppervlaktenormen en procedures, toekomstige bouwheren heel duidelijk zullen weten waar ze aan toe zijn.
\r\n\r\nBovendien bezorgt de integratie van de archeologienota in de aanvraagprocedure voor een stedenbouwkundige vergunning de initiatiefnemer een belangrijke tijdwinst.
\r\n\r\nIk wil hier nog eens benadrukken dat de goedkeuring van de archeologienota door de administratie volgens ons geenszins aan een kafkaiaanse redenering is ontsproten. Integendeel, dit is een noodzakelijke stap die in het voordeel van de opdrachtgever en van de gemeenschap werkt. De vergelijking met een architect en een stedenbouwkundige vergunning is volledig terecht.
\r\n\r\nWe zijn ervan overtuigd dat het door de verslaggever al aangehaalde meerderheidsamendement, dat de oprichting van meerdere archeologiefondsen toelaat, deze fondsen een veel grotere slaagkans zal bezorgen. Aangezien beroepsgroepen zich sectoraal zullen kunnen organiseren, acht ik de kans dat archeologiefondsen zullen worden opgericht een pak groter. Dit zal het draagvlak voor een adequaat archeologiebeleid zeker en vast ten goede komen.
\r\n\r\nDe 2 procentregeling voor occasionele bouwers die de minister heeft aangekondigd en die in het uitvoeringsbesluit uitvoering zal krijgen, zal er ongetwijfeld voor zorgen dat ook de particuliere bouwheer de zorg voor het erfgoed niet langer als een aanslag op zijn bouwbudget en bijgevolg als bedreigend zal beschouwen.
\r\n\r\nEr is ook tevredenheid omdat dit ontwerp van decreet het mogelijk maakt soepeler met de oude beschermingsbesluiten om te gaan. Het ontwerp van decreet creëert de mogelijkheid deze besluiten aan de hand van relevante beheersdoelstellingen te specificeren.
\r\n\r\nHet wordt tijd voor een positief verhaal met minder administratieve overlast. Ook dit kan het draagvlak verbreden. Een selectiever beleid, gekoppeld aan een minder stringente regeling met betrekking tot de machtigingen, kan budgettaire voordelen bieden. In tijden van budgettaire krapte kan dit voor de Vlaamse overheid positief zijn.
\r\n\r\nVolgens mij kennen we allemaal wel het voorbeeld van een 21e-eeuwse dakgoot die achteraan een beschermd gebouw hangt en die nu enkel mits toestemming kan worden vervangen. Het is zelfs nog erger. In het licht van een restauratiedossier moet hiervoor soms wel eens een subsidie worden toegekend.
\r\n\r\nEen volwassen beleid met betrekking tot het onroerend erfgoed kan bij voorkeur op een breed draagvlak rekenen. De vorige sprekers hebben dit punt ook al aangehaald. Dit vereist een open en professionele communicatie, ook met de zakelijke rechthouders.
\r\n\r\nHet meerderheidsamendement op artikel 6.1.6. komt hieraan tegemoet. Het biedt de eigenaars de kans op een volwassen wijze met de administratie in dialoog te treden. Op die manier zorgen we ervoor dat het definitief beschermingsbesluit zo veel mogelijk rekening houdt met de specifieke plannen en verzuchtingen van de betrokken eigenaars, zonder het algemeen maatschappelijk belang met betrekking tot de zorg voor het erfgoed onder druk te plaatsen.
\r\n\r\nVoor de volledigheid van de parlementaire behandeling van dit ontwerp van decreet wil ik deze bespreking even aanwenden om een correctie aan het schriftelijk verslag aan te brengen. Op pagina 77 staat te lezen dat ik zou hebben verklaard dat het horen van de zakelijke rechthouders geen schriftelijke weerslag krijgt, maar dat de tijdens de hoorzitting aangebrachte gemotiveerde elementen wel in de verdere besluitvorming aan bod moeten komen. Ik heb even met de commissiesecretaris overlegd. Ik heb het wel degelijk anders verwoord. Om geen onnodige discussies of misverstanden over de interpretatie van de parlementaire voorbereidingen te krijgen, wil ik even herhalen dat het volgens mij evident is van elke dergelijke hoorzitting een schriftelijk verslag op te stellen. Op die manier krijgen de zakelijke rechthouders de absolute zekerheid dat hun verzuchtingen op een volledige en objectieve wijze zullen worden behandeld.
\r\n\r\nTijdens de parlementaire behandeling is de tijd die aan de bespreking van het hoofdstuk over de handhaving is besteed, zowat omgekeerd evenredig aan het gewicht van het hoofdstuk over de handhaving in het ontwerp van decreet.
\r\n\r\nIk leid daaruit af dat de keuze om de handhaving meer administratief en minder strafrechtelijk te organiseren, duidelijk op brede instemming kan rekenen. Terecht, volgens ons. Het handhavingsluik is weliswaar uitgebreid, maar zeer evenwichtig, met de mogelijkheid tot een gedifferentieerde en dus verstandige aanpak in functie van het concrete geval. Geen sprake dus van handhavers die met spreekwoordelijke kanonnen op al even spreekwoordelijke muggen moeten schieten, maar ruimte voor maatwerk, overleg, bemiddeling en doortastend en snel optreden.
\r\n\r\nOnze fractie hoopt dan ook, minister, dat de manier waarop de handhaving in het decreet Onroerend Erfgoed vorm kreeg, straks als voorbeeld mag dienen voor de wijze waarop de handhaving ook binnen andere beleidsdomeinen georganiseerd kan worden. Ik denk bijvoorbeeld aan Ruimtelijke Ordening. Misschien is het zelfs een goed idee om samen met of direct volgend op de goedkeuring van het ontwerp van decreet met betrekking tot de omgevingsvergunning de diverse handhavingsstelsels volledig op elkaar af te stemmen en te integreren in één handhavingsdecreet op het omgevingsrecht. Mocht het ooit zo ver komen, minister, dan kan uw decreet met betrekking tot het onroerend erfgoed daarbij dienen als illustratie van hoe het overal zou moeten.
\r\n\r\nSta me toe om af te sluiten met twee bekommernissen die door dit nieuwe ontwerp van decreet volgens ons nog niet volledig weggenomen worden. Ten eerste denk ik aan de rol van de lokale besturen. In uitvoering van het witboek Interne Staatshervorming krijgen de lokale besturen heel wat meer verantwoordelijkheid inzake onroerend erfgoed, toch die gemeenten die dat willen en kunnen. Ik vrees, minister, dat er op dat vlak nog wel wat werk op de plank blijft liggen. Heel wat lokale besturen zitten helemaal niet te wachten op bijkomende bevoegdheden. Ik vrees integendeel dat het leeuwendeel van de lokale besturen ervan overtuigd blijft dat het beleid inzake onroerend erfgoed een exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse overheid zou moeten blijven, niet enkel wat de regelgeving betreft, maar ook en misschien zelfs vooral wat de financiering betreft. Wellicht zal ook dat meegenomen moeten worden bij de globale herijking van de middelen uit het Gemeentefonds.
\r\n\r\nHet zou voor het Vlaamse onroerend erfgoed ondertussen ongetwijfeld een goede zaak zijn mocht er voortgewerkt worden aan het besef dat niet enkel de Vlaamse, maar ook de lokale overheden dienen op te treden als rentmeester voor de nalatenschap van de generaties die ons voorgingen, een rentmeesterschap dat sowieso ook een aantal budgettaire consequenties heeft. Wellicht is dat de tol van onze westerse beschaving.
\r\n\r\nEen tweede bekommernis die met dit ontwerp van decreet niet echt een antwoord krijgt, en wellicht niet kon krijgen, is die van het noodzakelijke budget om een goed functionerend beleid inzake onroerend erfgoed uit te tekenen. Laat ons wel wezen: bij de modale burger blijft het maatschappelijke draagvlak voor een dergelijk beleid eerder beperkt. In deze budgettair krappe tijden kunnen heel wat beleidsmakers moeilijk weerstaan aan de verleiding om te knippen in het budget van beleidsdomeinen die in de volksmond al eens tot de categorie van de luxeproducten worden gerekend. Ik vrees dat Onroerend Erfgoed daarbij al eens in beeld komt.
\r\n\r\nMinister, het wordt voor u, en vast en zeker ook voor uw opvolger, een zwaar karwei om de ambities van dit ontwerp van decreet ook in daden te kunnen omzetten. Het kader is uitgetekend, straks krijgen we de uitvoeringsbesluiten. Dan is alvast de mogelijkheid geschapen om het beleid met de nodige ambitie voort te zetten. (Applaus)
\r\n","sprekertitel":"Jurgen Vanlerberghe"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nMevrouw Van Volcem heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nMinister, het afgelopen anderhalf jaar hebt u telkens opnieuw gezegd dat er overleg plaatsvond met alle betrokkenen uit de erfgoedsector, om een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak te creëren.
\r\n\r\nAls de hoorzittingen één ding geleerd hebben, dan is het dat u de leden van deze commissie toch een beetje zand in de ogen hebt willen strooien. Zowat iedereen die hier werd uitgenodigd, heeft gezegd dat het te betreuren valt dat er met eerder geformuleerde opmerkingen en suggesties niet zo veel is gebeurd. Slechts een klein amendement van een collega van Groen werd aanvaard. Het feit dat u zelf de voorstelling van het ontwerp van decreet beperkt tot het doorlopen van enkele titels gedurende een half uur, vind ik ook al veelzeggend.
\r\n\r\nWanneer we de hoorzitting moeten samenvatten, dan komt een klein maar vooral veelzeggend woord telkens opnieuw naar voren: het woordje on. Woorden als onevenwichtig, onvoldoende draagvlak, juridisch onjuist passeerden telkens weer de revue. Dat een oppositiepartij een dergelijke woordenschat gebruikt, is voor velen nog te begrijpen, maar dat instanties als het eigen strategisch adviesorgaan, de notarissen, de bouwsector, de vastgoedontwikkelaars en de producenten van baksteen allemaal en onafhankelijk van elkaar die woorden in de mond nemen, is voor ons veelzeggend. Het wijst erop dat van het noodzakelijke maatschappelijke draagvlak bijzonder weinig in huis is gekomen in een sector die dat nochtans zo hard nodig heeft en op de inzet van zo vele vrijwilligers moet rekenen. Ik denk dat Anne Mie Draye, die als internationale experte inzake erfgoedregelgeving toch een no-nonsensekijk heeft op de zaken, het misschien nog het duidelijkst verwoordde: Dat er nood is aan een nieuw Onroerenderfgoeddecreet zal niemand ontkennen. De volgende tekst voldoet echter niet aan de verwachtingen. Dit waren haar letterlijke woorden. In alle gevallen als deze is het beter om opnieuw van een wit blad te starten, was haar conclusie.
\r\n\r\nMinister, uiteraard voelden wij aan dat de meerderheid dit ontwerp van Onroerenderfgoeddecreet door het Vlaams Parlement zou jagen. Tijdens de hoorzittingen in de commissie lieten uw partners in de regering nog wat spierballen rollen, maar tijdens de bespreking van de amendementen bleek dat de brullende leeuw er een was zonder klauwen en zonder tanden. Niet meer dan enkele technische amendementen werden in de marge aangenomen. Het resultaat is er dan ook naar. Nergens gaat er iets wervends uit van de tekst, nergens iets positiefs. Problemen worden uit de weg gegaan en krijgen geen oplossing. Als er knopen moeten worden doorgehakt, worden gemakkelijkheidsoplossingen gekozen boven structurele en gedragen antwoorden.
\r\n\r\nHet zou ons in het kader van deze bespreking natuurlijk te ver leiden om uit te weiden over punten en kommas. Ik zal me dan ook beperken tot algemene en globale opmerkingen die de geformuleerde kritiek ondersteunen en bevestigen.
