{"datum":"2006-12-19T14:32:09+0100","debat":[],"disclaimer":"","gedachtewisseling":[],"id":481648,"link":[],"parlementair-initiatief":[{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"link":[],"naam":"de Vlaamse Regering"}]},{"beschrijving":"Verslaggever","beschrijving-meervoud":"Verslaggevers","contact":[{"commissie":{"afkorting":"FIN","datumtot":"2009-06-06T00:00:59+0200","datumvan":"2004-09-27T00:00:00+0200","id":1053484,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/comm/1053484{?datum}","rel":"self","templated":true,"variableNames":["datum"],"variables":[{"description":"","name":"datum","type":"REQUEST_PARAM"}]}],"titel":"Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting"},"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":1783,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1783?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Reuse","voornaam":"Herman"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g14-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1026008"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1026008","id":477266,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/477266","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gemeenschaps- en Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"14","objecttype":{"naam":"Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap","naamMeervoud":"Ontwerpen van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap"},"onderwerp":"voor het begrotingsjaar 2007","titel":"Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007","volgnr":"1","zittingsjaar":"2006-2007"},{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"link":[],"naam":"de Vlaamse Regering"}]},{"beschrijving":"Verslaggever","beschrijving-meervoud":"Verslaggevers","contact":[{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":1783,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1783?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Reuse","voornaam":"Herman"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1854,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1854?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Matthijs","voornaam":"Erik"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2832,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2832?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Rombouts","voornaam":"Tinne"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2825,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sintobin","voornaam":"Stefaan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1825,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Helsen","voornaam":"Kathleen"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2842,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2842?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Linter","voornaam":"Greet"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2798,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2798?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Dehaene","voornaam":"Tom"},{"fractie":{"id":1491006,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671992","naam":"N-VA","zetel-aantal":5},"id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2803,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2803?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanackere","voornaam":"Steven"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1839,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1839?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Laurys","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2805,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2805?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hostekint","voornaam":"Michèle"},{"fractie":{"id":1496762,"kleur":"003D6D","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1680522","naam":"Open Vld","zetel-aantal":25},"id":1827,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1827?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hermans","voornaam":"Margriet"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2815,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2815?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van den Heuvel","voornaam":"Koen"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2831,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2831?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Schauvliege","voornaam":"Joke"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2819,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2819?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Martens","voornaam":"Bart"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2794,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2794?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vrancken","voornaam":"John"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2733,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2733?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Roegiers","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2800,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2800?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vissers","voornaam":"Linda"},{"fractie":{"id":1491006,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671992","naam":"N-VA","zetel-aantal":5},"id":2799,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2799?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Demesmaeker","voornaam":"Mark"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2785,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2785?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Arckens","voornaam":"Erik"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2741,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2741?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verfaillie","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verstreken","voornaam":"Johan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2818,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2818?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Temsamani","voornaam":"Anissa"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2841,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2841?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Dijck","voornaam":"Wim"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g15-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1019242"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1019242","id":477260,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/477260","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gemeenschaps- en Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"15","objecttype":{"naam":"Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap","naamMeervoud":"Ontwerpen van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap"},"onderwerp":"voor het begrotingsjaar 2007","titel":"Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2007","volgnr":"1","zittingsjaar":"2006-2007"},{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"link":[],"naam":"de Vlaamse Regering"}]},{"beschrijving":"Verslaggever","beschrijving-meervoud":"Verslaggevers","contact":[{"fractie":{"id":1496762,"kleur":"003D6D","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1680522","naam":"Open Vld","zetel-aantal":25},"id":2758,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2758?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Callens","voornaam":"Karlos"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1825,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Helsen","voornaam":"Kathleen"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2798,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2798?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Dehaene","voornaam":"Tom"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2842,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2842?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Linter","voornaam":"Greet"},{"fractie":{"id":1491006,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671992","naam":"N-VA","zetel-aantal":5},"id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2803,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2803?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanackere","voornaam":"Steven"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":1783,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1783?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Reuse","voornaam":"Herman"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1839,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1839?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Laurys","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1854,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1854?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Matthijs","voornaam":"Erik"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2805,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2805?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hostekint","voornaam":"Michèle"},{"fractie":{"id":1496762,"kleur":"003D6D","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1680522","naam":"Open Vld","zetel-aantal":25},"id":1827,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1827?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hermans","voornaam":"Margriet"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2831,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2831?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Schauvliege","voornaam":"Joke"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2819,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2819?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Martens","voornaam":"Bart"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2800,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2800?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vissers","voornaam":"Linda"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2741,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2741?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verfaillie","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2794,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2794?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vrancken","voornaam":"John"},{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":2733,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2733?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Roegiers","voornaam":"Jan"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2841,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2841?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Dijck","voornaam":"Wim"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2815,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2815?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van den Heuvel","voornaam":"Koen"},{"fractie":{"id":1491028,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1672025","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":29},"id":2825,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sintobin","voornaam":"Stefaan"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verstreken","voornaam":"Johan"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g965-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1026009"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1026009","id":477669,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/477669","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gemeenschaps- en Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"965","objecttype":{"naam":"Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting","naamMeervoud":"Ontwerpen van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting"},"onderwerp":"2007","titel":"Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007","volgnr":"1","zittingsjaar":"2006-2007"},{"contacttype":[{"beschrijving":"Indiener","beschrijving-meervoud":"Indieners","contact":[{"fractie":{"id":1491011,"kleur":"e23a3f","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1683305","naam":"sp·a","zetel-aantal":22},"id":1867,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1867?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sannen","voornaam":"Ludo"},{"fractie":{"id":1496762,"kleur":"003D6D","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1680522","naam":"Open Vld","zetel-aantal":25},"id":1813,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1813?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Gatz","voornaam":"Sven"},{"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":2815,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2815?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van den Heuvel","voornaam":"Koen"},{"fractie":{"id":1491006,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1671992","naam":"N-VA","zetel-aantal":5},"id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"}]},{"beschrijving":"Verslaggever","beschrijving-meervoud":"Verslaggevers","contact":[{"commissie":{"afkorting":"FIN","datumtot":"2009-06-06T00:00:59+0200","datumvan":"2004-09-27T00:00:00+0200","id":1053484,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/comm/1053484{?datum}","rel":"self","templated":true,"variableNames":["datum"],"variables":[{"description":"","name":"datum","type":"REQUEST_PARAM"}]}],"titel":"Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting"},"fractie":{"id":1500852,"kleur":"F5822A","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1682544","naam":"CD&V","zetel-aantal":28},"id":1854,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1854?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Matthijs","voornaam":"Erik"}]}],"document":{"bestandsnaam":"g1030-1.pdf","doel":"TEKST","url":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1012362"},"filewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1012362","id":480025,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/pi/480025","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"materie":"Gewestaangelegenheid","namens-commissie":[],"nummer":"1030","objecttype":{"naam":"Voorstel van resolutie","naamMeervoud":"Voorstellen van resolutie"},"onderwerp":"betreffende een duurzame beleggingsstrategie voor de middelen van het Toekomstfonds","titel":"Voorstel van resolutie van de heren Ludo Sannen, Sven Gatz, Koen Van den Heuvel en Jan Peumans betreffende een duurzame beleggingsstrategie voor de middelen van het Toekomstfonds","volgnr":"1","zittingsjaar":"2006-2007"}],"spreker":[{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van de ontwerpen van decreet en het voorstel van resolutie.
We bespreken eerst het onderdeel Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie.
Mevrouw Michiels heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478513","id":2821,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2821?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Michiels","voornaam":"An"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, heren ministers, mevrouw de minister, talrijk aanwezige collega's, net zoals vorig jaar wordt hier een positieve begroting voorgesteld: haast overal stijgen de kredieten, bijna iedereen krijgt dus meer. Uiteraard vindt ook mijn fractie dit een goede zaak, maar net zoals vorig jaar willen wij ook hier een aantal kritische opmerkingen laten horen.
Ook vorig jaar hebben wij u gezegd, mijnheer de minister, dat u een zeer ambitieuze planning voorstelde voor het komende jaar. Toen hebben wij ons hier, op dezelfde plaats, de vraag gesteld of deze planning wel haalbaar was. De realiteit heeft uitgewezen van niet. Heel wat zaken die in de vorige beleidsbrief werden aangekondigd, zijn veel later dan gepland uitgevoerd of wachten nog steeds op verdere uitwerking. Ik denk dan concreet aan het decreet op de lerarenopleiding - dat intussen wel is goedgekeurd, maar veel later dan voorzien -, het decreet op de financiering van het hoger onderwijs, het basisdecreet Hoger Onderwijs, het decreet Hogere Zeevaartschool. Die werden allemaal verschoven naar deze beleidsbrief. Wij vrezen dan ook, aangezien de planning dit jaar minstens even ambitieus is, dat ook dit jaar een aantal zaken naar latere datum zullen worden verschoven. Zoals bleek uit eerdere besprekingen zijn wij niet de enige fractie met deze bedenkingen.
We zijn wel tevreden te kunnen vaststellen dat een aantal zaken, waar ook wij in het verleden gewezen hebben op tekortkomingen, dit jaar zullen worden aangepakt. Meer concreet heb ik het dan over de verhoging van de studietoelagen in het secundair onderwijs - een oud zeer, dat in de commissie al meermaals werd aangehaald -, de herziening van de eindtermen, de aanpak van de ICT-infrastructuur, enzovoort.
Wat die ICT-infrastructuur betreft, zou ik toch nog eens willen herhalen dat de in deze beleidsbrief aangekondigde maatregelen niet voor een structurele oplossing zullen zorgen. We hebben het in commissie al gezegd: extra maatregelen zijn uiteraard meer dan welkom, maar zolang er geen werk gemaakt wordt van een ICT-beleid op lange termijn, zullen deze middelen niet meer zijn dan een druppel op een hete plaat.
Mijnheer de minister, u kondigde bij de bespreking in de commissie aan dat de eerder vermelde ICT-monitor bij het begin van het schooljaar 2008-2009 zal worden opgeleverd. Maar op de vraag naar een takenprofiel voor de ICT-coördinator, wat u ook had aangekondigd in de beleidsnota, bleef u ook dit jaar het antwoord schuldig. Nochtans zijn en blijven wij van mening dat juist daaraan grote nood is op het terrein. Nog al te vaak immers wordt de ICT-coördinator overladen door technische opdrachten, waardoor er zeer weinig ruimte overblijft voor zijn pedagogische taken. Als die monitor dan gaat peilen - zoals u aankondigde bij de bespreking in de commissie - naar het gebruik van ICT in de leercontext en naar ICT-vaardigheden van leerkrachten en leerlingen, zal vlug duidelijk worden dat ook hier nog zeer veel werk is weggelegd voor de ICT-coördinator.
Hier is dus behoefte aan een duidelijke beleidsvisie: blijft de ICT-coördinator enkel de probleemoplosser van dienst bij technische problemen, zoals nu vaak het geval is, of wordt ook expliciet ruimte gemaakt voor de uitvoering van zijn pedagogische taken?
Mijnheer de minister, ik heb bij de bespreking reeds gevraagd naar de verdere opvolging van het proefproject voor autisme. Uit uw antwoord blijkt dat, hoewel het project is stopgezet, er nog duidelijk behoefte is aan verdere stappen op het gebied van de praktische toepassing. De evaluatie toont duidelijk aan dat meer nascholing nodig is, vooral voor de afstemming van de communicatiestijl op de noden van de autistische leerlingen.
Mijnheer de minister, hebt u weet van eventuele moeilijkheden in de voormalige pilootscholen, nu ze niet meer kunnen rekenen op de extra omkadering? Gaan ze verder op de ingeslagen weg, bouwen ze verder aan de professionalisering, of haken ze af voor verdere nascholing? Uit signalen die ik opvang, blijkt dat er op het terrein toch wel een aantal problemen gerezen is, nu de scholen hetzelfde werk als vorig jaar doen, maar zonder de omkadering. Ik pleit er dan ook voor om de professionalisering van de voormalige pilootscholen, ondanks het stopzetten van het project, toch te blijven ondersteunen.
Mijnheer de minister, hoewel er voor een aantal zaken een aanzet tot oplossing wordt gegeven, kunnen we ook dit jaar weer vaststellen dat sommige zaken blijkbaar nog steeds taboe blijven. Zijn ze niet belangrijk genoeg, of passen ze niet in het beleid van 'gelijke kansen' zoals u dit wilt uitbouwen? Ik heb het over de hoogbegaafde leerlingen. In het leerzorgkader wordt terecht aandacht besteed aan autisme. In verschillende toespraken hebt u terecht de nadruk gelegd op de noodzaak van aangepast materiaal voor leerlingen met dyslexie. Hieruit blijkt dat u wel degelijk werk wilt maken van onderwijs op maat, aangepast aan de specifieke problemen waarmee sommige leerlingen kampen. Maar waar blijven de initiatieven voor hoogbegaafdheid? Hoogbegaafdheid op zich - dus zonder dat er zich bijkomende problemen aandienen, waardoor ze gebruik kunnen maken van het leerzorgkader - vraagt ook om een specifieke omkadering.
Ik heb het hier niet over extra middelen - hoewel ook die meer dan welkom zouden zijn - maar over een kleine inspanning van de overheid. Dat zou zeer positieve gevolgen kunnen hebben, zowel voor de scholen die werken met hoogbegaafde leerlingen als voor die leerlingen zelf. Concreet denk ik dan aan de uitwerking van een nascholingsprogramma, de verspreiding van goede praktijkvoorbeelden en een aanbod van goed didactisch materiaal. Dat zijn zaken die u in uw talenbeleidsnota voorstelt.