\r\n\r\nDe eerste steeds terugkerende kritiek heeft betrekking op de onevenwichtigheid van de tekst. Bijvoorbeeld inzake archeologie en vooral handhaving is die bijzonder gedetailleerd, terwijl aan een aspect als beheer en financiering nauwelijks enkele bladzijden worden besteed. Nochtans weet iedereen dat erfgoedzorg in de praktijk vooral gebaseerd is op beheer. De woorden regelmatig onderhoud zijn misschien één keer in de hele tekst te vinden. Dat maakt veel duidelijk. Iedereen zal het erover eens zijn dat handhaving het sluitstuk is van een goed beleid, maar in dit ontwerp van decreet lijkt het op de eerste plaats te komen. Iemand die even buiten de lijntjes gaat, wordt hier geconfronteerd met een batterij aan administratieve en strafrechtelijke maatregelen. Dat de meeste eigenaars en beheerders van het erfgoed zich met volle passie en gedrevenheid inzetten, wordt hier als bijzaak beschouwd. Op jaarbasis worden er door de inspectie maximaal enkele tientallen inbreuken vastgesteld en pvs opgemaakt. Maar deze Vlaamse Regering vindt het desondanks nodig om op vlak van de zorg voor het erfgoed het instellen van een politiestaat te verkiezen boven het vertrouwen in de gedrevenheid van de sector.
\r\n\r\nDe omvang en inhoud staan in schril contrast met de informatie die over premies wordt gegeven. Wordt er opnieuw met een onderhoudspremie gewerkt? Wat met de beheerspremies voor dorps- en stadsgezichten? En wat met de belofte dat de omvang van de restauratiepremies gelijk blijft, terwijl het Provinciefonds niet wordt geïndexeerd? En hoe gaan de ondertussen schandalig lange wachtlijsten worden weggewerkt? Het zijn allemaal vragen waarop geen enkel antwoord is geformuleerd. Of toch wel. In tegenstelling tot uw belofte, minister, dat de omvang van de premies gelijk zou blijven, was er al een voorstel van de meerderheidspartijen om die premies misschien toch te gaan beperken. Bijvoorbeeld voor de gebouwen bestemd voor de eredienst, betekent het dat de factuur naar de lokale besturen wordt doorgeschoven.
\r\n\r\nDan hebben we het nog niet eens gehad over misschien wel het belangrijkste financiële vraagstuk, dat van het archeologiefonds. Alle belangenorganisaties hebben tijdens de hoorzitting één ding duidelijk aangegeven: zij zijn allemaal gewonnen voor een solidariteitsfonds en zijn graag bereid daarin te participeren in een een-op-eenrelatie, waarbij 1 euro van de overheid staat tegenover 1 euro van de privé. Blijkbaar weigert u hierover elke dialoog en houdt u vast aan de eenzijdige en foute interpretatie van het Verdrag van Malta, dat alle kosten duwt op de nek van wat u de veroorzaker noemt. Malta voorziet nochtans duidelijk in een gedeelde verantwoordelijkheid.
\r\n\r\nDat brengt ons bij een andere vaak gehoorde kritiek. Hoewel u in de memorie van toelichting aangeeft dat de geratificeerde internationale verdragen worden geïmplementeerd, gebeurt dat alleen wanneer u dat toevallig uitkomt. Bijvoorbeeld inzake de integratie van archeologie in de ruimtelijke planning blijft het oorverdovend stil. Een overzicht van de gekende sites is één ding, maar er is veel meer nood aan de inschatting waar archeologische sites zich kunnen bevinden. Dat zou kunnen door eindelijk werk te maken van de archeologische waarderingskaarten. Recent werden de resultaten voorgesteld van een project waarbij geofysische data werden gecombineerd met een zeer beperkte opgraving en waardoor potentiële archeologische relicten in kaart kunnen worden gebracht.
\r\n\r\nOver dat alles is niets, maar dan ook niets, terug te vinden in de hele tekst. De verantwoordelijkheid en dus ook de rekening worden vrolijk doorgeschoven naar de zogenaamde veroorzaker. Uit bijvoorbeeld de reactie van baksteenproducenten blijkt dat we hier economisch met vuur aan het spelen zijn. Ik voel er niets voor om binnen enkele maanden of jaren in dit parlement te moeten gaan debatteren over de teloorgang van die industrie en de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering daarin.
\r\n\r\nBovendien weigert u pertinent lessen te trekken uit het verleden. Iedereen is het erover eens dat de Centrale Archeologische Inventaris niet werkt. Die wordt weliswaar stilletjes afgevoerd, maar zonder dat de uitdagingen worden aangepakt. Hoe geloofwaardig is het om in de tekst te stellen dat het systeem van de vondstmeldingen goed werkt, terwijl uit alle analyses blijkt dat er op jaarbasis slechts een handvol meldingen gebeuren?
\r\n\r\nEn waarom investeert u middelen en mensen in een grootschalig onderzoek naar de Slag van Lafelt, met als eerste stap in het traject het op zoek gaan naar de vele onbekende vondsten in de verzamelingen? U maakt er zich vanaf door een aantal algemeenheden te poneren, zoals het uitgangspunt dat overal in Vlaanderen de potentie om archeologische relicten te vinden even groot is. Iedereen met enig gezond verstand weet dat dat niet waar is. Of wat bedoelt u met het feit dat elke vindplaats in zijn geheel moet worden onderzocht? Hoe verhoudt zich dat tot het streven om zoveel mogelijk in situ te behouden? En wie zal de kosten daarvoor moeten dragen? Allemaal pertinente onbeantwoorde vragen.
\r\n\r\nDezelfde nonchalance houdt u aan wanneer het gaat om de metaaldetectoristen. Het is werkelijk naïef ervan uit te gaan dat enkele liefhebbers hun favoriete tijdverdrijf niet mogen uitoefenen. Wie al eens op verzamelbeurzen rondwandelt of af en toe eens naar een koopjessite surft, ziet wat een groot aantal vondsten hier te gelde worden gemaakt.
\r\n\r\nMinister, mijn fractie stelt zich ook vragen bij de bevoegdheden die aan de onroerenderfgoedgemeenten worden doorgegeven. De afgelopen jaren heeft de Vlaamse overheid heel wat zaken doorgegeven aan de lokale overheden, vaak zonder dat daar middelen tegenover stonden. Het is maar de vraag of dat in een zo gespecialiseerde materie als de erfgoedzorg een goed idee is. Vandaag zien we dat nauwelijks een handvol steden een erfgoeddienst hebben. In veel gevallen bestaat het gevaar dat een ambtenaar dat takenpakket er nog maar eens bij krijgt.
\r\n\r\nHet valt dan ook op dat er nauwelijks kwalitatieve eisen worden gesteld ten aanzien van deze gemeenten. Bijvoorbeeld voor intergemeentelijke samenwerking volstaan parameters als inwoners en oppervlakte. Wat bijvoorbeeld met een gemeente met slechts een handvol beschermde monumenten, of wat met de voorbeeldfunctie van de gemeente? Wat dat betreft geeft mijn fractie het voorbeeld van Laakdal. Jarenlang heeft de gemeente de houtzagerij verwaarloosd. U hebt hen daarvoor beloond met een declassering. Is dat dan nog een erfgoedgemeente?
\r\n\r\nMinister, ik kan zo nog even doorgaan. Het ontwerp van decreet hangt met haken en ogen aan elkaar. Definities zijn onvolledig en niet correct. Voor de zakelijke rechthouder of de eigenaar van cultuurgoederen gelden diverse bepalingen, ook al hebben ze dezelfde verantwoordelijkheden. Ook de notarissen gaven aan dat ze met betrekking tot de inventaris op de databankbeschermingen grote problemen verwachten. Die systemen werken immers niet.
\r\n\r\nOf nog, het is verre van duidelijk waarom de instrumenten ankerplaatsen en erfgoedlandschappen nu worden vervangen door de erfgoedrichtplannen. U stelt het alsof het allemaal eenvoudig wordt en meer rechtszekerheid zal geven. Op het vlak van een van de prioriteiten, het beschermen van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, blijft het bijzonder stil en blijft het inzetten van die instrumenten achterwege.
\r\n\r\nElke integrale benadering ten spijt, hebt u elke band met Ruimtelijke Ordening doorgeknipt en krijgt u daar vandaag de rekening voor gepresenteerd. Ook de wisselwerking met andere beleidsdomeinen zoals Cultuur of Natuur blijkt vaak zeer ver te zoeken. Dat wordt ook duidelijk voor het werelderfgoed. Het is me een raadsel hoe u kunt blijven zeggen dat het de betrokken steden en gemeenten zijn die hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, terwijl een van de basisgegevens voor een erkenning als werelderfgoed, een bescherming op het meest geëigende niveau is. Vlaanderen beschermt en legt erfdienstbaarheden op, maar zegt vervolgens aan de betrokken lokale besturen dat ze maar hun plan moeten trekken.
\r\n\r\nMinister, de erfgoedsector is een belangrijke sector. Restauraties zijn bijzonder arbeidsintensief. Veel mensen zetten zich er dagelijks belangeloos voor in. De terugverdieneffecten op het vlak van toerisme zijn bijvoorbeeld enorm.
\r\n\r\nDeze sector verdient beter dan een decreet met meer juridische onduidelijkheden dan concrete mogelijkheden. Deze sector verdient beter dan een decreet waarin de Vlaamse overheid haar eigen verantwoordelijkheid weigert op te nemen en die om allerlei drogredenen afschuift op andere lokale overheden. Deze sector verdient beter dan een decreet waarin sommige zaken te detaillistisch zijn geregeld en voor andere zaken wordt verwezen naar uitvoeringsbesluiten of waarin belangrijke onderdelen in de tijd worden vooruit geschoven zonder eindtermijn.
\r\n\r\nMinister, was u echt begaan met het welzijn van de erfgoedsector, dan had u geluisterd naar de commentaar van de mensen die in de hoorzittingen zijn gepasseerd en die de vinger aan de pols houden. Dan was u gestart met een nieuw wit blad. Dan had u iedereen effectief rond de tafel gebracht en werk gemaakt van een gedragen en maatschappelijk aanvaard decreet waarin bescherming, beheer en financiering die dingen die de actoren echt bezighouden de basis vormen. U hebt dat niet gedaan. U moet en zou uw prijs van het Onroerenderfgoeddecreet binnenhalen. De prijs die de onroerenderfgoedsector zal moeten betalen voor die onverzettelijkheid, is zeer hoog. Het is een decreet dat niet zal werken met veel onduidelijkheden, en een gemiste kans om de verschillende systemen uit het verleden op elkaar af te stemmen. Kortom, zoals een collega het verwoordde, dit ontwerp van decreet is een draak en het is onwaardig om goedgekeurd te worden door elk zichzelf respecterend parlement.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Vandaele heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, minister, collegas, het Onroerenderfgoeddecreet heeft inderdaad een lang traject achter de rug, zoals hier al is gezegd. Het is geen wandeling door het park gebleken om een nieuw Onroerenderfgoeddecreet te schrijven. Dat kan niet alleen de huidige minister getuigen, maar ook de vorige. Misschien is het daarom dat collega Van Volcem zo pinnig deed: omdat het de vorige keer niet gelukt is en nu wel. Met een wit blad herbeginnen na al dat voorbereidend werk, ook al door de vorige regering, zou natuurlijk toch wel een heel pijnlijke ervaring zijn geweest. (Opmerkingen van mevrouw Mercedes Van Volcem)
\r\n\r\nCollegas het ontwerp van decreet voert een aantal administratieve vereenvoudigingen door en wil enkele procedures vereenvoudigen en versnellen. De grote uitdaging hierbij is dat dit niet ten koste gaat van het onroerend erfgoed zelf.
\r\n\r\nDe regelgeving is vandaag niet altijd duidelijk, dat weten we. Ze is door de jaren heen tot stand gekomen als een soort blokkentoren van verschillende decreten en uitvoeringsbesluiten, onder meer oude regelgeving zoals de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, of het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
\r\n\r\nDit nieuwe ontwerp van decreet brengt de verschillende elementen samen en past de regelgeving op een aantal punten aan aan de context van vandaag. Zo wordt uitvoering gegeven aan het verdrag van Valletta met betrekking tot archeologie. Zo wordt het onroerend erfgoed ook geïntegreerd in de processen van ruimtelijke ordening en is er afstemming met de regelgeving inzake leefmilieu, natuur en bos. Dat moet leiden tot een grotere transparantie, snellere procedures en meer rechtszekerheid voor de betrokkenen.
\r\n\r\nHet ontwerp van decreet richt één technische adviesraad op, namelijk de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed, die een samenvoeging is van de bestaande Expertencommissie en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML). Dat was een gevoelig punt, zo bleek ook tijdens de hoorzittingen, maar ik denk dat dit toch de goede manier van werken is.
\r\n\r\nDe erkenning als onroerenderfgoeddepot wordt ingevoerd, wat de kwaliteit van de depots moet versterken en een betere spreiding over Vlaanderen moet verzekeren. De eenmalige aanduiding als erkend archeoloog vervangt het telkens opnieuw moeten beantwoorden aan een kwaliteitstoets in het kader van opgravingsvergunningen.
\r\n\r\nDe erkenning als metaaldetectorist moet een einde maken aan de illegaliteit van metaaldetectie en aan het gedoogbeleid dat vandaag de boventoon voert.
\r\n\r\nEr zou ook een kwaliteitslabel moeten komen voor erfgoedondernemers. Beroepsprofielen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen.
\r\n\r\nBij de vaststelling van een inventaris komt er een openbaar onderzoek zodat betrokkenen opmerkingen kunnen formuleren, weliswaar feitelijke opmerkingen. We hebben het daar uitvoerig over gehad in de voorbesprekingen.
\r\n\r\nMet het implementeren van de internationale afspraken van Valletta zetten we een nieuw archeologietraject op. Of iemand dat traject moet doorlopen, hangt onder meer af van de oppervlakte van het perceel en van zone waarin het is gelegen. De vorige sprekers zijn daar uitvoeriger op ingegaan.
\r\n\r\nHet deel archeologie in het ontwerp van decreet is inderdaad erg uitgebreid, mevrouw Van Volcem. Maar precies op dat gebied waren aanpassingen echt nodig om voortaan in een stabiele en rechtszekere context te kunnen werken.
\r\n\r\nDe procedure van bescherming van onroerend erfgoed is aangepast. De termijnen zijn ingekort waardoor een eigenaar sneller weet waar hij aan toe is. Voorafgaand aan een bescherming wordt verplicht advies ingewonnen bij het college van burgemeester en schepenen, bij de Vlaamse administratie en bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De gemeente organiseert een openbaar onderzoek tussen de voorlopige en de definitieve bescherming. In een aantal gevallen kan een bescherming worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk worden opgeheven. Dat kan bijvoorbeeld wanneer de erfgoedwaarden onherstelbaar zijn aangetast, wanneer het verplaatsen van het erfgoed noodzakelijk is of wanneer het algemeen belang dat vereist.
\r\n\r\nHet handhavingsinstrumentarium krijgt een meer administratieve en een minder gerechtelijke klemtoon. We denken dat dit een goede zaak is. Het handhavingshoofdstuk biedt mogelijkheden voor een zachte aanpak of voor een harde aanpak, naargelang van de ernst van het dossier. Maatwerk is mogelijk en herstel kan in een aantal gevallen ook via een minnelijke schikking worden nagestreefd. Mevrouw Van Volcem, dat u uitgerekend op het handhavingsluik kritiek uit, verbaast me een beetje. Ik denk dat dit een stap vooruit is.
\r\n\r\nDe afschaffing van de koppelsubsidies ligt al heel lang op tafel. Die afschaffing is nu een feit. Gemeenten krijgen extra bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ze kunnen erkend worden als onroerenderfgoedgemeente. Op dat ogenblik kunnen ze sommige taken van het Vlaamse niveau overnemen, bijvoorbeeld toelating geven voor werken aan beschermde monumenten waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is of het uitvoeren van de verplichte onroerenderfgoedtoets bij een aanvraag tot sloop van een gebouw op de vastgestelde inventaris onroerend erfgoed.
\r\n\r\nOok een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst kan dergelijke opdrachten uitvoeren. Die formule maakt het mogelijk dat ook de kleinere gemeenten de krachten bundelen. De gemeenten blijven een belangrijke rol spelen, zelfs een sterkere rol dan vroeger, in de procedure tot bescherming van onroerend erfgoed, monumenten, landschappen of archeologische sites en in de procedure tot wijziging of opheffing van beschermingsbesluiten. Het zijn trouwens de gemeenten die het openbaar onderzoek organiseren en advies uitbrengen aan de minister.
\r\n\r\nDe gemeentebesturen zijn belangrijke partners in het opstellen van onroerenderfgoedrichtplannen en de daaruit voortvloeiende actieplannen. Is met dit ontwerp van decreet nu alles rozengeur en maneschijn? Ik denk het niet. Dit zal een goed decreet blijken wanneer enkele essentiële randvoorwaarden vervuld worden. De decreetgever heeft die randvoorwaarden niet altijd zelf in de hand.
\r\n\r\nDe gemeenten krijgen extra bevoegdheden en verantwoordelijkheden maar ze zullen die verantwoordelijkheid ook moeten nemen. De heer Van Dijck citeerde me inderdaad correct uit de commissie. Ik hoorde daarnet ook dezelfde bezorgdheid bij de heren Sauwens en Vanlerberghe.
\r\n\r\nGemeenten staan zeer dicht bij de mensen, lees eigenaars van erfgoed, en hun individuele belangen. Dat vertroebelt vaak een correct oordeel in het algemeen belang. Dat is zo in de ruimtelijke ordening, en dat kan ook hier het geval zijn.
\r\n\r\nHeel concreet: als de gemeente bijvoorbeeld niet zelf de verantwoordelijkheid neemt bij bouwvergunningen in beschermde dorpsgezichten, dan kan het wegvallen van een bindend advies van het agentschap Onroerend Erfgoed inderdaad een bedreiging worden voor het bouwkundige erfgoed in die beschermde dorpsgezichten.
\r\n\r\nWij geven bewust, heel bewust, in dit ontwerp van decreet een groot vertrouwen aan de lokale besturen, maar zij moeten bewijzen dat ze die verantwoordelijkheid aankunnen.
\r\n\r\nHet tweede punt, het afschaffen van de koppelsubsidies, is een logische stap, maar ik heb steeds gezegd dat een belangrijke randvoorwaarde is dat het totale beschikbare budget voor restauraties en onderhoud voortaan noemen we dat beheerspremies niet kleiner wordt. Dat is grotendeels zo: voor dossiers van particulieren wordt het provinciale aandeel toegevoegd aan het gewestelijke. Die massa blijft dus gelijk. Alleen de gemeentelijke inbreng kan een ander verhaal zijn: ook daar zal een en ander afhangen van de verantwoordelijkheidszin van de gemeenten. Zij krijgen de ruimte, maar de vraag is of zij bereid zijn ook in de toekomst hun financiële steentje bij te dragen, bijvoorbeeld door het goedkeuren van een gemeentelijk subsidiereglement.
\r\n\r\nHet derde punt gaat erover dat het parlement erop heeft aangedrongen dat er, wat de restauratie- en onderhoudspremies betreft, percentages in het decreet zelf zouden staan. Die stonden er aanvankelijk niet in, maar staan er nu wel in. Dat is volgens ons een goede zaak. Maar, zoals de minister heeft gezegd in de commissie, is wat nu aan premies in het ontwerp van decreet staat, enkel betaalbaar als de budgetten voor erfgoed in de toekomst worden verhoogd. Ik hoorde datzelfde pleidooi ook bij mevrouw Brouwers, de heer Sauwens en de heer Vanlerberghe. Mijns inziens verdient het misschien ook aanbeveling om de percentages die nu worden ingeschreven ten gunste van restauraties door particulieren, op termijn dichter te brengen bij die voor restauraties door overheden.
\r\n\r\nCollegas, wat ons betreft, worden met dit ontwerp van decreet dus stappen vooruit gezet. De intenties van de Vlaamse overheid, van dit parlement, zijn nobel, maar de goede werking van dit nieuwe decreet zal in belangrijke mate afhangen van de gemeenten. Als zij hun verantwoordelijkheid nemen wat betreft vergunningen, beschermingen, financiering en handhaving, dan zal dit ontwerp van decreet een goed ontwerp van decreet blijken te zijn.
\r\n\r\nDe zorg voor het erfgoed is van buitengewoon belang als tastbare uiting van onze identiteit, als ankerpunten voor een wijk, een gemeente, een samenleving. Bovendien is het onroerend erfgoed niet alleen een motor voor een sector als het toerisme, zoals mevrouw Van Volcem heeft gezegd, maar ook voor de bouwsector. Minister, recent onderzoek uitgevoerd in uw opdracht, heeft andermaal bevestigd dat elke euro die in erfgoed wordt geïnvesteerd, vele keren wordt terugverdiend. Ik hoop, collegas, dat deze vaststelling alleen al een voldoende motivatie zal zijn voor alle betrokkenen en overheden om zich voluit in te zetten voor het maximale behoud van ons gebouwde patrimonium. Ik dank u.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nMijnheer Vandaele, ik weet dat u liefhebber bent van het onroerend erfgoed, net als ikzelf. U houdt hier een pleidooi voor het gelijkschakelen van de percentages voor restauratie door particulieren met de percentages voor restauratie door overheden. U zegt dat dat wat u betreft ik veronderstel dus ook wat uw partij, de N-VA, betreft zo zou moeten zijn. Het ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed moet worden goedgekeurd. U houdt daar net een pleidooi voor. Uw partij heeft twee ministers in de regering die bevoegd zijn voor die materie: enerzijds minister Bourgeois, bevoegd voor het onroerend erfgoed, en anderzijds minister Muyters, bevoegd voor de begroting. Wel, waarom werd het niet gerealiseerd? Heel de sector, alle mensen die zon pand bezitten, weten dat een dergelijke renovatie veel duurder en veel arbeidsintensiever is dan een gewone renovatie.
\r\n\r\nAls u het draagvlak voor erfgoed en voor de monumenten wilt vergroten, hebt u in mij een partner.
\r\n\r\nMaar ik vind dat u een beetje een rad voor onze ogen draait, want u bent zelf bevoegd om dat vandaag te realiseren, maar u doet dat niet.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nCollega, uw partij was in de vorige regering bevoegd, maar heeft niet eens een decreet kunnen maken. U hebt niet eens een decreet op papier gekregen. Wij hebben het godverdorie toch gedaan.
\r\n\r\nOm inhoudelijk op uw opmerking in te gaan: we hebben een weg afgelegd. Aanvankelijk stonden er geen percentages van de premies in het decreet. In overleg met de meerderheidspartijen hebben wij geoordeeld en de argumentatie is door collega Sauwens gegeven om toch percentages te bepalen, al is het maar om er de volgende regering op te wijzen dat er zorg voor moet zijn, dat er budgetten nodig zullen zijn. Wij hebben dat dus gaandeweg aangepast. Inderdaad, we hebben beslist om de huidige percentages in het decreet in te schrijven. Het is de status-quo van wat het nu is.
\r\n\r\nAls u goed hebt geluisterd en ik neem aan dat u dat doet, want het zou mij bijzonder verdrieten als u niet goed naar mij zou luisteren , hebt u gehoord dat ik heb gezegd dat het in de toekomst, naar mijn mening, goed zou zijn dat die percentages dichter bij elkaar komen. Ik heb niet gezegd gelijkstellen, maar ik denk zelfs dat ik heb gezegd aanbeveling zou verdienen dat de bedragen dichter bij elkaar zouden komen.
\r\n\r\nIk heb de vergaderingen ook bijgewoond en u hebt heel wat amendementen ingediend die helaas niet zijn aanvaard in de commissie. Ik kan me niet herinneren dat er een amendement bij was dat voorstelde om de percentages voor particulieren en overheden gelijk te stellen, tenzij ik iets over het hoofd heb gezien.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nIk heb wel andere amendementen ingediend om tot meer financiering en meer financiële aftrek te komen voor mensen die een bouwkundigerfgoedpand hebben, die een monument hebben, die in een dorpsgezicht wonen. (Opmerkingen van de heer Wilfried Vandaele)
\r\n\r\nHet maakt niet uit. Het gaat erover dat er meer middelen moeten zijn. Ik heb heel goed naar u geluisterd, dus ik maak u absoluut niet verdrietig. Moesten wij de kans krijgen, dan zouden wij er zeker voor zorgen dat de restauratiepremies en de percentages voor privé-eigenaars dichter bij elkaar komen. In die zin hebt u aan mij een partner. Wat ik betreur, is dat u vandaag de macht hebt, dat u de kracht van de verandering beweert te zijn, maar dat niet bent want u hebt gewoon de status-quo ingeschreven.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nNogmaals, u had in de vorige regering de macht. U hebt niet eens een ontwerp van decreet gemaakt.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nBeter iets niet doen dan iets slecht doen.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nIk denk dat dat genoeg zegt.