Echter, hoewel iedereen het erover eens is dat onze hersenen onze enige grondstof zijn en dat we er dus moeten voor zorgen dat het talent van eigen bodem zich ten volle kan ontplooien, moet ik ook dit jaar vaststellen dat net voor die hersenen, net voor dat talent dat een zeer grote bijdrage zou kunnen leveren, weinig structurele inspanningen worden gedaan. Ik blijf dit betreuren.
Een ander punt is een structureel beleid voor alle scholen met veel anderstalige leerlingen. We hebben nu wel de extra uren voor de scholen in de brede rand rond Brussel, maar alle andere scholen, die met gelijkaardige problemen worden geconfronteerd, moeten het blijven doen met de uren die ze op een andere manier bekomen. Ik wil niet pleiten voor bijkomende uren voor al die scholen, want ik besef maar al te goed dat dit een immens kostenplaatje heeft. Ik wil er alleen maar voor pleiten om eindelijk maatregelen te nemen, zodat de scholen zich weer kunnen toeleggen op hun kerntaak, lesgeven en kennis overdragen, veeleer dan op het blijvend wegwerken van taalachterstanden.
Mijnheer de minister, in uw talennota, die we in februari zullen bespreken, legt u een aantal pijnpunten bloot en geeft u de aanzet voor een aantal oplossingen. Echter, zolang u het wegwerken van de taalachterstand louter als een taak van de school blijft zien, vrees ik dat er geen beterschap zal optreden. Ik heb het hier vorig jaar op dezelfde plaats reeds gezegd, en ik wil het ook dit jaar herhalen: zolang de ouders hun verantwoordelijkheid niet nemen en het Nederlands enkel als schooltaal blijven beschouwen, zodat hun kinderen, eens de schoolpoort voorbij, geen woord Nederlands meer horen tot ze er weer binnen stappen, zullen die kinderen blijvend met taalachterstand worden geconfronteerd. Is het dan nog verantwoord om zoveel extra middelen uit te trekken, als de noodzakelijke en broodnodige ondersteuning van thuis ontbreekt?
Kan men dan nog alle verantwoordelijkheid om die taalachterstand weg te werken enkel en alleen bij de scholen leggen? Wordt het geen tijd om duidelijk te maken dat de school en de overheid wel willen bijdragen aan het wegwerken van die taalachterstand, maar dat het uiteindelijk de ouders zijn die hun verantwoordelijkheid moeten opnemen? Kan men niet van de ouders vragen dat ook zij Nederlands leren als zij hun kinderen inschrijven in het Nederlandstalige onderwijs? Ik hoop, mijnheer de minister, dat over deze vragen zal kunnen worden gepraat, eens we uw talennota bespreken.
Om te eindigen zou ik hier, net als vorig jaar, even aandacht willen vragen voor het faciliteitenonderwijs. Ondanks alle verklaringen in eerdere beleidsbrieven en in de regeerverklaring, wordt ook nu het probleem van de inspectie niet opgelost.
Mijnheer de minister, u hebt eerder al toegegeven dat de besprekingen met de Franse Gemeenschap, om tot een akkoord over het faciliteitenonderwijs te komen, zijn afgesprongen. U verklaarde dat u wacht op een interpretatief decreet, dat de meerderheid aan het voorbereiden is. Wij hopen, samen met u, dat dit decreet eindelijk voor een oplossing zal zorgen in dit dossier. Maar, eerlijk gezegd, wij vrezen er een beetje voor.
Aangezien er nu, op 19 december 2006, nog steeds geen oplossing is voor dit probleem - en we dus moeten vaststellen dat weer een passage uit het regeerakkoord niet wordt nageleefd, want daarin staat als streefdatum 1 januari 2006 - zijn wij van mening dat we niet langer moeten wachten en dat het dus hoog tijd is om de in het regeerakkoord aangekondigde eenzijdige maatregel te nemen. Wij hebben hierover een amendement ingediend, om op die manier het voor de meerderheid mogelijk te maken het regeerakkoord na te leven. Want wij zijn niet langer bereid om geld te spenderen ter bevordering van de verdere verfransing van Vlaams-Brabant. (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"An Michiels"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Helsen heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478120","id":1825,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Helsen","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Geachte voorzitter, leden van de regering, collega's, het minste wat we van de beleidsbrief Onderwijs en Vorming kunnen zeggen, is dat het een stevig werkstuk is. De beleidsbrief wijst erop dat de minister serieuze ambities heeft. Heel wat nota's en decreten worden aangekondigd. We hebben bij de bespreking in de commissie dan ook onze bezorgdheid uitgedrukt over de haalbaarheid. Voor het parlement is het belangrijk om de controlerende en wetgevende taak op een degelijke en kwaliteitsvolle manier te kunnen doen en dat vergt nu eenmaal tijd.
Het is onmogelijk om in dit korte tijdsbestek alle beleidselementen aan te halen en te becommentariëren, daarom zal ik me tot enkele elementen beperken.
In het basisonderwijs vormt het impulsplan voor kleuterparticipatie een belangrijk beleidselement in de volgende begrotingsperiode. Een zo vroeg mogelijke deelname aan onderwijs is vaak bepalend voor de verdere schoolloopbaan. Mijnheer de minister, tijdens de bespreking in de commissie gaf u een goed overzicht van de extra middelen die zullen worden ingezet om meer kleuters dan vandaag te laten participeren aan het onderwijs. Er worden heel wat extra middelen ingeschreven voor een snellere inrichting van de zomerklassen, voor zorg die vooral gericht is op het opsporen van kleuters die niet naar school gaan, voor de tweedelijnsondersteuning die zich richt op de anderstaligen en voor sensibiliseringscampagnes.
Naast deze verschillende elementen zal een goed uitgewerkte beleidsdomeinoverschrijdende aanpak zeer belangrijk zijn. Het optimaliseren van de samenwerking tussen de onderwijswereld en het welzijnsveld, bijvoorbeeld de huisartsen en Kind en Gezin, om de overgang van het thuismilieu naar de school zo vlug mogelijk te laten plaatsvinden, moet vruchten afwerpen.
In het secundair onderwijs zal in 2007 veel aandacht gaan naar de uitbouw van de Centra voor Leren en Werken. Het is een moeilijk dossier, om verschillende redenen, en ook in het VLOR-advies over de discussienota Leren en Werken blijkt duidelijk dat de verschillende partners niet altijd op één lijn zitten. Het is dan ook allerminst eenvoudig om tot een goed concept te komen dat de jongeren binnen deze systemen in de toekomst betere kansen biedt. Het gaat hier om een zeer kwetsbare doelgroep en over verschillende leersystemen die beter op elkaar moeten worden afgestemd.
Om het engagement van de jongeren te versterken, zal vooral een aangepast traject voor elke jongere, met een goede trajectbegeleiding daaraan gekoppeld, essentieel zijn om stappen vooruit te kunnen zetten. De Centra voor Leren en Werken moeten voor jongeren die afhaken in het voltijds secundair onderwijs, een alternatief bieden voor een te sterke schoolse aanpak. Evenmin mogen de Centra voor Leren en Werken een te sterke arbeidsmarktgerichte aanpak vooropstellen. Te veel jongeren die zich vandaag in de centra aandienen, zijn niet arbeidsrijp en hebben nood aan een aangepast traject waarin nog veel aandacht geschonken wordt aan de algemene vorming en persoonlijkheidsvorming.
Om een aangepast traject te kunnen aanbieden dat vertrekt van de competenties van de jongere, moet een volledige screening en objectieve oriëntering gebeuren naar een van de leersystemen. Op het terrein bestaat geen eensgezindheid over de manier waarop dit het best gebeurt. We moeten durven kiezen voor een concept dat deze volledige screening en objectieve oriëntering het meest garandeert. Ook wat betreft de samenwerking met de scholen voor voltijds secundair onderwijs moeten we erover nadenken of de formule waarmee dat vandaag gebeurt, de beste is voor de systemen van leren en werken. Ik merk op het terrein grote verschillen. Dat zou niet mogen.
Een tweede belangrijk aandachtspunt in het secundair onderwijs in 2007 is de investering in de basisinfrastructuur in bepaalde studiegebieden van het nijverheidsonderwijs. CD&V vindt het positief dat voor de tweede maal in deze legislatuur middelen worden vrijgemaakt. Wij vinden het interessant en nodig om na deze tweede injectie te weten waar we precies staan met de basisinfrastructuur. In de commissie wees de minister erop dat de scholen de middelen op een zeer verschillende manier aanwenden. Vooraleer we een nieuw financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs van kracht laten worden, willen we de stand van zaken kennen. Welke basisinfrastructuur is aanwezig, en voldoet ze aan de normen die we voor een hedendaags nijverheidsonderwijs vooropstellen? Dat zijn vragen waar we straks een antwoord op moeten kunnen geven.
De minister voorziet vanaf 2007 in 12,5 miljoen euro voor de uitbreiding van studietoelagen in het secundair onderwijs. Deze aanpassing is een antwoord op een lang gestelde problematiek. Het is positief dat aan de inkomensgrenzen gesleuteld wordt. De keuze om deze gelijk te schakelen met die van de studiefinanciering voor het hoger onderwijs en het gemiddelde bedrag te verhogen, is toe te juichen.
Ik heb er tijdens de commissiebespreking reeds op gewezen dat studiefinanciering, kosteloosheid en kostenbeheersing niet los kunnen worden gezien van elkaar en van het nieuwe financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs. De minister antwoordde dat de zaken best niet aan elkaar gekoppeld worden omdat het zo een zeer complexe oefening wordt en kan leiden tot een situatie waarin niets gebeurt. Het is inderdaad niet wenselijk dat scheefgegroeide situaties niet worden aangepakt. Toch vind ik het belangrijk om bij de nieuwe injecties een goed inzicht te blijven hebben in de reële kostprijs van een studierichting voor zowel de school die behoort tot een bepaald net, als voor een leerling die al dan niet een premie of een studietoelage krijgt. Het kan niet de bedoeling zijn om met de nieuwe initiatieven de verschillen straks groter te maken.
Een ander punt is de evaluatie van tijdelijke projecten in verband met onderwijsinnovatie. In het verleden heeft CD&V zich constructief-kritisch uitgelaten over Accent op Talent, afgekort AoT. We waren zelfs nog kritischer met betrekking tot de decretale onderbouw daarvan, die pas eind 2005 gestalte kreeg, terwijl de oorspronkelijke 16 AoT-projecten al lopen sinds september 2003. Omdat de lopende projecten belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het landschap van basis- en secundair onderwijs, volgt de CD&V-fractie de evaluatie ervan van nabij op.
In september 2007 moet het nieuwe financieringssysteem voor het volwassenenonderwijs van start gaan. Bij de huidige stand van zaken stellen we ons de vraag of deze timing realistisch is en de invoering van de nieuwe financiering niet beter met een jaar wordt uitgesteld. Het moet mogelijk zijn om ernstig decretaal werk te leveren en de instellingen moeten de ruimte hebben om zich goed voor te bereiden. In het nieuwe decreet is het de bedoeling om te komen tot een eenvoudiger en rechtszekerder systeem van inschrijvingsgelden. Een genuanceerde vrijstellingenpolitiek wordt hiertoe vooropgesteld. Het volwassenenonderwijs is een zeer divers veld en trekt ook zeer uiteenlopende doelgroepen aan. Het optrekken van de inschrijvingsgelden is voor de ene groep geen probleem, voor de andere wel.
Vooral in het geval van laaggeschoolde cursisten die via het volwassenenonderwijs een kwalificatie behalen via een langdurige opleiding, moeten we voorkomen dat te hoge inschrijvingsgelden ertoe leiden dat cursisten afhaken. Het systeem van vrijstellingen biedt hierbij niet voor iedereen een oplossing. Daarom stel ik voor om voor een bepaalde groep cursisten in het volwassenenonderwijs een studietoelage mogelijk te maken, net zoals voor leerlingen in het leerplichtonderwijs en het hoger onderwijs ook in studietoelagen wordt voorzien.
In de beleidsbrief staat te lezen hoe werk wordt gemaakt van de verdere professionalisering van de schoolleiding, van de lerarenopleiding en van het leerkrachtenkorps. CD&V vraagt ook extra aandacht voor de professionalisering van de schoolbesturen en de CLB's. Zeker in het kader van het leerzorgdossier zal een bijzondere aandacht voor nascholing nodig zijn.
Om de kwaliteit van het onderwijs te ondersteunen, wordt een informatierijke omgeving voor scholen gecreëerd, gebaseerd op peilingen. Vanaf het begin hebben wij gewezen op de kansen, maar ook op de gevaren hiervan. Dit mag geenszins leiden tot een bepaalde ranking van scholen. Het moet een stimulans zijn voor scholen om zichzelf te verbeteren. Dit kan enkel als de informatie op een correcte manier kan worden gebruikt. Wat de kwaliteitszorg binnen de CLB's betreft, is gekozen voor een vereenvoudiging van de inspectie. Bij deze optie, en ook bij de keuze van de externe deskundigen die daarbij worden betrokken, moet de onafhankelijke positie van de centra ten aanzien van de scholen bewaard blijven.