\r\n\r\nIn de bespreking in de commissie en zeker in de overlegvergaderingen met de meerderheidspartijen, is er zeer veel aandacht besteed aan het feit dat er in de toekomst extra aandacht aan fiscale en parafiscale instrumenten moet worden gegeven. Ik denk dat er een consensus was, maar je kunt natuurlijk niet alles tegelijk doen. Ik begrijp uw vurigheid waarmee u meteen alles wilt realiseren, liefst nog voor het reces, maar dit kan gewoon niet. Het is zon complexe materie. We hebben gedaan wat we konden. We zijn zover gegaan als we konden en in de toekomst kunnen er zeker nog extra dingen gebeuren en dan kijken we ook in de richting van fiscale instrumenten.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nMijnheer Vandaele, om veranderingen te realiseren in de samenleving, is er net veel vuur nodig.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nIk ben blij dat u zo vurig bent en dat u mij daarnet een bondgenoot en een partner hebt genoemd. Misschien beleven we er samen nog plezier aan.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nMevrouw De Waele heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478598","id":3453,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3453?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Waele","voornaam":"Patricia"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, ik wou de heer Vandaele nog een paar vraagjes stellen. Ik heb ook goed geluisterd naar u en vooral uw inleiding deed mij toch mijn wenkbrauwen fronsen.
\r\n\r\nU zegt dat dit ontwerp van decreet versnelling en vereenvoudiging teweeg zal brengen en dat er meer rechtszekerheid zal zijn voor de betrokkenen. Ik ben geen lid van de commissie Onroerend Erfgoed, maar ik heb wel de stukken gelezen en ik heb een paar vergaderingen en hoorzittingen bijgewoond. Volgens mij hebt u niet alles goed gehoord. Ik heb gehoord dat de verschillende actoren grote bekommernissen hebben op het vlak van de versnelling en van de vereenvoudiging, want volgens de sector zijn die er niet. Er is grote onduidelijkheid over de regelgeving. Een aantal zaken zijn heel gedetailleerd, maar een aantal andere zaken zijn heel algemeen. De actoren uitten hun bezorgdheid omdat ze niet weten welke richting wordt uitgegaan.
\r\n\r\nU weet ongetwijfeld dat wanneer een projectontwikkelaar of een eigenaar gevat wordt door een onroerend goed met archeologische opzoekingen, dat de kostprijs sterk verhoogt. Ik ben het met u eens dat erfgoed van heel groot belang is en ik denk dat niemand hier in het halfrond een andere mening is toegedaan, maar als we dan de minister van Wonen horen die pleit voor betaalbaar wonen, dan vraag ik mij af of we met dit ontwerp van decreet die betaalbaarheid van wonen wel zullen kunnen nastreven. Uiteraard zullen de projectontwikkelaars en eigenaars die worden geconfronteerd met de verhoogde kosten, die kosten doorrekenen. Hoe staat u ten opzichte van betaalbaar wonen?
\r\n\r\nAangezien u zo veel belang hecht aan de rol van de gemeenten, van de lokale actoren, wil ik ook graag van u weten wat u denkt van de verhoogde informatieplicht ten aanzien van de burgers. Ik ben voorstander van een groot maatschappelijk draagvlak. Ik ben er dus ook voorstander van dat de burgers goed moeten worden gehoord en dat ze hun zeg moeten krijgen, maar ik heb in een commissievergadering meegedeeld dat er een addertje onder het gras kan zitten. Hoe meer verschillende actoren betrokken worden in een hearing, hoe meer mogelijkheden er bestaan om een zaak op de lange baan te schuiven.
\r\n","sprekertitel":"Patricia De Waele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nMevrouw De Waele, wilt u afronden door uw vraag te stellen? We hebben nog heel veel op de agenda staan vandaag.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478598","id":3453,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3453?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Waele","voornaam":"Patricia"},"sprekertekst":"\r\nMogen wij hier onze mening geven of niet? Ik vind dit belangrijk.
\r\n\r\nMijnheer Vandaele, ziet u dan geen vertragingseffecten als de gemeenten de vrije hand krijgen?
\r\n\r\nEn ik heb nog een laatste vraag. U sloot af met de bedenking dat elke euro die geïnvesteerd wordt in onroerend erfgoed, vele malen terugverdiend wordt. Waarom hebt u het amendement dan niet gesteund waarin staat dat er tegenover elke euro die de privésector investeert, een euro van de Vlaamse overheid moet staan?
\r\n","sprekertitel":"Patricia De Waele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nMevrouw De Waele, dit zijn een hele reeks vragen, het is bijna commissiewerk. U vraagt hoe ik tegenover betaalbaar wonen sta in het licht van dit ontwerp van Erfgoeddecreet. De samenleving heeft verschillende behoeften en zorgen. Het behoud van erfgoed is er eentje. Betaalbaar wonen is er eentje. En zo zijn er nog een stuk of tien, of meer. Ik zal niet zeggen dat ze af en toe eens in conflict komen met elkaar, maar ze komen wel af en toe eens heel dicht bij elkaar. Het is dan natuurlijk de opdracht van de overheid om ze tegen elkaar af te wegen, om de ene keer wat meer in de ene richting en de andere keer wat meer in de andere richting te gaan. Dat zal ook zo zijn in dit dossier. Toen u de vraag stelde, dacht ik meteen ook aan voorbeelden die ik ken, en die u ook kent, waar er zelfs sociale huisvesting mogelijk wordt gemaakt in beschermde monumenten of in erfgoedpanden. Ze hoeven elkaar niet noodzakelijk te bijten. (Opmerkingen van mevrouw Mercedes Van Volcem)
\r\n\r\nU had het over de hoorzittingen. Het is natuurlijk zo dat sommige betogen tijdens de hoorzittingen elkaar tegenspraken. Het is dan ook moeilijk om ermee om te gaan. Bovendien denk ik dat aan de hand van het werk dat we hebben gedaan na de hoorzittingen, geluisterd is naar een aantal opmerkingen van de sector en dat er in de amendementen rekening mee werd gehouden.
\r\n\r\nU had het dan specifiek over de archeologie, en dat die een meerkost met zich meebrengt. Ja, maar uitgerekend in dit ontwerp van decreet hebben we heel wat verzachtende maatregelen genomen om precies op het gebied van archeologie meer zekerheid te bieden. Je hebt het archeologiefonds of, waarschijnlijk: de archeologiefondsen. Er is ook duidelijk gezegd waar wel en waar geen onderzoek moet gebeuren. Er is de mogelijkheid van vooronderzoek. Juist hier is winst gemaakt. Juist hier wordt, voor mensen die daarmee worden geconfronteerd, de zaak vergemakkelijkt.
\r\n\r\nHoe sta ik tegenover inspraak? Ik vind inderdaad dat de mensen inspraak moeten krijgen, zeker als er dossiers lopen in hun omgeving of als ze zelf eigenaar zijn of zakelijk rechthouder op een pand. De inspraak moet er zijn, maar ook daar heb je weer dat evenwicht. Dat heb je ook in andere zaken. Mijnheer Sauwens, dat is ook in uw commissie Versnelling aan de orde gekomen. Je hebt enerzijds de behoefte van mensen aan inspraak. We hebben dat ook al met betrekking tot Ruimtelijke Ordening een aantal keren gehad. Men moet alle mogelijkheden openlaten opdat mensen inspraak kunnen hebben en hun rechten laten gelden. Maar aan de andere kant moet je ook een oplossing zoeken om dat niet ten eeuwigen dage te rekken. Je moet op een bepaald moment een beslissing kunnen nemen. Ook hier is het een kwestie van evenwicht.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478598","id":3453,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3453?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Waele","voornaam":"Patricia"},"sprekertekst":"\r\nMijn fractie betreurt dat er niet gezocht is naar een breder draagvlak tussen erfgoedbelang en eigenaarsbelang. Dat is mijn conclusie.
\r\n","sprekertitel":"Patricia De Waele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nMen verwijst altijd naar de hoorzittingen. Mevrouw De Waele, er zijn weinig ontwerpen van decreet waar de hoorzittingen zulke gevolgen hebben gekregen in de amendering van het oorspronkelijke ontwerp van decreet. U moet de tekst vandaag lezen. Er is serieus vereenvoudigd, het gaat versnellen, en tegelijkertijd is er een heel grondige kwaliteitszorg. Het is zoals de heer Vandaele zegt: men gaat veel meer zekerheid hebben.
\r\n\r\nMaar, mevrouw De Waele, u hebt wel een punt. Minister, het is belangrijk dat men in de uitvoeringsbesluiten niet opnieuw de bureaucratie laat doorgroeien. Men moet de formalisering minimaliseren.
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Caron heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, collegas, minister, goede morgen. Ik heb veel te veel materiaal, maar ik zal mij proberen te beperken. Ik zal niet herhalen wat ik al in de commissie heb gezegd. Ik zal mij concentreren op een aantal kernkritieken en -bedenkingen.
\r\n\r\nProfessor Draye zei op de hoorzitting: Het is een goede intentie om een geïntegreerd decreet te schrijven, maar de uitwerking is dat helemaal niet. Dat is ook de teneur van mijn betoog, maar ook, mijnheer Sauwens, van heel veel actoren die we hebben gehoord in de hoorzittingen. Het waren overigens interessante hoorzittingen, met heel veel goede mensen, maar ook met strenge adviezen in de bundel van de officiële Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO), en met bedenkingen van mensen uit de omgeving van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML). Er waren op dat moment heel veel bedenkingen waarmee de minister in zijn ontwerptekst weinig of geen rekening had gehouden, tot ergernis van heel veel actoren in het veld.
\r\n\r\nEn inderdaad, mijnheer Sauwens, na de hoorzittingen zijn er vanuit de commissie, met dank aan de meerderheid, een aantal amenderingen aangebracht die het ontwerp van decreet op een aantal pijnpunten ernstig hebben verbeterd. Dat wil ik toegeven. Het is een mooi voorbeeld geweest van de rol die een parlement inzake decreetgeving kan spelen. De meerderheid en ook een heel klein beetje de oppositie hebben, vanuit hun expertise, belangstelling en betrokkenheid bij het veld, de minister zover gekregen dat er toch ernstige amenderingen zijn gekomen, die het ontwerp van decreet minstens een trap of twee hebben opgetild. Met dank, collegas, voor de constructieve samenwerking. Ik weet wel dat ik het maar weinig heb gehaald. Ik heb de meeste amendementen gesteund, wat een bewijs vormt voor de kwaliteit. Mijnheer Sauwens, u bent een beetje de trekker geweest van de ploeg, vandaar dat ik mij tot u richt.
\r\n\r\nMinister, er zijn in het ontwerp van decreet twee goede of heel goede hoofdstukken waarvoor ik een globale positieve appreciatie heb: archeologie hoewel er nog een ernstig pijnpunt is waarop ik nog terugkom en handhaving.
\r\n\r\nDie hoofdstukken worden breed uitgeschreven. Dat maakt het probleem van het hele ontwerp van decreet duidelijk: voor al de rest is het een kaderdecreet en voor deze twee delen is het gedetailleerd. Dat maakt het geheel onevenwichtig. Het beste voorbeeld daarvan is dat het premiestelsel niet eens een plaats kreeg in het originele ontwerp van decreet. Belangrijke financiële aspecten worden gedelegeerd aan de regering. Ik moet dit zeggen als parlementslid en vanuit mijn ervaring met decreetgeving. Een decreet moet niet alle details regelen, maar moet toch meer bevatten dan de basisprincipes en procedures. De financiering moet erin zitten, en dat is niet zo. Ik kom daar nog op terug. Iedereen had het over het geld vandaag. Ik ben blij om dat te horen.