In 2007 zal voort worden gewerkt aan een duidelijk profiel voor de CLB's. In de verschillende dossiers krijgen die centra bijkomende opdrachten. Ik hoor geregeld kritiek op de werking van de centra. Wij vragen om eveneens de omkadering, maar vooral de werkingsmiddelen van de centra te evalueren, zodat we kunnen weten of die middelen volstaan om hun opdracht naar behoren uit te voeren. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Kathleen Helsen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478445","id":2801,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2801?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Demeulenaere","voornaam":"Stern"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, geachte leden, via conceptnota's, studies, experimenten in de proeftuinen en verklaringen allerhande zijn op heel wat terreinen de bakens gezet die aangeven welke richting de minister uit wil. Deels wordt er voortgebouwd op het beleid dat de voorbije jaren werd gevoerd. Deels worden er ook nieuwe klemtonen gelegd. Alleszins komt het er nu op aan al die plannen voort in de praktijk uit te werken.
Ik blijf even stilstaan bij een aantal punten uit de beleidsbrief. Een eerste punt is het hoger beroepsonderwijs. Voor de zevende graad TSO, de vierde graad BSO en opleidingen in het hoger onderwijs die geen toegang verlenen tot een bachelor of master, wegens geen accreditatie, ontstond er met de inschaling naar het nieuwe onderwijsmodel een grijze zone. De minister kondigde aan die situatie te willen ophelderen door het hoger beroepsonderwijs duidelijker te positioneren. Het hoger beroepsonderwijs zal opleidingen uit zowel secundair onderwijs als volwassenen- en hoger onderwijs behelzen. De VLD laat in het midden of er al dan niet een evolutie moet zijn naar een nieuwe structuur. Binnen het kwalificatieraamwerk kan het niveau van de opleidingen in kwestie immers perfect worden bepaald. De decretale verandering van het hoger beroepsonderwijs zal echter in verscheidene fases gebeuren, achtereenvolgens in het decreet betreffende het volwassenenonderwijs, het basisdecreet hoger onderwijs en ten slotte in het secundair onderwijs. Als niet vooraf een duidelijke algemene visie wordt ontwikkeld op het kwalificatieraamwerk, garandeert een gefaseerde verankering de duidelijke positionering van het hoger beroepsonderwijs in het onderwijslandschap niet.
Een tweede punt is het nijverheidsonderwijs: Net als vorig jaar wordt voorzien in een financiële injectie van 10 miljoen euro voor apparatuur in het nijverheidsonderwijs. Net als bij ICT gaat het hier over herhaalde, niet aflatende inspanningen om up-to-date te blijven en de kwaliteit van het onderwijs blijvend te garanderen. De overheid verwacht van haar kant evenwel een efficiënt gebruik van de middelen. Dit betekent dat scholen binnen eenzelfde onderwijszone afspraken zullen moeten maken over het inzetten van deze middelen.
Voor wat de financiering van het leerplichtonderwijs betreft, deel ik mijn betoog op in twee puntjes. Het eerste gaat over de internaten. Als gevolg van cao VIII kondigde de minister meer middelen aan voor de omkadering van de internaten in het gesubsidieerd onderwijs. Enerzijds zit het leerlingenaantal in de lift, maar anderzijds mag men de ogen niet sluiten voor het feit dat de samenstelling van de leerlingenpopulatie wijzigt. Er zijn meer leerlingen uit kansarme gezinnen.
In een artikel ´Blij naar huis en graag terug´, dat op 30 september van dit jaar verscheen in Het Nieuwsblad, wordt er gewag van gemaakt dat artsen ouders van kinderen met ADHD en ADD in toenemende mate aanraden om de kinderen op internaat te sturen, omdat ze nood hebben aan structuur en duidelijkheid. Een personeelslid van een internaat verklaarde dat als gevolg hiervan de ?medicijnkast volgepropt zit met Rilatine?. Dit zijn zorgwekkende evoluties die een gepast antwoord verdienen. Wij vrezen dat extra middelen alleen niet zullen volstaan.
Mijn tweede onderdeel betreft de kosteloosheid van het basisonderwijs, de kostenbeheersing in het secundair onderwijs en een nieuw financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs. Voor de ene kan het debat over de kosteloosheid en de kostenbeheersing niet losgekoppeld worden van het financieringsdebat en voor de andere mag niet alles op één hoop gegooid worden. Het is een feit dat er een duidelijke samenhang is tussen beide dossiers. Als er één ding volgens ons in dit stadium van het debat duidelijk is, is het de nood aan een klare, welomlijnde omschrijving van de gehanteerde begrippen. ´Kosteloos´ betekent niet dat alles gratis is.
Bovendien worden er een aantal nieuwe begrippen gelanceerd die een strikte afbakening van de aangevoerde terminologie vragen. Ik verwijs in dit verband naar de grenzen van de begrippen ´activiteiten voor het verlevendigen van de eindtermen´ en ´activiteiten extra muros´ en naar het concept van een ´dubbele maximumfactuur´ met een ´scherpe´ maximumfactuur voor uitgaven die onder de verlevendiging vallen. Dit alles brengt me tot een oproep voor klaarheid, in het bijzonder met het oog op de in het voorjaar van 2007 aangekondigde conceptnota over de financiering van het leerplichtonderwijs. De minister kondigt tegen het einde van de legislatuur ook een hervorming van het secundair onderwijs aan. De VLD vraagt zich af of de timing van beide niet beter gelijk zou lopen.
Een ander puntje dat ik wens aan te kaarten, betreft de school- en studietoelagen. Vanaf 2008 worden schooltoelagen ingevoerd in het basisonderwijs. Essentieel hierbij is de registratie van de kinderen. Vooral in het kleuteronderwijs verloopt die heel moeizaam. Daarenboven kondigt de minister een pakket maatregelen aan voor het verhogen van de deelname van kleuters aan het onderwijs. Nog steeds zijn er kleuters die voor hun zesde nooit naar school zijn geweest en zo vanaf het prille begin het gevaar lopen op een leerachterstand. Vanaf 1 september 2009 zullen vijfjarigen minstens een deel van het schooljaar naar de kleuterschool moeten gaan. Per regio zal de lijst van kinderen van 2,5 jaar vergeleken worden in de kleuterscholen, waarbij ouders van niet-ingeschreven kinderen een bezoek mogen verwachten van Kind en Gezin.
Om kleuters van allochtone afkomst beter te kunnen opvangen, komt er taalbegeleiding voor de betrokken onderwijzers. Hierbij stelt zich de vraag of die wel het verhoopte resultaat zal opleveren en in hoeverre die niet te vrijblijvend zal blijken te zijn.
Over de invoering van een mandaatsysteem zijn er heel wat ideeën. Hierover werd tijdens de afgelopen cao-onderhandelingen geen consensus bereikt. Om begrijpelijke redenen ligt dit bij de vakbonden uiterst gevoelig. Opmerkelijk is dan ook de vermelding in de beleidsbrief waarbij de minister aankondigt dit via bestaande decreten rechtspositie toch in te voeren wegens ´essentiële voorwaarde om de professionalisering van de schoolleiding te ondersteunen´. Daar moeten we toch eventjes bij stilstaan.
Het volgende puntje gaat over het spijbelbeleid en antisociaal gedrag. Van bij het begin van deze regeerperiode vormt dit een van de bijzondere aandachtspunten van het beleid. De minister lanceerde een indrukwekkend actieplan. Wij pleiten ervoor om alle projecten dienaangaande alle kansen te geven en ze met de nodige aandacht op te volgen. Ik denk in dit verband aan Time Out en aan de projecten van de politiezone Wetteren-Wichelen-Laarne. Ook de situatie in Brussel vraagt onze aandacht. Volgens Brussels minister Vanhengel is een sluitende controle van de leerplicht in Brussel onmogelijk. Vermits het Franstalig onderwijs geen statistieken bijhoudt over de aanwezigheid van leerlingen, ontbreekt het overzicht van het geheel.
Het jaarrapport van het Centraal Meldpunt Antwerpen daarentegen vermeldt de aanzienlijke toename van spijbelgedrag in het basisonderwijs. Dit relatief nieuwe fenomeen vraagt onzes inziens speciale aandacht in de verdere analyse en remediëring.
Talenkennis en taalvaardigheid, ook die in onze eigen taal, staan constant onder druk. Reeds tijdens de vorige legislatuur heeft de VLD dit probleem uitdrukkelijk op de agenda geplaatst. Recent werd het opnieuw aangekaart onder de vorm van een voorstel van resolutie. We steunen dan ook de voorstellen van de minister.
Ik denk in het bijzonder aan het inbouwen van peilingsmomenten naar de taalbeheersing van leerlingen, de aandacht voor taalvaardigheid in de lerarenopleiding, de integratie van Frans en Engels in het BSO en TSO, aangepast aan de studierichting, vreemde taalinitiatie en -sensibilisatie in het BO en de invoering bij wijze van proefproject van de CLIL-methode (Content and Language Integrated Learning) in een 10-tal scholen.
Het is nu uitkijken naar de concrete uitwerking in de aangekondigde definitieve talennota met inbegrepen uitvoeringsplan. Zo mag het CLIL niet blijven steken bij enkele proefprojecten, maar het moet op korte termijn aansluiten bij de structurele maatregelen.
Wat het flankerend lokale onderwijsbeleid betreft, wijzen we erop dat de problematiek van gelijke kansen zich bij uitstek stelt in steden. Daar komt in verhouding meer kansarmoede en taalachterstand voor. In het vorige schooljaar konden vier steden - Antwerpen, Gent, Genk en Mechelen - starten met een aantal proefprojecten.
De problemen beperken zich niet tot grootsteden. Daarom werd het budget met 1,2 miljoen euro verhoogd. Het is goed dat vanaf 2007 ook niet-centrumsteden een subsidieaanvraag kunnen indienen.
Voor wat de financiering van het hoger onderwijs betreft, is het minste wat men kan zeggen dat de minister de spanning wel weet op te bouwen. De herziening van het financieringssysteem werd op vraag van het veld nog maar eens verschoven, ditmaal naar het begin van 2008. Niettemin lekt er langs diverse kanalen een en ander uit. Het kan dan ook niet verbazen dat een rationaliseringsnorm of outputfinanciering reacties, ongerustheid en zelfs protest uitlokt.
Het is duidelijk dat een fundamentele wijziging van het systeem tijd vergt. Anderzijds is het uitstel van het openbare debat op basis van een volledig concreet financieringsmodel onverantwoord. De behoefte aan discussie leeft onmiskenbaar.
Tot slot vinden wij de beleidsbrief niet alleen zeer ambitieus, de minister dient zich ook te realiseren dat hij verwachtingen creëert bij het onderwijsveld. Aan de VLD zal de minster alvast een kritische maar constructieve gesprekspartner hebben. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Stern Demeulenaere"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Tavernier heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478487","id":2543,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2543?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Tavernier","voornaam":"Jef"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, heren en dames ministers, collega's, ik bedank mijn fractieleidster omdat ze mij vier minuten gegeven heeft om een kritische blik te werpen op alles wat met onderwijs te maken heeft.
Mijnheer de minister, om deze beleidsbrief te bespreken heb je eigenlijk een aantal uren nodig. De sprekers van de meerderheid hebben in de weinige hun toegemeten tijd veel punten aangehaald om te zeggen dat er heel veel op hen afkomt en dat het allemaal erg ambitieus is. Als iemand van de meerderheid dat met die intonatie zegt, is dat toch een indicatie dat u misschien te veel hooi op de vork neemt en dat u misschien te veel verwachtingen creëert die u niet allemaal kunt inlossen.
Het tijdsschema lijkt ook te strak, waardoor men voortdurend moet uitstellen. Zo creëer je ongenoegen. Als voorbeeld neem ik iets dat nu nogal in de actualiteit is: de hervorming van het volwassenenonderwijs.
Daar zeggen ze dat, zelfs als ze zouden akkoord gaan met wat voorligt, wat niet het geval is, dan nog de invoering op 1 september een huzarenstuk zou zijn, om niet te zeggen een onmogelijkheid.
Bij de hervorming van het volwassenenonderwijs wordt door sommigen gesteld dat het inschrijvingsgeld gevoelig verhoogd wordt, dat de studieduur langer wordt en dat er een verlies is aan lesuren en tewerkstelling. Ze hebben volgens mij gelijk. Dit zijn fundamentele punten van kritiek, waarover de komende maanden grondig moet worden gediscussieerd. Mijnheer de minister, neemt u daar voldoende tijd voor. Dit is een zo belangrijk deel van het onderwijs van de toekomst, dat we het niet zomaar holderdebolder kunnen hervormen.
Een van de belangrijke aandachtspunten uit de vorige regeerperiode was participatie in het onderwijs. Daar is het nu nog altijd droevig mee gesteld. Ik wil niet ingaan op het feit dat u dat steunpunt niet wilt oprichten en subsidiëren, maar ik wil wel kijken naar de enquêtes op het terrein. Iedereen acht participatie in het onderwijs belangrijk, en ook u verklaart dat voortdurend. Toch geeft u geen geld.
Volgens Klasse blijkt uit de enquête dat die participatie op het terrein nog altijd niet ver staat. Participatie van leerlingen en leerkrachten in het beleid verdient dan ook absoluut meer steun, niet alleen met woorden, maar ook structureel en onder de vorm van financiering, meer dan nu het geval is.
Een ander aspect is participatie van kansengroepen. Het gaat daarbij niet alleen om allochtonen, maar het is wel duidelijk dat het pijnpunt, ondanks alle mooie intenties, de te lage deelnemingsgraad van bepaalde groepen aan het hoger onderwijs is. Bovendien behalen velen geen diploma secundair onderwijs. U kunt daar misschien iets aan doen, maar dan moet u de studiefinanciering als criterium nemen, ook voor het hoger onderwijs, zodat kansengroepen, ook allochtonen, en scholen die veel zulke studenten hebben, extra gesteund worden.