\r\n\r\nHoe meer men delegeert naar de Vlaamse Regering, hoe sneller de besluitvorming kan veranderen. Zo creëert men rechtsonzekerheid voor de sector die te maken heeft met materieel bouwkundig erfgoed, met landschappen, met zaken die de tand des tijds moeten doorstaan en een symbolische eeuwigheidswaarde hebben. En dan zou de regering op elk moment van alles kunnen wijzigen. Daarenboven, minister, hebt u 21 uitvoeringsbesluiten. Het wordt een hels karwei om die allemaal op tijd te realiseren.
\r\n\r\nDe geïntegreerde benadering van onroerend erfgoed wordt in het ontwerp van decreet te weinig uitgewerkt. Er blijven de facto vijf inventarissen over. Dat is geen integratie. Er zijn natuurlijk verschillende rechtsgevolgen, dat antwoordde u ook, minister. Dat zou niet mogen beletten dat de inventarissen beter geïntegreerd worden. De rechtsgevolgen moeten eens worden bekeken en op elkaar geënt. Een procedure van openbaar onderzoek heeft altijd rechtsgevolgen. Dat mocht wat meer worden uitgediept, dat mocht wat kwalitatiever zijn. Dat ontgoochelt mij een beetje, ik mis hier de jurist in u. Er is geen heldere procedure. Het is een amalgaam. De kans op integratie werd gemist.
\r\n\r\nDan hebben we de sectorale benadering. Ik heb twee punten ter zake: landschap en ruimtelijke ordening. We hebben gediscussieerd over de landschappen. U hanteerde de term cultuurhistorisch landschap in plaats van gewoon landschap. Dat wijst op de versnippering van de verschillende facetten van landschapszorg. Het wordt niet geïntegreerd benaderd. Overigens staat ook dat haaks op de Europese landschapsconventies. Dat is jammer. Als het zo blijft, zullen de landschappen straks worden benaderd vanuit Natuur, vanuit het Bosdecreet, vanuit Ruimtelijke Ordening, vanuit Onroerend Erfgoed. We missen een integrale benadering.
\r\n\r\nMijnheer Vandaele, u had het over het scheuren van de polderlandschappen. Dat illustreert hoe Erfgoed, Natuur en zelfs Landbouw samenkomen op het veld, in de wei eigenlijk, letterlijk in dit geval. Hier is een integrale benadering nodig om te beletten wat nu gebeurt. Ik zal u daarvoor geen buis geven, maar het is een onvolkomenheid.
\r\n\r\nHetzelfde geldt voor Ruimtelijke Ordening. De heer Van Mechelen heeft een begin gemaakt van integratie van Ruimtelijke Ordening en Erfgoed. Dat wordt niet voortgezet in dit ontwerp van decreet, integendeel. Dat komt ook door de administratieve scheiding van de twee departementen, maar goed, minister, u wou Erfgoed een zichtbare plaats geven in het bestuur in Vlaanderen. Dat begrijp ik.
\r\n\r\nDan de centen. De financiering komt in het ontwerp van decreet nauwelijks aan bod. Er staan interessante mogelijkheden in zoals de meerjarensubsidies, die al een beetje ingang hadden gevonden, zoals de bovenlokale projecten, zelfs met educatief en sensibiliserend effect. De vorming krijgt een plaats. Dat is goed. Er zijn premies voor de buitensporige kosten als mensen verplicht een archeologisch onderzoek moeten uitvoeren. Dat is positief.
\r\n\r\nEr zijn nog een aantal elementen die op zich goed zijn, alleen staat daar geen hard engagement tegenover dat die dingen in de praktijk ook zullen worden gefinancierd. Dat is meteen ook het zwakke punt van heel die financiering: men is afhankelijk van de uitvoeringsbesluiten, van aparte begrotingsakkoorden daarover, van budgetlijnen. Ik ben zeer blij van leden van alle partijen te horen dat de volgende regering een ernstige inspanning zal doen om meer geld voor de erfgoedzorg vrij te maken. Ik kan dat alleszins niet anders begrijpen. Ik zou zeggen: u hoeft zich niet in te houden, u mag ermee beginnen. Om intellectueel eerlijk te zijn: zowel in de vorige als in de huidige legislatuur zijn er, op een aantal punten, maar met belangrijke bedragen, inspanningen gedaan om achterstanden weg te werken. Het blijft echter bij het vrijmaken van eenmalige beleidskredieten, terwijl eigenlijk structureel in middelen moet worden voorzien, en die moeten ook volgens het financieringsinstrument worden gewaarborgd. Die kredietwaarborg is immers een noodzaak. Het is bijna een running joke geworden dat, als men een restauratiepremie aanvraagt, men weet dat dit in het beste geval iets zal zijn voor het pensioen, voor de kinderen, en hopelijk niet voor de kleinkinderen. Als we inzetten op onderhoud, dan zullen we minder restauratiekosten hebben, zoals mevrouw Van Volcem ook zegt, maar we zullen voor al die diverse lijnen ook voldoende budgetten moeten hebben. U bent allemaal pleitbezorgers van de zorg voor het erfgoed, maar ik vraag me eerlijk gezegd af of u ook binnen uw partij voldoende gewicht in de schaal wilt leggen om ervoor te zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Mevrouw Van Volcem had gelijk toen ze heeft verwezen naar de twee N-VA-ministers in de Vlaamse Regering.
\r\n\r\nDe financiële problematiek is het meest naar boven gekomen in twee elementen: de amenderingen en het archeologiefonds. Mijnheer Sauwens, ik vind het moedig en gedurfd dat het premiestelsel opnieuw in het ontwerp van decreet staat. Dat verdient felicitaties. Anders zou ik dat hier eerlijk gezegd ook hebben afgebrand. Voor ons en voor mij is dat een heel belangrijk verschil. Ik laat in het midden of dat dan conservatief is, zoals mevrouw Van Volcem zegt. Ik heb daar zelfs mijn twijfels over. Het is mijn aanvoelen dat het het tegendeel is. Zonder dat premiestelsel worden onze beschermde gebouwen en landschappen straks ruïnes, en dan spreekt iedereen er schande over. Dan staan de kranten er van vol. U kent die zomerreeksen wel met al die mislukte dossiers. Mijnheer Sauwens, het is een goede zaak dat dit in het ontwerp is terechtgekomen. Dat maakt inderdaad een fundamenteel verschil. Het geeft vooral veel meer rechtszekerheid voor aanvragers. Dat, net als die andere, te veel gedelegeerde bevoegdheden, moge een signaal zijn voor de toekomst.
\r\n\r\nIk was absoluut gewonnen voor een verplicht archeologisch solidariteitsfonds. Eerlijk gezegd meen ik dat nog een aantal collegas daarvoor gewonnen waren, is het niet? Ik was zelfs gewonnen voor het systeem van 1 euro voor 1 euro, dus 1 euro verplichte bijdrage versus 1 euro van de samenleving. Als een bedrijf, een onderneming, een particulier de pech hebben om bij een bouwproject op waardevolle archeologische vondsten te stoten, dan leiden die immers tot totaal onverwachte en zeker voor particulieren, maar ook voor veel bedrijven onbetaalbare kosten. Vandaar natuurlijk die middelen voor die buitensporige kosten als dit toch iemand overkomt, maar het was veel sterker geweest, mocht de samenleving die toevallige kosten hebben gesolidariseerd door een soort retributie of taks van een fractie van een procent te innen bij de bouwheren, en daarmee dat fonds te spijzen voor die toevallige situaties. Op die manier zou men de archeologie een sterker draagvlak geven.
\r\n\r\nMinister, vandaag zijn we uitgekomen bij een sectorale oplossing. Ik noem dat eigenlijk een noodoplossing. Het is een soort vrij verzekeringsstelsel, en u kent het probleem van dergelijke stelsels: diegenen die die het meest nodig hebben, de zwaksten in de samenleving, vallen altijd uit de boot. Zij doen op voorhand niet mee. Ze hebben niet die reflex. Dan heb ik het over de kleine ondernemer, de kleine aannemer, de kleine bouwheer. Die zal dan wel het ongeluk hebben dat hij toevallig op een dergelijke vondst stoot. Het Verdrag van Valletta is duidelijk daarover. Dat moeten we ook zeggen. Het veroorzakersprincipe is daar stevig in verankerd. Dan moeten we maken dat we dat risico over de hele samenleving spreiden, zonder dat principe van Malta weg te werken. Met deze regeling zullen, eerlijk gezegd, nog heel veel interessante vondsten verdwijnen of nooit zichtbaar worden. Als men niet privé is verzekerd bij een dergelijk verzekeringsfonds, dan zal men ook niet melden dat men op een dergelijke vondst is gestoten.
\r\n\r\nWaarom zouden ze zichzelf of, als aannemer, de bouwheer op kosten jagen? Dat is jammer.
\r\n\r\nIk mis in het ontwerp van decreet ook aandacht voor innovatie. Dit is een gekend spanningsveld. Wie in een historisch pand dubbel glas wil laten aanbrengen of wie zonnepanelen op de achterzijde wil laten installeren, wordt nog steeds met erg remmende maatregelen geconfronteerd. Dit wordt nog steeds fel bemoeilijkt.
\r\n\r\nNatuurlijk heeft dit met innovatie te maken. We kunnen niet zomaar lelijke Chinese zonnepanelen installeren aan de voorkant van een gebouw waarvan het zicht misschien bepalend voor de omgeving is. Ik kan dat begrijpen. Er zijn echter alternatieven. Die alternatieven kosten geld. We moeten dit door middel van onderzoek stimuleren en op die manier in de samenleving verspreiden. Ik denk in dit verband onder meer ook aan de problematiek van het thermisch onderzoek.
\r\n\r\nOver het maatschappelijk draagvlak hebben andere sprekers het al gehad. We moeten eerlijk zijn. Het maatschappelijk draagvlak voor het erfgoed blijft een probleem. Als puntje bij paaltje komt, vinden veel mensen dat het op veel terreinen om zotte kosten gaat. Mensen spreken er soms schande van dat ze een bepaald gedeelte van een gebouw niet mogen slopen omdat wij het waardevol vinden en niet toelaten dat er iets anders wordt gebouwd. Een hardere inzet voor het maatschappelijk draagvlak lijkt me dan ook noodzakelijk.
\r\n\r\nIk herhaal dat het allemaal iets minder overheidsgestuurd kan. Er zou iets meer zorg voor een sterkere organisatiestructuur mogen zijn. Heel de monumentensector is momenteel relatief zwak gestructureerd. Er is weinig vrijwilligerswerk. De uitzondering bestaat uit een aantal verenigingen die allemaal deel van een koepel uitmaken. Die koepel zit echter zelf in een grote, door de overheid gecontroleerde organisatie. Op zich is die organisatie niet slecht. Het blijft echter een zwak veld. Dit blijft een probleem in onze samenleving. Het typeert overigens het gebrekkig draagvlak.
\r\n\r\nDe heer Sauwens en de heer Vandaele hebben naar de lokale besturen verwezen. Het ontwerp van decreet vertoont een beetje respect voor de autonomie van de lokale besturen. Ik zou hier kunnen afronden. Ik zal echter verduidelijken wat ik bedoel. We kunnen niet beweren dat hier een partnership in de geest van de interne staatshervorming aanwezig is. We moeten eerlijk zijn. Alles blijft in sterke mate top-down georganiseerd.