Dat brengt me tot de studiebeurzen. Ook daarover ligt een ontwerp van decreet klaar. We moeten nagaan of het daarin over voldoende hoge bedragen gaat en of voldoende groepen het recht op een studiebeurs wordt toegekend. Iedereen weet dat de studiebeurzen te laag zijn, maar ook in de huidige voorstellen zijn ze dat nog steeds. (Opmerkingen van de heer Ludo Sannen)
Het is niet omdat iets blijft, dat het goed is. Het is ook niet omdat de vorige meerderheid een goede samenstelling had, dat er niets meer verbeterd kan worden. Iedereen die in het onderwijsveld actief is, zal toegeven dat de studiebeurzen in veel gevallen veel te laag zijn. We moeten ze dus optrekken.
Ten slotte tonen de petities voor het busvervoer voor gehandicapte kinderen aan dat er een probleem is waarop onvoldoende antwoord wordt gegeven. Ook daar moeten we iets aan doen. Ik verwacht initiatieven en middelen waarin nu niet is voorzien. (Applaus bij Groen!)
","sprekertitel":"Jef Tavernier"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Berx heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik zal me in mijn discours beperken tot twee dossiers: de financiering van het hoger onderwijs, en het GOK-decreet en de kosteloosheid van het onderwijs voor zover er een samenhang is met de nieuwe financiering van het basis- en secundair onderwijs.
Mijnheer de minister, wat het eerste dossier betreft, schrijft u in uw beleidsbrief dat tegen eind 2006 een decreet over de financiering van het hoger onderwijs zal worden voorbereid. Er wordt ook gewerkt aan richtlijnen voor de rationalisatieplannen. Ook voor dit dossier dringt dus de tijd, vooral omdat we daar sinds midden 2006 niet veel meer over hebben gehoord. Het is wel een publiek geheim dat er een aantal werkversies van die tekst circuleren. Dat bleek ook het afgelopen weekend. Zo verscheen een opiniestuk in De Morgen waarin u, volgens mij niet helemaal terecht, werd verweten niets te willen doen voor allochtone studenten. Integendeel, uw maatregelen zouden zelfs leiden tot minder kansen op toegang tot en doorstroming in het hoger onderwijs.
Aangezien we nog geen teksten hebben, baseer ik me in wat volgt op wat ik heb horen zeggen. Ik geef toe dat dat een vrij zwakke bron is.
Het nieuwe systeem, met onder andere een sokkel en een variabel deel voor het onderwijs, leidt allicht tot verschuivingen tussen de instellingen die niet of niet per se te maken hebben met het goed of slecht presteren van die instellingen. De effecten kunnen bizar zijn. Zo is het mogelijk dat een instelling waarvan het studentenaantal gedaald is, financieel wint. Omgekeerd kan een instelling met een gestegen aantal studenten ook financieel verliezen, meer bepaald door het spel van de OBE´s waarvan het belang niet afneemt maar toeneemt aangezien het voor veel meer aspecten van de deelbudgetten zal spelen. Kortom, moeten we niet af van de termen ´winnaar´ en ´verliezer´? Die termen suggereren immers dat de verliezers minder goed presteren of minder performant werken, wat geenszins het geval hoeft te zijn.
Het nieuwe systeem lijkt niet zo open-end of gesloten met een kliksysteem als principieel vooropgesteld in de conceptnota en de beleidsnota. Het kliksysteem zou de beoogde stijging van studentenaantallen onvoldoende opvangen. Bovendien zou het pas ten vroegste in 2012 in werking treden. De ambitie van deze meerderheid is een tweede democratiseringsgolf te realiseren. Dat is een doelstelling waar we allemaal achter staan.
Mijnheer de minister, u zegt heel vaak dat de instellingen zich niet moeten concentreren op het afsnoepen van elkaars studenten maar vooral moeten proberen om nieuwe vijvers aan te boren. Als het juist is dat het kliksysteem vrij laat in werking treedt, dan zou dat tot gevolg kunnen hebben dat de instellingen zwaardere inspanningen moeten leveren met hetzelfde geld. Vooral voor de professionele bachelors kan dat een probleem zijn.
Mijnheer de minister, er is ook een probleem van timing. Op 1 januari 2008 zou het nieuwe systeem in werking moeten treden, maar al in maart 2007 bereiden de instellingen het volgende academiejaar voor. Bovendien vermeldt de beleidsbrief heel terecht dat er alleszins een aanpassing nodig is van de Databank Tertiair Onderwijs of DTO. De gegevens die nodig zijn voor de berekening van de jaarlijkse werkingsuitkering van de instellingen kan de DTO nu nog niet leveren. Met andere woorden, we komen in tijdnood. We hopen en rekenen erop dat dit op een kwalitatieve manier gebeurt.
Een ander thema dat nauw samenhangt met het financieringsmodel, is de rationalisatie. Intussen is er een VLOR-advies waarin een aantal krijtlijnen worden uitgezet. Een daarvan is dat we de bestaande instrumenten hun werk moeten laten doen. Ik moet toegeven dat dit wat haaks staat op wat ik daar zelf in de commissie over gezegd heb. Een tweede krijtlijn focust op de weinige duidelijke gevallen waarin de financiële middelen slecht worden ingezet. Daarnaast moeten we er rekening mee houden dat de rationalisatie in overleg met de sector zelf moet gebeuren en niet enkel via eenvoudige parameters. Er moet ook een duidelijk zicht zijn op de overheidsomkadering voor de rationalisatiedossiers.
Het lijkt me nuttig om na het reces een hoorzitting te organiseren waarbij eventueel de commissie Wetenschapsbeleid kan worden betrokken aangezien heel wat middelen uit het wetenschapsbeleid bij voorkeur in het hoger onderwijs moeten worden ingezet.
Het tweede dossier heeft te maken met het Gelijkeonderwijskansendecreet. Mijnheer de minister, ik heb er problemen mee dat u de extra GOK-middelen voor de tweede en derde graad enkel toekent aan die scholen die nu al GOK-middelen hebben.
Mijnheer de minister, u hebt zelf op uw webstek gezet dat de reden voor de beperktere ondersteuning voor deze graden samenhangt met het verschil in indicatoren voor basisonderwijs en secundair onderwijs eerste graad enerzijds en secundair onderwijs tweede en derde graad anderzijds. Daarnaast is er nog een verschil in instapdrempels. U verwees daarbij naar de perceptie bij de scholen. Het gaat echter over veel meer dan perceptie. Er zijn scholen met een heel uitgebreide GOK-ondersteuning in het basisonderwijs en/of de eerste graad van het secundair onderwijs maar niet in de tweede en derde graad, hoewel de problematiek van de kansarmoede identiek is. In de scholen waar dat wel het geval is, is de vraag of dat te maken heeft met de manier waarop het gelijkekansenonderwijs gevoerd is en met de zorg of het gebrek daaraan met betrekking tot zittenblijven.
Vervolgens ben ik erg geïnteresseerd in de effecten op de leerlingeninstroom ten gevolge van de bijsturing van het GOK-decreet. Ik weet dat het om een recente bijsturing gaat. Nu kan er voorrang worden gegeven aan niet-GOK-leerlingen in scholen met een bovental aan GOK-leerlingen en vice versa. Zult u die effecten op de leerlingeninstroom in de scholen snel laten opvolgen? Zo ja, met welke bedoeling?
Ten slotte hebben we echt nood aan een grondig onderzoek naar de keuze van GOK-indicatoren en het gewicht dat eraan wordt toegekend, en ook dus naar de gevolgen voor de verdeling van de GOK-uren als aanloop naar een nieuwe financiering. Nogal wat scholen hebben een groter aantal GOK-leerlingen dan gefinancierde GOK-leerlingen. Bovendien is er mogelijk ook een pervers effect van sommige indicatoren. Ik heb het daar al herhaaldelijk over gehad. Het belangrijkste neveneffect is dat voor de indicator voor de tweede en derde graad rekening wordt gehouden met de schoolse achterstand. Als dat wordt gecombineerd met de mogelijkheid van doorschuiven, waarbij leerlingen uit het vierde en vijfde jaar van het basisonderwijs meteen naar het middelbaar kunnen, dan kunnen scholen die een zeer goed GOK-beleid voeren daarvoor gepenaliseerd worden. Immers, hoe minder zittenblijvers ten gevolge van een per hypothese sterk oriënterings- en begeleidingsbeleid, hoe minder GOK-ondersteuning.
In het licht van de nieuwe financiering op grond van leerlingenkenmerken en schoolkenmerken pleit ik er dan ook voor te zorgen voor een heel goede evaluatie van de huidige GOK-indicatoren. Ze moeten relevant en objectiveerbaar zijn, mogen geen aanleiding geven tot perverse effecten, mogen niet afhankelijk zijn van verklaringen op eer. Bovendien moeten we, met maximale eerbiediging van de autonomie van de scholen, de confrontatie aangaan met scholen over het gebruik van die middelen. Worden ze vooral geïnvesteerd in het zelfstandig en zelfredzaam maken van jongeren, met de klemtoon op de eigen verantwoordelijkheid van de jongere zelf en van de ouders? Of ligt de klemtoon te veel op zorg en afhankelijk makende ondersteuning?
Ik wil eindigen met een klein woordje over de kostenbeheersing en de kosteloosheid. Mijnheer de minister, mevrouw Helsen heeft er al op gewezen dat u in de commissie hebt gezegd dat de samenhang die er ongetwijfeld is tussen de dossiers er niet toe mag leiden dat we geen vooruitgang boeken omdat de zaak anders wel heel complex wordt. Toch blijven we er bij dat tussen beide een onlosmakelijke band bestaat. Aangezien het verschil in startpositie tussen de scholen - de werkingsmiddelen worden nog altijd bepaald op basis van het net waartoe de scholen behoren - voor u geen reden is om de maximumfacturen te differentiëren, rijst de vraag of dit niet leidt tot een dermate hoge maximumfactuur dat het eigenlijk een maat voor niets wordt.
Aangezien dit kennelijk niet is opgenomen in het commissieverslag wil ik toch zeggen dat het grondwettigheidsargument enkel opgaat voor de kosteloosheid en niet voor de maximumfacturen. Het argument van de gelijke behandeling hoeft niet per se te spelen. Een eventuele differentiatie is dan ook niet strijdig met de Grondwet.
Collega's, begrijp ons niet verkeerd! Ook onze fractie wil een kostenbeheersing in het onderwijs voor alle leerlingen. Dat engagement staat trouwens heel duidelijk in het regeerakkoord. We willen wel de nodige waarborgen dat alle scholen die ambitie op een correcte manier kunnen waarmaken. We willen er ook voor waarschuwen dat het debat over de kostenloosheid en kostenbeheersing geen valse verwachtingen mag creëren. Ouders en leerlingen mogen niet worden opzet tegen de scholen. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Sannen heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478420","id":1867,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1867?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sannen","voornaam":"Ludo"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, ik wil in de eerste plaats de heer De Cock en mevrouw Temsamani verontschuldigen. Mij werd gevraagd kort het woord te nemen in verband met het onderwijs. Ik doe dat natuurlijk met veel plezier.
De beleidsbrief Onderwijs is ambitieus en de timing is strikt, maar deze regeerperiode is een belangrijk scharnierpunt in het onderwijsbeleid van Vlaanderen. Er zullen op vele terreinen wijzigingen, verbeteringen en nieuwe uitdagingen worden aangegaan. Centraal is het gelijkekansenbeleid dat op alle niveaus, van hoog tot laag, wordt doorgetrokken. In het gelijkekansenbeleid moeten niet alleen de instellingen, maar ook de ouders en de hele samenleving hun verantwoordelijkheid nemen. Het is niet vrijblijvend: waar rechten worden geformuleerd, worden ook plichten bij de ouders, leerlingen en de hele samenleving gelegd. Het evenwicht in deze beleidsbrief is ontzettend belangrijk.
Ik wil stilstaan bij de engagementen en initiatieven die genomen worden ten opzichte van de instellingen opdat ze hun taak, namelijk het bevorderen van meer gelijke kansen en een steeds grotere kwaliteit in het onderwijs, zouden kunnen realiseren. Wat het leerplichtonderwijs betreft heeft de minister de ambitie om tegen 2008 het nieuwe financieringsmodel uitgetekend te hebben. Dat model zal gebaseerd zijn op de relevante school- en leerlingenkenmerken waardoor er sowieso een gelijkschakeling komt en het hele nettendebat van de baan zal zijn. Een school zal worden gefinancierd naargelang de opdracht die ze heeft. Het is de opdracht van een school om binnen een bepaald kader alle kwaliteiten van leerlingen naar boven te halen en hen echt gelijke kansen te geven. Het is ambitieus om dit tegen 2008 rond te hebben, maar het is wel essentieel om binnen deze legislatuur klaar te zijn met de uittekening van het nieuwe financieringsmechanisme.
Dat gelijke kansen belangrijk zijn, wordt nog eens concreet aangeduid door de verhoging met 30 percent van de GOK-uren in de bovenbouw van het secundair onderwijs. Gelijke kansen stoppen niet bij het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs, maar moeten worden doorgetrokken. Daarom is de verhoging voor de tweede en derde graad in het secundair onderwijs belangrijk, alsook de engagementen die gevraagd worden van het hoger onderwijs. Het is belangrijk dat het een beleidsonderwerp is geworden dat ook zwakke groepen alle kansen moeten krijgen in het hoger onderwijs. In het verleden is te weinig stilgestaan bij de grote verantwoordelijkheid die ook hogescholen en universiteiten hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van allochtone jongeren.