\r\n\r\nDe gemeentebesturen mogen hier en daar een vuil werkje opknappen. Ze mogen lastige dossiers behandelen. Ze mogen in verband met een sloop de finale beslissing nemen. Indien het onderzoek lastig blijkt, mogen de gemeentebesturen het mee helpen voeren. Er is echter geen sprake van een echt partnership tussen Vlaanderen en de gemeenten die de competentie in huis hebben of willen opbouwen om een volwaardig erfgoedbeleid te voeren. We kennen de voorbeelden. De gemeenten krijgen niet de kans een rol te spelen in een gedecentraliseerd concept inzake erfgoedzorg. Dit concept hoeft geen kilometers papier in een ontwerp van decreet te vullen. Een eenvoudig convenant zou dit perfect kunnen oplossen. Dit is een gemiste kans. Het zou slechts een klein stapje betekenen. Nu riskeren we met de hele erkenningsprocedure nog planlasten te veroorzaken. We moeten de gemeenten vooruit helpen. Wat de handhaving betreft, krijgen ze taken. Ze mogen het vuile werk doen. Ze kunnen het beleid echter niet meer sturen. Ze kunnen geen eigen accenten leggen. Het wordt in feite allemaal aan een vorm van vrijwilligerswerk van de lokale besturen overgelaten. Een echte rol krijgen ze niet.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nDe laatste opmerking van de heer Caron verbaast me enigszins. De notie van het onroerend erfgoed in de gemeenten houdt immers in dat de gemeenten zelf in de vergunningen en in de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUPSs) beslissingen nemen. De gemeenten moeten hiervoor over voldoende kennis en inzicht beschikken. Ze moeten die erkenning verdienen. Daar ben ik het mee eens. Het gaat op die manier echter veel sneller. Ze kunnen het gedeelte met betrekking tot de archeologie zelf in de RUPs en in de planning opnemen. Er kan aan het loket rechtszekerheid worden geboden. Ten slotte neemt de lokale ambtenaar de rol van de Vlaamse erfgoedambtenaar over. Dit betekent een enorme stap vooruit.
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nIk wil me hier even bij aansluiten. Volgens mij gaat de heer Caron iets te ver. Volgens hem krijgen de gemeentebesturen geen bevoegdheden. Volgens mij is net het omgekeerde het geval. Ik heb al een voorbeeld gegeven. De heer Sauwens had het over erkende onroerenderfgoedgemeenten. Maar zelfs als een gemeente geen erkenning krijgt, krijgt ze toch bijkomende bevoegdheden. Ik denk hierbij aan de beschermde dorpsgezichten en aan de beschermde landschappen. Het advies van de Vlaamse administratie valt weg. De gemeentebesturen zullen in de vergunningsprocedure een standpunt moeten innemen en moeten motiveren. Ze krijgen op dit vlak een grote verantwoordelijkheid.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478580","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":3444,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3444?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Volcem","voornaam":"Mercedes"},"sprekertekst":"\r\nOok de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) heeft daar nadrukkelijk op gewezen. De heer Caron heeft gelijk: het zijn lasten. Men kan het positief benoemen als bevoegdheden, maar eigenlijk worden de lasten overgeheveld naar de gemeenten. Lusten zijn er niet bij. Wat is het voordeel van een erkenning voor een gemeente? Dat is mij nog altijd niet duidelijk. Het staat zeker niet in verhouding tot de vele administratieve lasten die erbij komen.
\r\n\r\nEen gemeente die erfgoed belangrijk vindt, doet dat vandaag ook al. Die zal dat niet nu opeens beginnen te doen. Het is niet dat er middelen of subsidies uit voortvloeien. Als een gemeente dat belangrijk vindt, vanuit het politieke bestuur of omdat er veel erfgoed aanwezig is, is dat vandaag al zo.
\r\n","sprekertitel":"Mercedes Van Volcem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nHet is maar hoe je het bekijkt. Misschien ben ik iets te idealistisch. Er is een stap gezet. De erkenning als onroerenderfgoedgemeente is een stap vooruit, laat dat duidelijk zijn. Maar waar ligt de sterkste rol bij de gemeenten? Bij de vergunningen en bij de handhaving. Bij de aansturing van het beleid, het maken van keuzes, het opstellen van prioriteitenlijsten van restauraties, daar heb je geen enkele impact. Je hebt een zekere beleidsruimte, je kunt zeker iets doen, maar laat ons eerlijk zijn: echte transparantie en wederkerigheid tussen de overheidsniveaus zijn nog niet echt aanwezig.
\r\n\r\nHet is een begin van partnership tussen bestuursniveaus, maar het gaat absoluut niet ver genoeg. Het hangt louter en alleen af van de goede wil en de intentie van de lokale besturen om dat te doen, en van de middelen die ze er zelf voor willen inzetten. Ook op dat vlak staat er geen enkel engagement in het ontwerp van decreet om de gemeenten daarin te ondersteunen. Ik ben positief over de stapjes, maar het is absoluut onvoldoende.
\r\n\r\nDat brengt mij bij mijn belangrijkste kritiek op dit ontwerp van decreet. Het gaat over twee specifieke punten inzake archeologie: oppervlaktecriteria en vrijstellingen. Om de een of andere reden worden investeringen en beroeringen in de grond tot 5000 vierkante meter in industriegebieden vrijgesteld. Dat is niet zo in recreatiegebieden of woonzones, het geldt alleen voor bedrijfszones. Is daar een wetenschappelijke grond voor? Helemaal niet. Integendeel, het gaat vaak over grote, aaneengesloten gebieden, waarop gemakkelijk een goed archeologisch onderzoek zou kunnen gebeuren.
\r\n\r\nWaarom dan die vrijstelling? Dat is een beleidskeuze, zei de minister tijdens de commissiebespreking. Sorry, beste mensen, maar dat is gewoon niet eerlijk. Dat is niet correct. Waarom voor het ene wel en voor het andere niet? Dat is onrechtvaardig. Hier speelt een bepaalde lobby. Ik kan die onvoldoende duiden, maar cest pas juste.
\r\n\r\nHet tweede punt waar het niet juist zit, eigenlijk nog erger dan het eerste punt, is de vrijstelling voor lijninfrastructuur. Lijninfrastructuur is het geheel van infrastructuur en haar aanhorigheden, die betrekking heeft op infrastructuur voor verkeer van mensen, goederen, zaken, diensten: autowegen, waterwegen, waterlopen, spoorwegen, luchthavens, pijpleidingen, elektriciteitsleidingen, hoogspanningsleidingen, telecommunicatie, aardgas, drinkwater, noem maar op. Voor al die leidingen geldt een vrijstelling.
\r\n\r\nVrij vertaald: de Vlaamse Regering legt aan bedrijven en particulieren pakken regels op, maar schrijft voor zichzelf een vrijstelling uit. Il faut le faire! Dat moet je kunnen! Als we nieuwe autowegen trekken, noord-zuidverbindingen aanleggen, rivieren rechttrekken of verbreden, moeten we, behalve als we te diep in de grond gaan, helemaal geen archeologisch vooronderzoek doen. We zijn compleet vrijgesteld. Dat moet u eens uitleggen aan bedrijven die investeren in Vlaanderen, waarom het ene wel kan en het andere niet.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nIk deel uw bekommernis indien het zo zou zijn. Maar het gaat erover wanneer er rioleringen moeten worden gelegd of vernieuwd bijvoorbeeld, dat men dan niet een nieuw archeologisch onderzoek gaat doen. Op het ogenblik dat men een halve meter of 30 centimeter dieper gaat graven, zal dat wel moeten gebeuren.
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nZo staat het niet in het decreet.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nAls men binnen de contouren van de bestaande lijninfrastructuur blijft, is er inderdaad een vrijstelling. Men heeft dat zo gezegd om niet onduidelijk te zijn. Indien uit de lastenboeken iets anders blijkt, zal men wel verplicht zijn. Op andere vlakken, ik denk aan sportterreinen, recreatiezones en dergelijke, zal men wel moeten opgraven. Die uitzondering is er niet. Daar is ook sprake van geweest. Men moet de problematiek van de lijninfrastructuur niet overdrijven. De bedoeling is om snelle aanpassingen van nutsleidingen mogelijk te maken zonder dat men daar te veel administratieve poespas rond organiseert.
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nIk vind het goed geprobeerd om dat zo beperkend uit te leggen, maar de realiteit is dat dit een feitelijke vrijstelling is. Zolang je niet het gabarit verbreedt en dergelijke, blijft dat toch een ontsnappingsroute.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478393","id":1869,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1869?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sauwens","voornaam":"Johan"},"sprekertekst":"\r\nMijnheer Caron, mag ik één voorbeeld geven? Bij de aanleg van de hogesnelheidslijn van Leuven naar Luik is een van de mooiste en beste archeologische onderzoeken door het hele Leemplateau gevoerd. Dat heeft zeer veel opgebracht. Dergelijke onderzoeken zullen absoluut nodig zijn op het ogenblik dat het gaat over nieuwe lijninfrastructuur. Indien het gaat om een bestaande lijninfrastructuur, waar men volledige funderingen gaat aanleggen, men iets volledig gaat verbreden of men een nieuwe spoorweg gaat aanleggen naast een andere, dan zal dat wel moeten gebeuren. Er is alleen een uitzondering geformuleerd voor bestaande lijninfrastructuur. In de commissiebespreking is dit nog eens verduidelijkt.
\r\n","sprekertitel":"Johan Sauwens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478470","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},"sprekertekst":"\r\nMijnheer Caron, aansluitend bij collega Sauwens, denk ik dat het heel duidelijk in het decreet staat dat het binnen hetzelfde gabarit moet zijn. De filosofie daarbij is dat die grond ooit al eens is beroerd. Daar zijn vroeger al werken gebeurd. Je moet geen twee keer dat onderzoek gaan doen, want waarschijnlijk is het al door de ingrepen die gebeurd zijn, vroeger al gedaan of is het om zeep.
\r\n","sprekertitel":"Wilfried Vandaele"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nMijnheer Sauwens, zullen gemeenten dat ook toejuichen? Dan geldt dat ook voor hen, hé?
\r\n\r\nDe interpretatie van de tekst die u geeft, is in de commissiebespreking aan bod gekomen, dat erken ik, maar is in de memorie van toelichting niet voldoende duidelijk uitgelegd.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nMinister Bourgeois heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478422","id":2787,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2787?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Bourgeois","voornaam":"Geert"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, ik wil de bespreking van de commissie niet overdoen, maar de heer Sauwens heeft gelijk. Hij heeft trouwens expliciet die vraag gesteld. Niet alleen bij dit artikel zijn er heel veel verduidelijkingsvragen gesteld. Ik heb uitdrukkelijk en heel duidelijk bij de parlementaire bespreking en de artikelsgewijze bespreking die toelichting gegeven die geen enkele twijfel laat.
\r\n","sprekertitel":"Minister Geert Bourgeois"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nIk zal het nog eens nakijken.
\r\n\r\nIk sluit af, collegas, en formuleer mijn besluit. Het is een ontwerp van decreet dat geen schoonheidsprijs zal krijgen wat had u anders van mij verwacht , maar het is wel een voorzichtige eerste stap richting geïntegreerd onroerenderfgoedbeleid. Er is heel veel delegatie naar de Vlaamse Regering, er zijn twee goede hoofdstukken, Archeologie en Handhaving, maar het is duidelijk het resultaat van een moeizaam proces. Er waren moeizame onderhandelingen binnen de meerderheid, een lang traject met veel ruzie en veel hevige discussies denk ik, maar dat weet ik niet want ik zat er niet bij.
\r\n\r\nMinister, ik denk dat u met dit ontwerp van decreet verder had willen gaan ten bate van het onroerend erfgoed dan wat er vandaag finaal in de tekst staat. Er is langs alle kanten geschaafd, afgevlakt, bijgestuurd, maar ik ben zeker dat u dat straks zult ontkennen. Het lijkt op dit beeld: men gaat naar de zoo en denkt een tijger te zien, maar als je in de kooi komt, blijkt het een overjaarse kater te zijn. Dat is het beeld dat ik het liefst op dit ontwerp van decreet zou willen toepassen.
\r\n\r\nMinister, het spijt me, ik vind het een begin, maar er is geen volwaardige plaats voor de lokale besturen. Dat is een gemiste kans in de interne staatshervorming. Er blijven een aantal uitzonderingen voor de Vlaamse overheid zelf en er zijn heel complexe procedures. Mijnheer Sauwens, dat zou u in ieder geval erg moeten bekommeren, qua versnelling is het niet echt een grote stap vooruit. Integendeel, het is rijden met de rem op. Dat blijft zo.
\r\n\r\nKortom, u bent geslaagd, minister, net geslaagd, niet met onderscheiding. Er is veel verbeterd, met dank aan de collegas. Daarom gaan wij ons bij de stemming onthouden, voorstemmen lijkt me van het goede te veel, maar tegenstemmen zou ik ook niet eerlijk vinden. (Applaus bij Groen)
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478422","id":2787,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2787?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Bourgeois","voornaam":"Geert"},"sprekertekst":"\r\nVoorzitter, collegas, ik heb met heel veel aandacht geluisterd naar wat u hebt gezegd. Ik ben, behalve over het laatste punt, niet tussengekomen omdat ik vond dat veel zaken uitvoerig aan bod zijn gekomen tijdens de bespreking in de commissie, wat een goede bespreking is geweest. We staan aan het einde van een traject, zoals u hebt gezegd. We hadden een bepaling opgenomen in het regeerakkoord dat we met deze meerderheid zouden gaan voor een nieuw decreet Onroerend Erfgoed, wetende dat het een zware klus is en dat het een moeilijke materie is.
\r\n\r\n Mevrouw Marijke Dillen, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
\r\n\r\nJe krijgt heel veel adviezen, maar die zijn vaak tegenstrijdig, gewoon omdat veel belangengroepen een andere visie hebben. Sommige zien alles wat met erfgoed te maken heeft bijna als een last, andere vragen om een massief, voluntaristisch beleid te voeren. Wie refereert aan de adviezen die niet gevolgd zouden zijn, moet ook zo correct zijn om te zeggen dat we zeer uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige adviezen hebben gekregen.
\r\n\r\nWe hebben een lang traject doorlopen, verschillende collegas hebben daarop gewezen. We zijn begonnen met de conceptnota en uiteindelijk, na veel overleg en advies, staan we vandaag voor de eindbespreking en de eindstemming. Er is heel veel bevraging gebeurd en ik denk dat er een heel goede procedure is gevoerd voor overleg, inspraak en advies.
\r\n\r\nEen belangrijk voordeel van het ontwerp van decreet is dat we komen tot één decreet, dat we uniformeren, dat we samenbrengen in één geïntegreerd decreet. Dat was voorheen dus niet het geval, we hadden nog federale wetgeving en drie decreten met elk hun uitvoeringsbesluiten.
\r\n\r\nWe hebben een aantal belangrijke klemtonen willen leggen in dit ontwerp van decreet en tegelijk veranderingen willen doorvoeren. Een eerste belangrijke verandering en zware klemtoon is de implementatie van het Verdrag van Valletta inzake archeologie. Een tweede innovatie is, in tegenstelling door wat beweerd is door sommigen, dat er een betere afstemming is van het onroerend erfgoed op het proces van ruimtelijke ordening, op natuur, bos en milieu. Een derde wezenlijke verandering is de afschaffing van de koppelsubsidies. Een vierde heeft te maken met een vernieuwde handhaving.
\r\n\r\nCollegas, het ontwerp van decreet geeft uitvoering aan het proces van de interne staatshervorming. Koppelsubsidies verdwijnen. Twee niveaus zijn belangrijk, net zoals in het hele proces van de interne staatshervorming, zijnde de Vlaamse overheid en de gemeenten, die inderdaad, collegas, belangrijke nieuwe taken krijgen. Zij kunnen toelatingen geven voor werken aan beschermde monumenten, waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is. Ik denk aan het geven van advies bij een voorgenomen sloop van een gebouw op de vastgestelde inventaris van het onroerend erfgoed. De gemeenten spelen ook een rol bij de procedure tot bescherming van onroerend erfgoed, plus in de procedures tot wijzigingen en opheffingen van de beschermingsbesluiten.
\r\n\r\nDe gemeente kan inderdaad een onroerenderfgoedgemeente worden, kan dus autonomie verkrijgen en beslissen om zelf de beslissingen die moeten worden genomen te nemen. Daarbij krijgen ze inderdaad advies van Onroerend Erfgoed, maar dat is niet langer een bindend advies. Ik vind het verkeerd om dat te beschouwen als een last voor een gemeente. Het is een opportuniteit. Het is een kans die de gemeente kan grijpen. Zoals de heer Sauwens heeft gezegd, ontslaat het de gemeenten niet van een motivering en een afweging. De gemeente krijgt diverse adviezen binnen, maar het is de politiek verkozen overheid die verantwoordelijkheid draagt en de beslissing moet opnemen. Een advies dat bindend is, is een contradictio in terminis. Dat is geen advies meer, maar een beslissing die moet worden overgenomen door de politiek verkozenen.
\r\n\r\nWe creëren ook een technische adviesraad, de Vlaamse Commissie voor Onroerend Erfgoed, en een regelgeving die het zwaartepunt van het onroerenderfgoedbeleid nagenoeg volledig bij de Vlaamse overheid legt. Dat kan vragen doen rijzen met betrekking tot het draagvlak. Een draagvlak creëer je niet alleen met een decreet, dat komt op verschillende manieren tot stand.
\r\n\r\nIn elk geval verlenen we met het decreet erkenning aan tal van actoren. We laten de actoren een rol spelen. Ik had het al over de gemeente als onroerenderfgoedgemeente, ik heb het over de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst, maar ook over nieuwe actoren, de erkenning van het onroerenderfgoeddepot, de aanduiding als erkend archeoloog, de aanduiding als metaaldetectorist, en een kwaliteitslabel voor erfgoedondernemers.
\r\n\r\nWe hebben in het debat in de commissie naar aanleiding van de conceptnota een goede discussie gehad, en dat heeft ertoe geleid dat de vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed wordt uitgebreid naar alle inventarissen: de landschapsatlas, de inventaris archeologische zones, de inventaris bouwkundig erfgoed, de inventaris houtige beplantingen met erfgoedwaarde, de inventaris historische tuinen en parken. Aan die vaststelling is een zorgplicht gekoppeld, aangezien het ontwerp van decreet bepaalt dat elke administratieve overheid zoveel mogelijk zorg in acht moet nemen voor de erfgoedkenmerken van onroerende goederen die zijn opgenomen in een aan een openbaar onderzoek onderworpen vastgestelde inventaris. We omschrijven het begrip zorgplicht ook beter zorgvuldiger als ik me dat woord mag veroorloven zodat er meer rechtszekerheid ontstaat voor de diverse overheden.
\r\n\r\nIk wil beklemtonen dat het debat in de commissie zowel naar aanleiding van de conceptnota als naar aanleiding van de behandeling van het ontwerp van decreet, een goed debat is geweest met heel veel inbreng uit het parlement. Het is dus absoluut niet zo dat dit ontwerp van decreet bij manier van spreken door de strot van het parlement is geduwd. Er is veel dialoog geweest. Er is rekening gehouden met adviezen, vaak ook technische adviezen, zoals bijvoorbeeld adviezen vanuit het notariaat. Dat heeft geleid tot amenderingen. Dat is een belangrijk aspect van dit ontwerp van decreet. Ik ben ook blij dat bepaalde leden van de oppositie daar ook hun tevredenheid over uitspreken.
\r\n\r\nEveneens als gevolg van het debat in de commissie introduceert het ontwerp van decreet een openbaar onderzoek bij de vaststelling van de inventarissen. Ook dit is een novum. Het vergroot de betrokkenheid van de burger. Het laat toe dat de burger opmerkingen formuleert bij de opname van een onroerend goed in de inventaris van het onroerend goed. Daarna adviseert de Commissie voor Onroerend Erfgoed de Vlaamse Regering over de opmerkingen en bezwaren die uit het openbaar onderzoek zijn gekomen.
\r\n\r\nWe voegen verfijningen en aanpassingen toe aan de procedure van de bescherming van onroerend erfgoed. De termijn tussen de voorlopige en definitieve bescherming wordt ingekort van 12 tot 9 maanden. Daarnaast besteedt het ontwerp van decreet op basis van praktijkervaring aandacht aan een procedure voor wijziging of gedeeltelijke opheffing van een bescherming. De vier gevallen zijn hier geciteerd door de heer Vandaele.
\r\n\r\nRadicaal vernieuwend in dit ontwerp van decreet is het archeologiebeleid. Het verdrag van La Valletta uit 1992 wordt geïmplementeerd, waardoor we tegemoetkomen aan internationale bepalingen. Tegelijk is een nieuwe archeologieprocedure ingevoerd die een verbetering is voor opdrachtgevers, ontwikkelaars en verkavelaars. Momenteel weet de bouwheer pas nadat er een bouwvergunning is afgeleverd, of hij al dan niet te maken krijgt met archeologie. Dit ontwerp van decreet zorgt ervoor dat de bouwheer aan de hand van oppervlaktecriteria weet welk traject hij moet doorlopen.
\r\n\r\nOok worden de vrijstellingsregels duidelijk omschreven en dat biedt grotere rechtszekerheid. Er is een volledig nieuwe procedure uitgewerkt, die parallel loopt met de aanvraag voor de bouwvergunning of de verkavelingsvergunning. We beperken dus het tijdverlies, we zorgen voor meer efficiëntie, en dat is een beleidslijn die deze regering op heel wat domeinen doorvoert. Tijdwinst voor privéontwikkelaars, ik hoef het u niet te zeggen, is uiteraard ook financiële winst.
\r\n\r\nIk vind het belangrijk dat het onroerend erfgoed zo goed mogelijk wordt geïntegreerd in die diverse ruimtelijke processen. Het bindend advies wordt afgeschaft, en het is aan de vergunningverlenende overheid om op basis van de diverse adviezen zelf een grondig gemotiveerde afweging te maken.
\r\n\r\nEen procedure om een toelating voor een welbepaalde lijst van niet-vergunningsplichtige werken aan te vragen, wordt afgestemd en geïntegreerd in de procedure om een bouwvergunning of een vergunning in het kader van de milieu-, bos- en natuurregelgeving aan te vragen. Als bovendien voor een onroerend goed naast een beheersplan in het Onroerenderfgoeddecreet ook een beheersplan in het kader van het Bosdecreet of het Natuurdecreet wordt opgemaakt, dan worden alle beheersdoelstellingen geïntegreerd in één plan.
\r\n\r\nIk eindig met twee belangrijke nieuwigheden. De intrede van het onroerenderfgoedrichtplan en het handhavingsluik. Het onroerenderfgoedrichtplan biedt een visie op de toekomstige ontwikkeling van de betrokken onroerende goederen binnen een thema of een gebied, verduidelijkt de aandachtspunten uit het onroerenderfgoedbeleid en formuleert beheersdoelstellingen en ontwikkelingsdoelstellingen. Zo vormen die onroerenderfgoedrichtplannen sectorale voorstellen voor inrichtings- en uitvoeringsplannen van andere beleidsdomeinen en beleidsvelden.
\r\n\r\n De heer Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
\r\n\r\nDit is een moderne visie, en het past ook helemaal in de lijn van deze regering om de investeringen te versnellen. Wij willen dat de adviezen uit de diverse administraties gecoördineerd worden. Hiermee doen wij aan proactief beleid en zorgen wij ervoor dat op het moment dat de ruimtelijke plannen worden gemaakt en dat daar waar het nodig is, de onroerenderfgoedrichtplannen klaar zijn en dat de onroerenderfgoedvisie klaar is. Die wordt samengebracht en afgewogen met de visie vanuit Natuur, Mobiliteit, Landbouw en dergelijke meer.
\r\n\r\nCollegas, het ontwerp van decreet zorgt voor een goed onderbouwd handhavingsluik. Velen van jullie hebben daarnaar verwezen. Het bevat een aangepast instrumentarium waardoor we twee zaken beogen: zowel de zachte als de strenge handhaving wordt geïntroduceerd. Dat heeft te maken met de dreigingsgraad van verlies van erfgoedwaarden.
\r\n\r\nWaar het kan, wordt er op een zachte manier opgetreden, via raadgevingen en via aanmaningen. Waar de dreiging groot is, waar verval dreigt of verval is ingetreden, voorzien we in snellere vormen van optreden, voorzien we in administratieve handhaving. Zo kunnen we het tijdsverloop inkorten en kunnen we efficiënter zijn. Waar mogelijk, met het oog op herstel, streven we natuurlijk zo veel mogelijk naar minnelijke schikkingen. De prioriteiten zullen worden vastgelegd in een handhavingsprogramma.