Mijnheer de minister, ook bij een nieuw financieringsmechanisme, nieuwe maatregelen en beleidsplannen die we van hogescholen en universiteiten vragen, is een pendant bij de studenten. Uit verschillende hoeken, bijvoorbeeld de universiteit van Limburg en een hogeschool uit Mechelen, verneem ik het volgende probleem: ze proberen Nederlands te geven aan eerstejaarsstudenten, maar die komen niet. De enigen die komen, zijn de echte nieuwe migranten uit het Oostblok, maar niet de Marokkaanse of Turkse jongeren die al langer hier zijn. Die gaan ervan uit dat ze Nederlands kennen en ook het academische Nederlands voldoende onder de knie hebben, maar dat blijkt niet het geval te zijn waardoor ze vastlopen. Aan de universiteit van Diepenbeek heeft men het initiatief genomen om als iemand het jaar overdoet, in te grijpen en af te dwingen dat Nederlands wordt gevolgd. Het gebeurt dus pas na een mislukking. We zouden moeten proberen om dit in het curriculum op te nemen opdat anders de doelstelling niet wordt bereikt.
Ik ben blij dat de minister snel werk wil maken van de hervorming van het volwassenenonderwijs. Het volwassenenonderwijs is de afgelopen jaren erg gegroeid. Het heeft evenwel een zwakke structuur, ook op bestuursniveau, en dat zorgt ervoor dat we niet overal dezelfde kwaliteit kunnen aanbieden, en daardoor kunnen we de verwachtingen van de cursisten niet altijd realiseren. De overheid draagt het ideaal van permanent leren en permanente vorming uit en financiert het volwassenenonderwijs wel, maar moet ook zorgen voor een volwaardige structuur. Hoe sneller dat gebeurt, hoe beter.
Gelijke kansen staan bij de nieuwe plannen over de hervorming van het volwassenenonderwijs centraal. Er is in bijkomende omkadering en een vrijstelling van inschrijvingsgeld voor NT2 en het luik algemene vorming voorzien. Dat is belangrijk. Het blijft evenwel ook een uitdaging om vorm te geven aan het hoger beroepsonderwijs. Wellicht zijn er nog knelpunten rond de inschrijving, de lange en dus te dure trajecten of de inzetbaarheid van het personeel. De CVO's hebben een zwakke structuur. Het zou daarom niet goed zijn als we hen onmiddellijk een te grote verantwoordelijkheid zouden geven in deze.
De taakinvulling van het personeel is een moeilijke zaak, zoals de ervaring van het hoger onderwijs ons leert. Wat is een voltijdse taak voor een leerkracht? Dat is niet eenvoudig te bepalen. Zonder strikte regels en strikte begeleiding zal de uittekening van deze opdrachten tot moeilijkheden aanleiding geven. De beleidscapaciteit is daar nog onvoldoende aanwezig. De onrust die hierover bij de vakbonden bestaat, moet worden weggenomen.
De dubbele maximumfactuur, de algemene kostenbeheersing in het secundair onderwijs en de bijkomende stappen om de kloof in het aanbod van sociale voorzieningen van het hoger en universitair onderwijs weg te werken, zijn allemaal budgettaire operaties die in het licht van het gelijkekansenbeleid moeten worden beoordeeld. Men kan bedenkingen maken bij de selectieve maatregelen van het nieuwe financieringssysteem en de inkomensniveaus in het hoger onderwijs. De meerwaarde is evenwel dat er vooruitgang is voor de groep die de afgelopen jaren is vergeten: de leerlingen in het basisonderwijs en het secundair onderwijs. Zo zijn hun mogelijkheden om studietoelagen te krijgen verbeterd.
De tijd ontbreekt om nog iets te zeggen over de participatie in het kleuteronderwijs en de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het is evenwel duidelijk dat de ambitieuze doelstellingen uit de beleidsnota in de begroting voor volgend jaar zijn vertaald. Onze fractie zal dus met enige trots dit onderdeel van de beleidsnota en de begroting goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Ludo Sannen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Merckx heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478296","id":1856,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1856?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Merckx-Van Goey","voornaam":"Trees"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, bij de aanzet van de tweede helft van de legislatuur wil ik in het jaarlijkse begrotingsdebat, kort stilstaan bij het wetenschap- en innovatiebeleid. Een van de uitdrukkelijke doelstellingen van het regeerakkoord is te evolueren naar een ondernemende, innoverende, lerende en creatieve samenleving. Economische groei is nog altijd verbonden met het vermogen om te vernieuwen en te creëren.
In de hedendaagse economie vormen informatie, kennis, innovatie, opleiding en vooral creativiteit de immateriële kracht. Veel collega's hebben al verwezen naar het businessplan 'Vlaanderen in actie'. De tweede van de vier uitdagingen is creativiteit, innovatie als cultuur en ondernemerschap. Er is al verwezen naar het forum dat deze week wordt gehouden.
Als we het over wetenschap en innovatie hebben, dan verwijzen we uiteraard ook naar dit Vlaams actieplan, maar dat is te beperkt. Het zou de ambitie van het beleidsakkoord en de beleidsbrief oneer aandoen om het te beperken tot deze waardevolle maar pragmatische projecten. Het actieplan is niet voldoende om een 'sense of urgency' te verlenen aan een wetenschap- en innovatiebeleid. Het is wel een kader om een dialoog en een respons te krijgen buiten de politiek en het parlement. Het is van groot belang dat niet alleen het middenveld en het bedrijfsleven en iedereen die zich daardoor aangesproken voelt, zich engageren en commentaar leveren. Het is aan ons om er de nodige aandacht aan te besteden en het dossier nauwgezet te volgen.
Wat is voor ons belangrijk? Het regeerakoord, de beleidsnota, de beleidsbrief en de begroting. De kredieten voor wetenschap en innovatie zullen, in uitvoering van het in 2003 afgesloten innovatiepact, in de lopende legislatuur systematisch groeien om in 2009 op zijn minst 255 miljoen euro hoger te liggen dan in 2004. Dat is goed. Wij verwelkomen de jaarlijkse verhoging. Dit jaar is er een verhoging van de structurele publieke middelen met 60 miljoen euro. Om de Barcelonanorm te halen, zullen we echter elke extra gelegenheid moeten aangrijpen. Wij vragen dat de inhaaloperatie wordt voortgezet en versterkt. Ik verwijs in dat verband naar het advies nummer 96.
Een tweede belangrijk punt is het nastreven van een evenwicht tussen de verschillende vormen van onderzoek. Voor onze fractie is dat zeer belangrijk. Ik heb het niet alleen over de brede waaier van activiteiten in de innovatieketen, gaande van fundamenteel onderzoek, strategisch basisonderzoek, industrieel onderzoek, technologische innovatie, kennisverspreiding en wetenschapspopularisering.
Wij vinden het streven naar evenwicht in de financiering zeer belangrijk en kijken uit naar uw vraag, mevrouw de minister, tot de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid om aanbevelingen te doen over de verdere uitbouw van dit Vlaams wetenschap-en innovatiebestel, gelinkt aan de Europese en internationale context. Het is vervolgens heel belangrijk om over het advies een uitgebreid debat te houden.
Verder zullen we alles volgen wat aangekondigd is voor 2007. Maar hoe zullen we de studies die al uitgevoerd zijn, bespreken? Wat zal er gebeuren met het belangrijke verkenningsonderzoek door de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid over technologie en innovatie in Vlaanderen? Wat zal er gebeuren met de belangrijke studie van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie over de vergelijking van de verschillende stelsels van doctoraatsbeurzen? Ik denk dat het goed is rekening te houden met de aanbevelingen van het verslag van het Rekenhof over de subsidiëring van de kenniscentra. Ten slotte, wil ik er nogmaals op aandringen om nauwgezet het engagement tot het opstellen van dit innovatiebeleidsplan te volgen. Het zal ertoe bijdragen om de dringendheid van innovatie bij uw collega-ministers duidelijk te maken, want alle vormen van innovatie moeten in dit plan passen. Het is belangrijk om bij te dragen tot meer ruimte voor innovatie in de samenleving.
","sprekertitel":"Trees Merckx-Van Goey"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478379","id":2619,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2619?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Frank"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik wil even reageren op de algemene bedenking dat de beleidsbrief en het beleid te ambitieus zouden zijn.
Mevrouw Michiels vroeg wanneer we eindelijk het profiel van de ICT-coördinatoren zouden opstellen. We hebben nooit de keuze gemaakt om als overheid een functieomschrijving te maken voor de ICT-coördinatoren. Scholen vullen dat zelf in, volgens hun eigen visie, en ik denk dat we die autonomie aan de scholen moeten laten. Onze kritische bedenking is dat scholen die functie in de praktijk nogal technisch invullen terwijl er bij het schoolteam een behoefte is om ICT te kunnen inschakelen in het pedagogisch-didactische gebeuren. We zullen dit onder de aandacht brengen van de scholen als we de ICT-strategienota afwerken in januari. In die nota zullen we ook aanhalen dat men ICT kan bekijken vanuit pedagogisch-didactische processen. Schoolteams moeten daarin ook ondersteund worden door de school zelf. Maar ik wil uitdrukkelijk geen algemene functieomschrijving opstellen. Ik denk dat dit niet goed is. Je moet de scholen niet te veel bij het handje houden.
Mevrouw Michiels maakte zich ook zorgen over de autiprojecten. Wij hebben gedurende drie schooljaren - en dat is nog de verdienste van mijn voorgangster, mevrouw Vanderpoorten - zes projecten opgezet voor kinderen met autismespectrumstoornissen: vier in het buitengewoon onderwijs en twee in het gewoon onderwijs. Die projecten liepen in de schooljaren 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006. Het was vooral de bedoeling deskundigheid te ontwikkelen en netwerken uit te bouwen met betrekking tot autisme. Die scholen wisten dat dit tijdelijke projecten waren, dat we ze zouden evalueren en dat ze dus op een bepaald ogenblik zouden kunnen stoppen. We hebben op basis van een evaluatie onder meer in september beslist om deze projecten voort te zetten. Inhoudelijk zullen we daarop blijven werken. Maar we willen wel heroriënteringen doorvoeren, onder andere om meer deskundigheidsontwikkeling in het secundair onderwijs op te bouwen.
Ik heb daar voor 2007 de middelen voor, onder meer op basis van Lottogelden. We zijn op dit ogenblik die heroriëntering van autismeprojecten op punt aan het stellen. De bedoeling is dat scholen zullen worden geselecteerd in de loop van januari-februari, zodat dat ze al dit schooljaar aan de slag kunnen. Ja, mevrouw Michiels, er is even een onderbreking in deze werking. Die onderbreking is er omdat wij een evaluatie doen. In 2007 zijn er echter opnieuw middelen beschikbaar en laten wij opnieuw een aantal scholen starten. Maar dan wel vanuit een geheroriënteerde benadering van autismedeskundigheidsontwikkeling.
Achter wat mevrouw Helsen zei over het dossier Leren en Werken schuilt een heel debat. Mevrouw Helsen kent dat debat en maakt het ook mee. Ik kan dus een beetje decoderen wat ze wil zeggen. Ik ben het niet helemaal eens met haar stelling over deze kleine groep erg kwetsbare jongeren in het deeltijds onderwijs, de deeltijdse vormingen en de leertijd. De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat die jonge mensen tot hun achttien jaar een voltijds en zinvol engagement hebben, een dat leidt tot een kwalificatie. Daar loopt toch wel wat mis: op het vlak van de trajecten naar werk, begeleiding en keuzemogelijkheden tussen enerzijds werk en anderzijds een voortraject of een brugproject. Wij moeten in die structuur een aantal zaken wijzigen. Ik hoor in wat u zegt een beetje koudwatervrees: "Je mag de gewenste trajectbegeleiding richting arbeidsmarkt toch niet te strak opvatten."
Ik denk dat er wel degelijk een trajectbegeleiding richting arbeidsmarkt moet zijn voor alle centra. Met name de centra voor deeltijds onderwijs moeten daarop worden afgerekend. Vandaag stellen wij vast dat er nogal wat verschil bestaat in benadering. Dat is altijd met de beste bedoelingen - als er een sector is waarvan ik de goede bedoelingen en het engagement zeker niet ter discussie wil stellen, dan die van de deeltijdse vorming en het deeltijds onderwijs. Men werkt er met moeilijke jonge mensen en met doet er zijn uiterste best. Als je echter vaststelt dat men in bepaalde centra veel meer een beroep doet op voortrajecten en in andere centra veel meer oriënteert richting werk, dan heeft dat ongetwijfeld iets te maken met de jonge mensen die daar zijn binnengekomen, maar ook met beleidsvisie. Wij moeten de neuzen een beetje meer in dezelfde richting zetten en de methodieken een beetje stroomlijnen. De methodieken moeten met meer zelfkritiek worden benaderd. We moeten ook de werkmethode wat aanpassen. Dat ligt erg gevoelig, maar we moeten ook eens een paar gevoelige knopen durven doorhakken - zonder daarom een grote revolutie te ontketenen. Er moeten enkele dingen veranderen. Men heeft daarvoor wat koudwatervrees. Wij hebben zinvolle voorstellen op tafel gelegd. Ik kom binnenkort met een uiteindelijke conceptnota Leren en Werken. Daarin zult u mijn voorstellen terugvinden. Die zullen erop gericht zijn om voor alle jonge mensen, die het voltijds onderwijs in de klassieke betekenis vaarwel willen zeggen, in een degelijke, stevige begeleiding te voorzien, die overal in het land kansen biedt op werkervaring en, als werkervaring niet gaat, een voortraject of een brugproject. Daarbij moeten we toch echt wel stroomlijnen en op elkaar afstemmen.
We zullen de basisstructuur moeten evalueren, als we daar de twee volgende jaren extra geld instoppen.
Verschillende mensen hadden het over de kostenloosheid. We willen de onderwijskosten voor de leerlingen en hun ouders beheersen. Kostenloosheid als principe willen we eindelijk waarmaken en garanderen. Dat hangt samen met hoeveel geld de scholen krijgen voor hun werkingsbudgetten. Dat alles met alles samenhangt en het ene meer tijd vraagt dan het andere, mag ons niet verhinderen om stappen vooruit te zetten. Daarover is nu overleg bezig met de onderwijsverantwoordelijken van de koepels.
In de begroting 2007 willen we lineair 45 euro per kind in het basisonderwijs besteden. Samen is dat goed voor 29,5 miljoen euro. Dat moet volstaan om de kostenloosheid in alle basisscholen waar te maken. Inzake kostenbeheersing moeten we het principe hanteren van maximale facturen, voor zaken waarmee de eindtermen worden verlevendigd en voor meerdaagse uitstappen.
We hebben zeker nog een eind weegs te gaan inzake nieuwe financiële impulsen voor de werkingsbudgetten van de scholen. De scholen weten nog niet hoe dat precies zal worden verdeeld. Ik wil daar niet op wachten. Ik kan niet uitleggen aan het publiek dat een schoolnet een ander stelsel van maximumfacturen zou hebben dan een ander schoolnet. Maar dat wordt ook niet gevraagd. De schoolnetten nemen wel een verschillende houding aan in dit debat. Daar wil ik rekening mee houden. We moeten ambitie aan realisme koppelen.
Ook voor studietoelagen zetten we een belangrijke stap vooruit. Mevrouw Merckx, inzake de financiering van het hoger onderwijs vertolkt u enige weerstand op het terrein. Als mensen beweren dat we er niet zullen geraken omdat de timing te krap is, willen ze misschien niet dat we er geraken. Op 1 januari 2008 moeten we dat implementeren. In de overgangsfase zijn er praktische problemen, maar over de berekeningen moeten we afspraken maken met de instellingen. Dat moet lukken tegen 2008.
Mevrouw Demeulenaere beweert dat ik het publieke debat over het nieuwe financieringssysteem in het hoger onderwijs zou uitstellen. Er is echter nog nooit zo'n publiek debat gevoerd. Iedereen kan zelf minister spelen met het rekenmodel, het simulatiemodel en alle gegevens die op de website staan. Publieker dan dat kan ik het debat niet voeren.
Het probleem is dat we moeten beslissen en ik wens dat ook te doen.
De VLD-fractie heeft bij monde van mevrouw Demeulenaere gewezen op het spijbelprobleem in Brussel. Ik ben in overleg met mijn collega Arena, om echt samen op te treden. In tegenstelling met het overleg over de faciliteitenscholen, gaat dat vooruit.
Mevrouw Berx, u hebt iets gezegd over het fameuze kliksysteem voor het hoger onderwijs. Ik heb in de aankondiging van het nieuwe financieringsmodel zeer sterk de nadruk gelegd op het feit dat we met de financiering het aantal studenten willen volgen. Mijn boodschap is dat er in Vlaanderen meer mensen naar het hoger onderwijs kunnen gaan dan vandaag het geval is.
Ik ben een aantal studies aan het bestuderen, waarbij ik heel precies wil bepalen waar we ons positioneren in vergelijking met bijvoorbeeld Finland, waar de participatie aan het hoger onderwijs hoog is. We zitten daar nog onder. Ik bekijk de studies nog, want de cijfers zijn niet zo eenvoudig te interpreteren, maar ik denk dat we met de cijfers in de hand kunnen zeggen dat er in Vlaanderen ruimte is voor meer jonge mensen in het hoger onderwijs. Dus heb ik gezegd dat de financiering moet volgen.
In de uitwerking hebben we gekozen voor een kliksysteem, wat wil zeggen dat ik niet voor elke student naar de minister van Begroting stap en vraag om nog eens aan het kraantje te draaien. Ik zal nu en dan om een emmer water vragen, als er voldoende behoefte is. Het halfopen kliksysteem, dat inhoudt dat er geld komt als de studentenpopulatie met meer dan twee percent is gegroeid, beschermt de instellingen natuurlijk ook bij achteruitgang. Een volkomen open systeem betekent ook dat, als er een student minder is, er ook minder geld is. Het systeem beschermt een beetje degene die de begroting moet beheren en dat vind ik legitiem, maar ook degene die de instelling beheert, met name als het aantal studenten achteruitgaat.
Mevrouw Berx, ik denk niet dat ik heb gezegd dat de klacht met betrekking tot de GOK-indicatoren voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs puur een perceptieprobleem is. Als ik dat heb gezegd, was dat een domme uitspraak. Het is meer dan perceptie, want het is een probleem van middelen, maar we versterken die wel.
Mevrouw Helsen, voor het volwassenenonderwijs is hetzelfde van toepassing als voor het hoger onderwijs. Er zijn mensen die tegen de hervorming zijn en nu zeggen dat ik te rap ga, maar we moeten het debat ten gronde voeren. Mijnheer Sannen, u hebt zeer goed verwoord dat het volwassenenonderwijs enorm gegroeid is, maar zeer zwak gestructureerd is. Dat is niet alleen een probleem binnen het volwassenenonderwijs, maar ook in de verhouding met bijvoorbeeld de VDAB.
De onderwijsmensen kijken naar mij en naar de bevoegdheden die mijn politieke partij in het verleden heeft gehad, en zeggen dat de VDAB veel mogelijkheden heeft gekregen en enorm is gegroeid en dat het volwassenenonderwijs in de kou is blijven staan. Dat is niet helemaal onjuist, maar het in de kou staan heeft ook te maken met een zwakke structuur en een zwakke positie tegenover de VDAB. Ik zeg aan het volwassenenonderwijs dat we moeten zorgen voor een sterkere structuur, met samenwerking over de grenzen van de netten heen, zodanig dat het een sterke partner wordt tegenover de VDAB. Basiseductie moet samen met het volwassenenonderwijs een sterk geheel vormen, zodat het volwassenenonderwijs een robuust uitgangspunt is om het beleid van levenslang leren vorm te geven. Dat is iets wat men niet altijd graag hoort, want men moet dan over de netten heen vergaderen en afspraken maken en zich bezinnen over de territoria, maar het moet wel gebeuren.
Ik vind dat we niet veel tijd te verliezen hebben. We zullen bijvoorbeeld de opdrachtnoemers moeten herbekijken. Mijnheer Sannen, het is niet zo dat we naar een centrumopdracht gaan. We zijn wat geëvolueerd, want we overleggen natuurlijk. We moeten hoe dan ook het systeem aanpassen aan het feit dat het modulair is. Ik wil de rechten en plichten in essentie behouden, maar de grondstof op basis waarvan we de rechten en plichten definiëren, zal niet meer de vakken en de bekwaamheidsbewijzen per vak zijn, maar de modules.
Je kunt ook niet anders. Als het Rekenhof heeft geklaagd over het enorme aantal fouten in dossiers van leerkrachten volwassenenonderwijs, dan kwam dat precies door de contradictie tussen enerzijds een systeem dat nog altijd op vakbekwaamheidsbewijzen gebaseerd was en anderzijds het feit dat we werken met modules waarin vakken vermengd worden. We gaan dus werken op basis van de modules en we gaan bovendien werken op basis van een flexibele opdrachtnoemer tussen 20 en 25 uur, afhankelijk van de verhouding tussen technische vakken en praktijkvakken in de opdracht van de leerkracht in kwestie en van de module. Die flexibele noemer, 20 tot 25 uur, zal geconcretiseerd moeten worden binnen de LOP's, dat is tenminste het voorstel. De vakorganisaties zijn daar wat beducht voor, maar ik denk dat we die stap moeten zetten.
Dat is een ander verhaal dan dat van het hogeschoolonderwijs, waar men is overgestapt naar een radicale instellingsopdracht op basis van 38 uur per week werken of een bepaalde notie van het aantal uren dat men aanwezig moet zijn en een bepaalde prestatie die men moet leveren. We gaan niet die radicale stap zetten, we zetten een noodzakelijke stap. U hebt gelijk dat daar veel overleg voor nodig zal zijn, dat ontken ik niet.
Mevrouw de voorzitster, ik wil nu komen bij het algemene beeld. Men zegt dat ik te veel doe. Dat is eigenaardig, want toen ik begon aan dit mandaat was de algemene vrees dat ik met te veel andere dingen bezig zou moeten zijn, namelijk Werk, de Vlaamse Rand, het werk als viceminister-president, en dat ik niet genoeg tijd zou hebben om met Onderwijs bezig te zijn. Nu is de algemene vrees dat ik er te veel mee bezig ben. De waarheid is dat dat geen kwestie is van de individuele keuze van een minister, het heeft te maken met het tijdsgewricht waar we in zitten.
Ik geef een voorbeeld dat geldt voor nogal wat dossiers: leerzorg. Mijn voorgangster heeft een heel belangrijk debat op gang gebracht omtrent inclusie: maatwerk in samenspraak en dergelijke. Je krijgt een breed debat. Op een bepaald ogenblik moet een regering dat debat naar conclusies leiden. Dat is een zeer breed en complex debat. We wilden het debat over de verhouding tussen buitengewoon onderwijs en gewoon onderwijs en het soort van kansen die we willen geven aan kinderen met een functiebeperking, naar een eindpunt leiden en proberen tegen het einde van deze regeerperiode echt te concluderen. We wilden die conclusies ook verankeren in een decreet. Dat is het begin van een hervorming waar we jaren de tijd voor zullen nemen, want dat ligt zeer gevoelig. We moeten echter eens concluderen, anders gaat er nog eens een legislatuur voorbij zonder te concluderen. Men zucht en steunt, maar we moeten het doen. Ik wil een realistische conclusie. Dat vraagt debat, studie en veel overleg.
Een ander voorbeeld is de financiering. We konden toch niet zeggen dat we de financiering van het hoger onderwijs niet op punt zouden stellen. Dat moest absoluut gebeuren. Het argument van het volwassenenonderwijs is ook al gegeven. We moesten absoluut de financiering en de organisatie ervan op punt stellen. Wat het leerplichtonderwijs betreft, moesten we eindelijk keuzes maken en de zaak op punt stellen. Dat was een uitvloeisel van debatten die voormalig minister Vanderpoorten heeft georganiseerd. Deze regering is bezig met zeer brede hervormingen, namelijk de financiering van het hoger onderwijs, de financiering van het leerplichtonderwijs, de financiering van het volwassenenonderwijs, de structuur van het buitengewoon versus het gewoon onderwijs, de structuur van het volwassenenonderwijs. Dat zijn zeer brede hervormingen die we moeten doen. Deze legislatuur is een beetje een scharnier met zeer veel hervormingswerk in de diepte, veel overleg en veel huiswerk voor de mensen die het overleg voeren. Dit politieke jaar is in deze legislatuur bij uitstek het scharnierjaar, want we moeten dingen opleveren.
Ik stel vast dat een klein beetje veranderingsvrees leidt tot de klacht dat ik te veel doe. Ik denk niet dat ik te veel doe, ik doe mijn job, want we moeten proberen in goede orde al deze dingen tot een goed einde brengen. Daarin speelt ook mee dat we gelijke kansen als idee echt hard willen maken op elke sport van de onderwijsladder: in het hoger, het secundair, het lager en het kleuteronderwijs.
Dat is ook wat nodig is. Op elke sport van de ladder moeten we werken aan gelijke kansen. Op sommige sporten moet worden hersteld wat op de voorgaande niet echt goed gebeurd is. Dat moet ook min of meer tegelijk gebeuren. Dat maakt dat we inhoudelijk nu echt wel in de breedte bezig zijn. Dat is onvermijdelijk en leidt opnieuw tot wat gezucht en gesteun bij een aantal partners. Ik meen echter dat het moet gebeuren. Ik vraag dus de steun van het parlement om met bewame maar voldoende spoed deze werkzaamheden voort te zetten. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Minister Frank Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Moerman heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478284","id":2847,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2847?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Moerman","voornaam":"Fientje"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw Merckx, wat de prioriteitsstellingen van de VRWB betreft, we gebruiken die onder meer al bij het omschrijven van de taakstelling van de technologische attachés van FIT. We gebruiken ze ook voor het afbakenen van het steunbare innovatietraject.
De studie van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie met betrekking tot de benchmarking van de verschillende stelsels van doctoraatsbeurzen werd op mijn vraag uitgevoerd. Ze vertoonde nog een aantal leemten. We hebben ze nu teruggezonden naar de leden van de stuurgroep, wier opmerkingen worden ingewacht in januari, waarna de studie kan worden gevalideerd.