\r\n\r\nCollegas, sommigen van u zeggen dat dit luik disproportioneel groot is, vergeleken met andere luiken. Ik heb toegelicht waarom dit zo is. Handhaving is een integrale bevoegdheid van de wetgever. Nulla poena sine lege. Je kunt niet gaan handhaven. Je kunt geen straffen gaan uitschrijven in uitvoeringsbesluiten. Dit is een prerogatief van de wetgever, en dus moet daar een omstandig uitgewerkt luik over zijn.
\r\n\r\nFinanciering is een andere zaak. Er zijn een aantal essentiële zaken opgenomen. Zo was er naar aanleiding van het verdwijnen van de koppelsubsidies de zorg geuit voor het handhaven van het premiestelsel, opdat dat niet zou worden afgebouwd. Toen is er ook door de meerderheid een amendement ingediend. Inzake financiering zijn er zorgen geuit over de budgettaire noden in onroerend erfgoed, maar die schrijven we niet in in een specifiek sectoraal decreet. Dat is een instrument van begroting. Volgens mij wordt hier op een perfecte manier inhoud en vorm gegeven aan wat legistiek ook belangrijk is.
\r\n\r\nWij creëren een instrument om beheersafspraken te maken, om sneller en efficiënter te werken, om de eigenaar niet te verplichten om telkens toelatingen en machtigingen te vragen. Je sluit te goeder trouw een akkoord. Wij creëren dit instrument, en de rest is natuurlijk uitvoering: dat moet je niet tot in detail in het decreet inschrijven.
\r\n\r\nIk blijf er dus bij dat we legistiek op een goede manier werken. Men mag zich niet laten leiden door de omvang of het aantal artikelen in een decreet om te oordelen en te zeggen dat het ene disproportioneel meer aandacht krijgt dan het andere. Zo werkt dat niet.
\r\n\r\nCollegas, nog belangrijk is dat we met dit decreet kunnen komen tot een eenvormig beleid op het vlak van inventarisatie, op het vlak van bescherming en beheer en handhaving. Het is een omvattende benadering.
\r\n\r\nWe zijn aan het slot gekomen van deze behandeling. Het decreet is een zaak, een draagvlak is een andere zaak. Een aantal collegas hebben daar al op gewezen. De heer Sauwens heeft terecht gezegd dat de administratie daar een grote rol in speelt. Deze administratie werkt vernieuwend op dat vlak. De administratie heeft niet alleen de opdracht gekregen, maar geeft er ook uitvoering aan. Zij denkt mee na en werkt oplossingsgericht.
\r\n\r\nIk heb een verkokerde administratie geërfd bij wijze van spreken, waarbij die centrale aansturing er niet was. Er blijft altijd een pragmatische beoordeling nodig elk dossier is apart waarbij algemene beleidslijnen centraal worden aangepakt. Nu is dat wel het geval. Er is een eengemaakt beleid. Dat zal niet overal, op elk vlak, efficiënt werken maar er is een nieuwe cultuur gecreëerd die alleen maar verder zal kunnen groeien. Er wordt gedialogeerd met de eigenaar, er wordt niet eenzijdig opgelegd.
\r\n\r\nMijnheer Caron, u weet dat wij aan innovatie werken. U kent de studies die worden gepubliceerd en het onderzoek dat daarover wordt gevoerd. De manier van omgaan met vragen tot innovatie is ook omgeslagen. Men kan geen beleid van herbestemming voeren en tegelijk zeggen dat er geen isolerend glas of dakisolatie komt of dat er geen kleine aanpassing kan gebeuren om mensen toegang te verlenen tot het gebouw. Het is niet zo dat de administratie Onroerend Erfgoed de boeman is die op het eind van de rit neen zegt. De administratie werkt mee aan oplossingen, uiteraard binnen het legistieke kader. Daarvoor maakt u de wetten die ook moeten worden nageleefd.
\r\n\r\nDe eigenaar speelt evenzeer een rol. Trots zijn op erfgoed en op het feit dat je in een monument woont, daar kan nog veel verbetering in komen. In andere landen is dat vaak veel meer een cultuur die bestaat. Dat moet bij ons nog veranderen. Ik denk dat we daar allemaal toe kunnen bijdragen. Het is ook belangrijk dat we één middenveldorganisatie hebben, Herita, die stilaan op snelheid begint te komen. Ook die zal bijdragen tot het draagvlak in de samenleving voor het onroerend erfgoed, samen met de vele vrijwilligers die op het terrein actief zijn.
\r\n\r\nVoor wie niet overtuigd is van de grote immateriële waarde van ons erfgoed en van het feit dat dit een deel van ons geschiedkundig patrimonium en van onze identiteit is, dat we moeten bewaren, koesteren en doorgeven, is er nog altijd het economisch argument. Er is op gewezen dat erfgoed een heel belangrijke motor is voor de bouwsector. Ik heb dat ook gezegd tijdens de dialoog met de bouwsector. Ik heb ook gezegd dat we met dit ontwerp van decreet streven naar zoveel mogelijk rechtszekerheid en naar een versoepeling van de procedures. Bijvoorbeeld inzake archeologie zullen wij er wel degelijk voor zorgen dat er fondsen zullen komen. Ook voor wie occasioneel wordt geconfronteerd met buitensporige kosten, zullen wij zorgen voor een oplossing. Ik verwijs naar de 2 procentregel die in het ontwerp van decreet is ingeschreven.
\r\n\r\nErfgoed is een belangrijke motor voor onze bouwsector en is dat uiteraard ook voor het toerisme.
\r\n\r\nIk dank al wie in het voortraject mee heeft gedialogeerd, overleg heeft gepleegd en adviezen heeft verleend. Die adviezen zijn niet altijd gevolgd, maar de politieke verantwoordelijken staan hier. Men moet een afweging maken. Men krijgt veel en soms ook tegenstrijdige adviezen en als politicus moet men dan keuzes maken.
\r\n\r\nIk dank ook de leden van de commissie. De parlementaire behandeling van het hele traject, vanaf de conceptnota tot en met het decreet, was een goede behandeling. Er is echte dialoog geweest, er is indringend gepraat en er is artikelsgewijs uitleg verstrekt waar nodig. Daar zijn ook een aantal amenderingen uit ontstaan.
\r\n\r\nIk dank ook de secretaris van de commissie en mijn administratie die dit heel goed heeft voorbereid en die legistiek werk heeft geleverd. Dit ontwerp van decreet is puik werk en mag gezien worden. (Applaus bij de meerderheid)
\r\n","sprekertitel":"Minister Geert Bourgeois"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nDe heer Caron heeft het woord.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478278","id":2845,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2845?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Caron","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"\r\nMinister, ik denk dat u hebt gelijk wat de lijninfrastructuur betreft. Ik heb het even nagekeken. De discussie gaat over het gabariet, de dieptes en de breedtes. De discussie heeft uw interpretatie duidelijk gemaakt. Ik sluit me aan bij uw interpretatie en hoop dat het in de toekomst strikt zal worden opgevolgd.
\r\n\r\nU hebt een goede administratie, maar er is nog wat wijziging van de beleidscultuur nodig: van bij wijze van spreken controle, inspectie en sturing, naar coaching. Dat element moeten we zeker nog meenemen.
\r\n\r\nIk maak geen deel uit van de meerderheid. Er deden geruchten de ronde dat bij de overname van de provinciale middelen de Vlaamse overheid zijn eigen percentageregeling zou respecteren, maar dat de klant zijn provinciaal deel zou verliezen. Dat is nu niet het geval. Dat is goed, maar het zet wel een immense druk op de budgetten in de toekomst. Dat moet duidelijk zijn.
\r\n\r\nAls lid van de oppositie wil ik mijn waardering uitspreken voor de openheid van de discussie. Finaal gaat de discussie over het halfvolle of halflege glas.
\r\n","sprekertitel":"Bart Caron"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nVraagt nog iemand het woord? (Neen)
\r\n\r\nDe algemene bespreking is gesloten.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"\r\nArtikelsgewijze bespreking
\r\n\r\nDames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
\r\n\r\nDe door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1901/8)
\r\n\r\n De artikelen 1.1 tot en met 12.4.2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
\r\n\r\nDe artikelsgewijze bespreking is gesloten.
\r\n\r\nWe zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.
\r\n","sprekertitel":"De voorzitter"}],"titel":"Ontwerp van decreet betreffende het onroerend erfgoed .","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"J","agenda-versie":"2","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumbegin":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumeinde":"2013-07-03T12:43:00+0200","id":884236,"laatste-wijziging":"2013-07-01T15:42:00+0200","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=474888"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"45","vergaderzaal":{"naam":"Koepel","verdieping":"0"},"voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"}},"verzoekschrift":[],"volgende-journaallijn":{"datum":"2013-07-03T11:14:54+0200","debat":[],"gedachtewisseling":[],"id":887372,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/jln/887372","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"parlementair-initiatief":[{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"fractie":{"id":1491032,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672030","naam":"CD&V","zetel-aantal":31},"id":2832,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2832?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Rombouts","voornaam":"Tinne"},{"fractie":{"id":1491010,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671995","naam":"sp·a","zetel-aantal":19},"id":2819,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2819?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Martens","voornaam":"Bart"},{"fractie":{"id":1491005,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671991","naam":"N-VA","zetel-aantal":18},"id":3437,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3437?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Eerlingen","voornaam":"Tine"},{"fractie":{"id":1491032,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672030","naam":"CD&V","zetel-aantal":31},"id":3388,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3388?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Ceyssens","voornaam":"Lode"},{"fractie":{"id":1491010,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671995","naam":"sp·a","zetel-aantal":19},"id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},{"fractie":{"id":1491005,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671991","naam":"N-VA","zetel-aantal":18},"id":3464,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3464?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandaele","voornaam":"Wilfried"},{"fractie":{"id":1491032,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672030","naam":"CD&V","zetel-aantal":31},"id":3465,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3465?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Taeldeman","voornaam":"Valerie"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g2139-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1038878"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1038878","id":887885,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/887885","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"2139","objecttype":{"naam":"Voorstel van decreet","naamMeervoud":"Voorstellen van decreet"},"onderwerp":"houdende wijziging van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007 en 30 april 2009, en het Veldwetboek van 7 oktober 1886, gewijzigd bij de wet van 4 december 1961, wat betreft het verminderen van de minimumafstand tussen bossen en vuur tot 25 meter","titel":"Voorstel van decreet van mevrouw Tinne Rombouts, de heer Bart Martens, mevrouw Tine Eerlingen, de heren Lode Ceyssens, Chokri Mahassine en Wilfried Vandaele en mevrouw Valerie Taeldeman houdende wijziging van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 7 december 2007 en 30 april 2009, en het Veldwetboek van 7 oktober 1886, gewijzigd bij de wet van 4 december 1961, wat betreft het verminderen van de minimumafstand tussen bossen en vuur tot 25 meter","volgnr":"1","zittingsjaar":"2012-2013"}],"titel":"Motie van Orde","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"J","agenda-versie":"2","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumbegin":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumeinde":"2013-07-03T12:43:00+0200","id":884236,"laatste-wijziging":"2013-07-01T15:42:00+0200","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=474888"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"45","vergaderzaal":{"naam":"Koepel","verdieping":"0"},"voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"}},"verzoekschrift":[],"vrageninterpellatie":[]},"vorige-journaallijn":{"datum":"2013-07-03T09:01:03+0200","debat":[],"gedachtewisseling":[],"id":887237,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/jln/887237","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"parlementair-initiatief":[],"titel":"Ingekomen documenten en mededelingen","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"J","agenda-versie":"2","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumbegin":"2013-07-03T09:00:00+0200","datumeinde":"2013-07-03T12:43:00+0200","id":884236,"laatste-wijziging":"2013-07-01T15:42:00+0200","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/884236/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=474888"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"45","vergaderzaal":{"naam":"Koepel","verdieping":"0"},"voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"}},"verzoekschrift":[],"vrageninterpellatie":[]},"vrageninterpellatie":[]}