Dan was er nog het verslag van het Rekenhof in verband met de subsidiëring van de kenniscentra. Dit wordt gevolgd en geïmplementeerd. We hebben dit onder andere al vorige week gedaan, bij het goedkeuren door de Vlaamse Regering van de nieuwe beheersovereenkomsten van VIB en IMEC. De beide kenniscentra hebben nu één jaar de tijd om ook een eigen corporategovernancecode uit te werken, volgens het gemeenschappelijke stramien dat daartoe werd ontwikkeld en volgens het comply-or-explainprincipe.
Ten slotte was er nog het innovatiebeleidsplan. Momenteel worden alle beleidsbrieven van het parlementaire jaar 2006-2007 gescreend op hun innovatieve karakter en de wijze waarop innovatie erin wordt toegepast in de diverse domeinen. Dat zal zijn neerslag krijgen in een rapport aan de Vlaamse Regering, dat ook zal worden overgemaakt aan de VRWB.
","sprekertitel":"Minister Fientje Moerman"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Dan bespreken we nu het onderdeel Economie, Werk, Sociale Economie, Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme.
De heer Van Goethem heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478519","id":1898,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1898?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Goethem","voornaam":"Roland"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte ministers, geachte leden, in de commissie voor Economie werden drie beleidsbrieven behandeld, of althans drie documenten die daarvoor moesten doorgaan.
Over de beleidsbrief Sociale Economie zal ik vrij kort zijn. Er zijn enkele indrukken waarvan ik me niet kan ontdoen. Wat moet doorgaan voor sociale economie, is steeds meer aan het afglijden naar een vorm van gesubsidieerde economie, waarbij het sociale aspect betwistbaar wordt. Daar door de hoge belastingsdruk op werk kleine diensten steeds meer onbetaalbaar worden, grijpt men naar een gesubsidieerde vorm van economie, die dan weer wordt betaald met de hoge belastingen. Economisch gezond kan men een dergelijke toestand niet echt noemen. Hoewel de overheid op papier beweert oog te hebben voor de concurrentiele gevolgen voor de reguliere economie, moet ik vaststellen dat daar in de praktijk weinig of geen rekening mee wordt gehouden. De aanwervingscriteria zijn zodanig dat de deur wagenwijd open wordt gezet voor arbitraire aanwervingen. De achilleshiel blijft de klaverbladfinanciering. Het risico dat het vooral de overheid en dus de belastingsbetaler zal zijn die opdraait voor de financiering, is niet ondenkbaar.
Ten slotte, mevrouw de minister, kan ik me echt niet van de indruk ontdoen dat uw beleidsbrief werd opgesteld in een beschutte werkplaats. (Rumoer)
De beleidsbrief Werk geeft ons dan weer een ontzettend groot gevoel van déjà vu. De minister blijft zich blindstaren op de zogenaamde doelgroepen. Bij lezing van zijn beleidsbrief stellen we echter vast dat de brief vooral om positieve discriminatie van allochtonen gaat. De zwakheid van zijn beleid legt hij zelf bloot. Hij pleit voor meer allochtonen in opleidingsprogramma's, maar stelt zich nergens de vraag waarom er zo weinig allochtonen in die opleidingsprogramma's stappen. Logischerwijs zouden we nochtans mogen verwachten dat juist uit deze doelgroep het hoogste aantal deelnemers komt. Statistieken tonen aan dat het grootste aantal niet- of laaggediplomeerde uitkomende leerlingen, van allochtone afkomst is. De noodzaak voor bijkomende scholing stelt zich dus vooral bij hen. Het zou zeer nuttig zijn dat er aan dit fenomeen eens een ernstige studie wordt gewijd vooraleer er nieuwe beleidsplannen op los zand ontwikkeld worden.
Een bijkomende zwakte vinden we terug in het toeleidingsbeleid van de VDAB. Laaggeschoolden vormen het gros van de werklozen, en ondernemingen hebben de grootste moeite om vacatures voor laaggeschoolden in te vullen. Een paradox waar dringend een antwoord op zou moeten komen.
Het zal u dus waarschijnlijk niet verbazen, mijnheer de minister, dat wij deze beleidsbrief niet kunnen goedkeuren.
Ten slotte komen we bij de beleidsbrief Economie. Mevrouw de minister, het beste kan ik uw beleidsbrief als een lovenswaardige poging omschrijven. U schrijft in uw beleidsbrief: "De overheid moet een aanmoedigende omgeving creëren via sensibilisering en stimulerende maatregelen." Amper een bladzijde verder kunnen we echter al lezen: "De loonkost per eenheid product in de Belgische gewesten ligt boven het EU25-gemiddelde." U voegt er dan wel aan toe dat dit grotendeels gecompenseerd wordt door een hogere arbeidsproductiviteit, maar met die Belgische handicap moeten we jammer genoeg leven.
Ik noem het met opzet een 'Belgische handicap', want het is de hoge fiscale en parafiscale druk die België ons oplegt, die aan de basis van onze problemen ligt. Wanneer u op bladzijde 18 citeert uit de barometer van Ernst & Young die erop wijst dat 22 percent van de ondervraagde bedrijfsleiders denken aan delokalisatie, dan is dat niet verwonderlijk. U kunt enkel pogen bedrijven hier te houden of nieuwe bedrijven aan te trekken met allerlei vormen van subsidies die we niet nodig zouden hebben als we niet geconfronteerd werden met de hoge fiscaliteit.
Samengevat kunnen we stellen dat Vlaanderen veel geld heeft en dus een mooie begroting kan opmaken. Het geld komt van de Belgische overheid. Die kan kwistig met geld omspringen dankzij haar torenhoge belastingen. Die belastingen vormen op hun beurt een handicap voor de ontwikkeling van de Vlaamse economie. Ze belemmeren nieuwe investeringen en leggen een hypotheek op het voortbestaan van de bestaande ondernemingen. Men moet geen kristallen bol hebben om te begrijpen dat deze situatie niet oneindig lang kan blijven voortduren. Langzaam maar zeker vreet ze aan onze welvaart. En het ontbreekt Vlaanderen aan de nodige bevoegdheden om het tij te keren.
Zolang Vlaanderen geen zelfstandig economisch beleid kan ontwikkelen en geen eigen fiscaliteit en vennootschapswetgeving heeft, blijven wij verplicht ons met randverschijnselen bezig te houden. Vandaar dat ik uw beleidsbrief een lovenswaardige poging noem, maar meer is het jammer genoeg niet. En meer kunt u jammer genoeg ook niet doen, want daarvoor ontbreken u nu eenmaal de bevoegdheden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Roland Van Goethem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Laurys heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478355","id":1839,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1839?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Laurys","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren van de regering, collega's, geconfronteerd met de situatie van Volkswagen klinkt het wellicht wat tegenstrijdig, maar eigenlijk mogen we zeggen dat het niet slecht gaat met de werkgelegenheid in Vlaanderen. Dat is nog eens bevestigd door de cijfers van de vacatures die de VDAB vorige week heeft bekendgemaakt.
De twee grote uitdagingen blijven nog altijd de precaire situatie van de kansengroepen en de paradox van de arbeidsmarkt, met name de groep van werkzoekenden tegenover de knelpuntvacatures die niet ingevuld raken. De nodige beslissingen zijn nu genomen. We hebben nu het meerbanenplan en 'Vlaanderen in actie'. Het zal er nu vooral op aankomen om de acties zo snel mogelijk uit te voeren en te implementeren.
Ik heb toch nog enkele algemene bedenkingen, die ook in de commissie al aan bod zijn gekomen, maar die ik toch nog eens wil herhalen. Ik wil het in de eerste plaats vooral hebben over de sluitende aanpak. Mevrouw Vogels, ik heb gehoord dat er daarover vanmorgen een boeiende discussie geweest is. Ik wil die niet opnieuw oprakelen, maar ik wil er toch enkele bedenkingen aan toevoegen.
Gisteren zijn de cijfers van de RVA bekendgemaakt in verband met de sancties, in het kader van de gegevensuitwisseling. In totaal zouden die vooruitgegaan zijn met 11 percent. 63 percent van de sancties werden in Vlaanderen gegeven, 27 percent in Wallonië en 18 percent in Brussel. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Ik hoor de man van de RVA zeggen dat dit normaal is. Het zou te maken hebben met het aantal werkaanbiedingen: als er geen werk is, kan men geen werk aanbieden, zegt men. Het is dus logisch dat het aantal sancties hoger ligt in Vlaanderen dan in Wallonië. Eigenlijk klopt dat niet. Ik heb de cijfers nog eens nagekeken. Wanneer men het aantal transmissies vergelijkt - dat zijn overtredingen die door de gewestinstanties vastgesteld worden en waarvan dossiers worden overgemaakt aan de RVA voor opvolging - ziet men dat Vlaanderen en Wallonië evenveel dossiers overmaken. Wallonië heeft daar een serieuze inhaalbeweging gemaakt.
Wanneer we spreken over de gevolgen die de RVA geeft aan de transmissies, zitten we met een discrepantie van 65 percent en 25 percent. Met andere woorden, Vlaanderen en Wallonië maken evenveel dossiers over aan de RVA voor opvolging, maar er is een verschillend sanctioneringsgedrag in Vlaanderen en Wallonië.
Wij willen geen heksenjacht openen, maar het is belangrijk dat de lat gelijk wordt gelegd. De grootste bedreiging voor de sociale zekerheid is het gebrek aan draagkracht en solidariteit, vandaar dat het belangrijk is dat de tweede inhaalbeweging, die in het sanctioneringsgedrag, er komt.
Een tweede opmerking, die ook aangehaald is in de commissie, gaat over het grote gevaar dat men het succes van de activering gaat afmeten aan het aantal sancties. Ik pleit dus niet voor het terugschroeven van het aantal sancties. Wij geloven daarin. Misbruiken moeten beteugeld worden, dat is de beste garantie dat de solidariteit behouden blijft.
Maar er is een ander aspect: in de mate dat de activering wordt toegepast in andere doelgroepen, wordt ook artikel 80 afgebouwd. Daar is er een probleem. Het aantal sanctioneringen wegens langdurige werkloosheid die nu automatisch uitgeschreven worden, halveert elk jaar. Het totale aantal uitsluitingen is dus veel lager dan een paar jaar geleden. Het grote gevaar is dat men gaat zeggen: de activering mislukt, want er zijn veel minder sanctioneringen dan vroeger. Het belangrijkste criterium zou echter moeten zijn hoeveel mensen er uit de werkloosheid gaan en op de arbeidsmarkt komen. Dan stellen we vast dat 7 percent van de mensen verdwijnen uit de statistieken vooraleer men tot een sanctie komt.
Dat is het succes van die activering. Mensen stappen tijdens de begeleiding spontaan in de arbeidsmarkt of beslissen om eruit te stappen. Het aantal sancties is maar een afgeleide daarvan.
De overheveling van het beleid ten aanzien van personen met een handicap van Welzijn naar Werk is een feit. We moeten nu zo snel mogelijk de gespecialiseerde begeleiding van de doelgroep implementeren. De sector wacht daarop.
Onze partij heeft op 2 december in De Schelp een studiedag gehouden over de begeleiding van personen met een handicap naar werk. Een van de conclusies was dat de bestaande systemen van loonkostsubsidie inderdaad aan een evaluatie toe zijn. Het grootste probleem dat ons werd gesignaleerd, vooral dan door werkgevers, was de trage administratieve afhandeling. Het is blijkbaar geen uitzondering als er zeven à acht maanden moet worden gewacht vooraleer die wordt uitgekeerd.
Er werd ook bevestigd dat het aangewezen is, zoals ook de Commissie Diversiteit van de SERV heeft aanbevolen, de twee instrumenten, CAO 26 en de Vlaamse integratiepremie VIP, te integreren tot één systeem. De persoon met een handicap kan zich dan bij een werkgever aanbieden met een rugzakje dat zijn handicap compenseert. Dat systeem zou ook tot de overheid moeten worden uitgebreid. Op dit ogenblik zijn die twee instrumenten niet op de overheid van toepassing, terwijl zeker de Vlaamse overheid op dat punt een voorbeeldfunctie te vervullen heeft.
Ten slotte heeft de sector ons ook gevraagd om hun doelgroep van werknemers met een handicap niet altijd bij de kansengroepen onder te brengen. Hun problematiek is immers enigszins anders. Terwijl het voor allochtonen en ouderen moeilijk is om weer in de arbeidsmarkt te stappen, zodat een kleine zet kan volstaan om opnieuw aansluiting te vinden, is er voor de doelgroep van mensen met een handicap eigenlijk een permanente ondersteuning nodig, een voortdurende compensatie om zich op de arbeidsmarkt te kunnen handhaven. Dat vereist een heel andere methodiek.
Knelpuntberoepen zullen altijd een probleem blijven. Sommige mensen pleiten voor het strenger maken van de werkloosheidsreglementering, maar ook landen met een andere, strenge werkloosheidsreglementering worden geconfronteerd met knelpuntberoepen. Slogans zullen dus geen oplossingen brengen. We zullen meer in de diepte moeten werken.
De VDAB heeft nu een actieplan ontwikkeld voor die knelpuntberoepen. We vertrouwen erop dat ze nu inderdaad meer in de diepte zullen gaan werken en dat ze zich niet meer zullen beperken tot 'streepjes trekken'. Waar ik veel vertrouwen in heb, zijn de sectorale screenings. Zowel de aanbodzijde als de vraagzijde van de knelpuntberoepen moet eens worden bekeken, zodat het debat wat diepgang krijgt. Waarschijnlijk zal het openstellen van deze knelpuntberoepen voor werknemers uit de nieuwe Europese landen ook enig soelaas brengen
Ik ga heel even in op de lokale werkwinkels, en daarbij richt ik me ook even tot minister Van Brempt. Er komt een evaluatie van de lokale werkwinkels, waarbij vooral de gebiedsindeling in aanmerking komt. Ik pleit daarbij voor een voorzichtige aanpak, want de lokale diensteneconomie gaat nu pas op gang komen. De gemeenten stappen er nu pas in. Als nu heel het systeem al wordt omgeschakeld en de gebiedsindeling al wordt gewijzigd, dan vrees ik voor het stilvallen van het proces, zodat we weer op nul komen.
Met de kwestie-Volkswagen Vorst krijgen we nu een eerste toetsing van het herstructureringsbeleid. De maatregelen zullen hun waarde moeten bewijzen. Hoe dan ook is het goed dat er is afgestapt van het vroegere tot elke prijs - ook letterlijk - willen behouden van de ondernemingen, tegen sluiting of herstructurering. Er wordt gekozen voor een andere tactiek, waarbij mensen die getroffen zijn door een herstructurering, maximaal hertewerkstellingskansen krijgen en maximaal versterkt worden om te kunnen overstappen naar een andere job.
Laat het echter duidelijk zijn dat ook de bedrijven daarbij hun verantwoordelijk moeten nemen. Het is geen goede zaak dat ze enorme individuele ontslag- of uittredingspremies betalen en de collectieve kosten, zoals vorming en dergelijke, afwenden op de overheid. Het bedrijf koopt zich met die premies in feite een geweten.
Ten slotte is opleiding heel belangrijk. Wat me verontrust, is dat de werknemersopleidingen, zowel die op vraag van de werknemers als die op initiatief van de werkgevers, teruglopen. Ook de deelname aan het levenslang leren door de werknemers zelf daalt. Dat is in strijd met de doelstelling mensen te versterken in hun positie op de arbeidsmarkt.
Als overheid maken we het soms ook zelf de mensen wat moeilijk om uit de werkloosheidsvallen te geraken. We worden geconfronteerd met bijvoorbeeld mensen die een cursus van de VDAB hebben gevolgd als administratief bediende, maar niet in aanmerking komen voor examens van de overheid. Telkens komt de diplomavereiste terug en we kunnen er niet van uitgaan dat een certificaat hetzelfde biedt. Dat geldt ook voor de erkende elders verworven competenties, die onvoldoende zijn om zich in een examen te kunnen meten met mensen die een diploma hebben.
We moeten proberen na te gaan of voor bepaalde vacatures bij de overheid geen gelijkstelling van het diploma mogelijk is, bijvoorbeeld met attesten afgeleverd door de VDAB of een EVC-certificaat.
Wat de sociale economie betreft, beveel ik iedereen die een inzicht wil verwerven in de problematiek van de sociale economie de beleidsbrief van minister Van Brempt aan. Ik vind het goed dat aan het probleem van die complexiteit tegemoet wordt gekomen door de verschillende maatregelen te herleiden tot drie gelijkwaardige componenten: de invoegeconomie, het maatwerk en de lokale diensteneconomie.
Het decreet lokale diensteneconomie zal volgende donderdag in de plenaire vergadering worden besproken. Het eenheidsdecreet komt eraan. In onze commissie stellen we vaak vast dat deze decreten alle adviesorganen reeds gepasseerd zijn. De evenwichten en compromissen liggen reeds vast waardoor de commissie niet veel manoeuvreerruimte meer heeft. Ik pleit dan ook voor een tijdige politieke terugkoppeling zodat het parlement van bij het begin kan worden betrokken bij het tot stand komen van de decreten en niet helemaal op het einde van de rit wordt geconfronteerd met een uitgemaakte zaak.
Wat de concurrentie betreft, is tijdens de hoorzitting over het decreet lokale diensteneconomie gebleken dat concurrentie geen echt probleem is. Zelfs UNIZO heeft bevestigd dat het geen echte bedreiging is. Ik wil ervoor pleiten dat er voldoende aandacht wordt geschonken aan de raakvlakken met de reguliere overheidsopdrachten. Met andere woorden, lokale overheden mogen hun eigen opdrachten niet afstoten om ze in onderaanneming te laten uitvoeren door sociale-economieprojecten. Hetzelfde geldt voor de nonprofitdiensten. Loonkostsubsidies en omkaderingspremies moeten in verhouding staan tot de kenmerken van de doelgroep en daar ook voor gebruikt worden.
Doorstroming blijft belangrijk. Ik weet dat de sector daar bedenkingen bij heeft, niet uit zelfbehoud maar omdat hij in de praktijk vaststelt dat dit effectief een probleem is. Toch vind ik het belangrijk dat dit blijft. Ook de idee van supported employment vind ik schitterend. Het is goed dat dit wordt uitgebreid van de beschutte werkplaatsen naar de sociale werkplaatsen.
Er bestaat enige bezorgdheid over de invoegbedrijven. Uit een screening is immers gebleken dat het rendement zeer slecht is. De invoegbedrijven scoren wel goed voor wat de arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen betreft. Ik vrees dat het ene met het andere te maken heeft en dat de invoegbedrijven zich daardoor zwak blijven opstellen op de arbeidsmarkt. Indien zou blijken dat het rendement laag ligt omdat de arbeidsomstandigheden te goed zijn - en daar bedoel ik niets verkeerd mee - dan is er een probleem en is er een bijsturing nodig.
Tot slot is het goed dat het onverkwikkelijke dossier van de NV Werkholding is opgelost. Er is nu het fonds ter bevordering van de sociale economie in Vlaanderen dat jaarlijks de opbrengsten van de groep T zal ontvangen die worden geraamd op 300.000 euro volgend jaar. De vraag of dat de opbrengsten zijn van de eenmalige verkoop van aandelen, zal binnenkort worden beantwoord.(Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Jan Laurys"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw De Ridder heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478433","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":2793,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2793?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Ridder","voornaam":"Annick"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, met een groei van 2,6 percent heeft de Vlaamse economie het voorbije jaar goed gepresteerd, zeker in vergelijking met de jaren voordien. Dit cijfer is een schatting van de minister maar alles wijst erop dat het resultaat nog beter zal zijn. De Nationale Bank verwacht een groei van het BNP van 3 percent voor heel België. Als Vlamingen kunnen we moeilijk geloven of verwachten dat de Walen ons naar die marge zullen brengen.
De consumptie neemt toe, de investeringen van de bedrijven stijgen en onze uitvoer draagt een steentje bij. Elk jaar worden er, ondanks drama's als in Vorst, meer jobs gecreëerd dan er verloren gaan. Het voorbije jaar zijn er bijvoorbeeld 50.000 jobs gecreëerd. Dat is de sterkste banengroei in vijf jaar. 2006 was een recordjaar voor het aantal werkaanbiedingen. In totaal werden dit jaar 1.028.921 jobs beschikbaar. Dat is een stijging met 31 percent in vergelijking met 2005.
Maar ondanks dit goede nieuws mogen we niet op onze lauweren rusten. Terecht wordt in de beleidsbrief een gemengd beeld geschetst, met plus- en minpunten, met verwezenlijkingen en uitdagingen voor de toekomst. Zo is de werkzaamheidsgraad gestegen, maar zitten we nog ver verwijderd van de Lissabondoelstelling. Een hoge ongekwalificeerde uitstroom in het onderwijs toont ook aan dat we, ondanks de hoge scholingsgraad, nog werk voor de boeg hebben alvorens volledig klaar te zijn voor de kennismaatschappij.
Daarnaast neemt ook de inversteringsratio toe. De trend van het stijgend aantal oprichtingen van ondernemingen houdt aan. Vlaanderen telt nu opnieuw meer ondernemingen. De Vlaamse ondernemingsgraad, hoewel die voorlopig nog onder het gemiddelde blijft, gaat in stijgende lijn.
In haar beleidsbrief breekt de minister van Economie terecht een lans voor de geïntegreerde aanpak op het vlak van de economie, het ondernemen, het wetenschappelijk onderzoek, de innovatie en de buitenlandse handel. Er moet een synergie ontstaan tussen deze beleidsdomeinen. Tevens wordt geopteerd voor een evidence-based policy, een beleid waarbij alle instrumenten permanent worden geëvalueerd en, waar nodig, bijgestuurd. Mevrouw de minister, dat is een grote verdienste van uw beleid.
In uitvoering van het Innovatiepact worden de middelen opnieuw structureel verhoogd met 59,45 miljoen euro. Vooral het IWT krijgt meer middelen. Ook de onderzoeksinstellingen IMEC en VIB genieten daarvan. Toch blijft het evenwicht tussen de verschillende types van onderzoek - gericht en niet-gericht - gehandhaafd. U merkt echter terecht op dat elke component van het wetenschaps- en innovatiebeleid voldoende en aangepaste middelen krijgt.
In 2007 zal een KMO-innovatieactieplan worden opgesteld. Belangrijk aspect hierin zal de aandacht voor de uitdagingen van de internationalisering zijn. We merken toch al te vaak dat KMO's niet internationaal genoeg denken. Dat blijkt ook uit een studie van VOKA. Nochtans is dit een zeer belangrijke voorwaarde voor innovatie.
Daarnaast zet Vlaanderen zijn positieve kentering inzake starters voort, wat goed is voor de werkgelegenheid. Ondernemerschap is inderdaad een belangrijke bron voor zowel economische groei als voor de creatie van jobs. Evenveel als naar starters moet er ook aandacht gaan naar de doorgroeiers, de zogenaamde gazellen. Mevrouw de minister, we zien dat het instrumentarium voorhanden is: de waarborgregeling, ARKimedes, het NRC-Fonds, het Fonds Vlaanderen Internationaal. We kijken dan ook reikhalzend uit naar de kentering die hier ongetwijfeld zal optreden.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, wat werk en sociale economie betreft, wordt 2007 een 'doe-jaar'. We hebben het daar al uitgebreid over gehad in de commissie. Het meerjarenplan komt op kruissnelheid. Daarnaast wordt ook het nieuwe kader van de sociale economie verder uitgebouwd, onder meer met de uitvoeringsbesluiten van het decreet lokale diensteneconomie en het eenheidsdecreet beschutte en sociale werkplaatsen. Aan de paradox van onze arbeidsmarkt moet echter wel een kordate halt worden toegeroepen. Een gebrek aan geschikt personeel maakt dat bedrijven geconfronteerd worden met capaciteitsproblemen. We moeten voorkomen dat er wel duizenden vacatures zijn, maar dat we die niet in overeenstemming kunnen brengen met de duizenden werkzoekenden. We zullen dan ook aandachtig toekijken op de evaluatie van het activeringsbeleid van de werklozen van midden 2007. Het blijft een ernstig probleem dat 50-plussers hiervan nog steeds geen deel uitmaken.
Als we in de geest van het Generatiepact en het meerjarenplan ouderen werkelijk langer actief willen houden op de arbeidsmarkt, lijkt een activering op maat onvermijdelijk. De plannen van federaal minister Van Velthoven om de PWA's nieuw leven in te blazen door ze open te stellen voor 50-plussers staan haaks op het voornemen van de Vlaamse Regering om die langdurige oudere werklozen te activeren. Het kan toch niet de bedoeling zijn om via de vestzak brugpensionering te verstrengen en via de broekzak ouderen zich te laten onttrekken aan hun beschikbaarheid op de arbeidsmarkt. We kijken dan ook met aandacht naar de koers die de minister volgend jaar zal inslaan.
Het beleid ten aanzien van de knelpuntvacatures kan nog intensiever. We hebben met genoegen vernomen dat de federale regering ernaar streeft om de Belgische arbeidsmarkt tegen half 2007 open te stellen voor werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten. Die zouden volgens enquêtes 0,5 percent aan ons BNP kunnen bijdragen. Enkel dat doen, zou echter een gemakkelijkheidsoplossing zijn. Voor onze fractie is het heel belangrijk dat ons eigen leger werklozen wordt geactiveerd, opgeleid en klaargestoomd om maximaal de knelpuntvacatures in te vullen. Het is de rol van de VBAB en de privétenders om de begeleiding naar dergelijke vacatures te doen. We denken eraan om tot streefcijfers te komen om die vacatures op middellange termijn grotendeels te kunnen wegwerken, naar analogie met kansengroepen.
De VDAB moet alle werkzoekenden duidelijk maken dat een actieve zoekplicht staat tegenover het recht op een werkloosheidsuitkering: Wie, ondanks alle inspanningen die door de overheid worden geleverd om te werken aan opleiding en begeleiding, weigert om zich verder te verplaatsen dan zijn eigen dorp of voor het minste overmacht inroept, zal daarvan de gevolgen moeten dragen. De VDAB staat er niet alleen voor, ook de privéintermediairen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Last but not least moeten ook alle sociale partners doordrongen zijn van de activeringsidee.
Het voorbeeld van Volkswagen Vorst toont aan dat werknemers zelf de keuze voor activering hebben gemaakt door een massale intekening op de vrijwillige vertrekpremies. Waarom zouden we vervallen in een omgekeerde afvloeiingsstrategie door mensen te parkeren in inactiviteit, nota bene op kosten van de overheid, terwijl ze op kosten van de voormalige werkgever geactiveerd kunnen en willen worden? Activering wordt hét kernthema van de werkgelegenheid in 2007.
Dat geldt in zekere zin ook voor de sociale economie. De doorstromings- en de doorgroeiidee staan daarin centraal. Doorstroming is helaas niet voor iedereen weggelegd, maar fundamenteel moet dit het uitgangspunt blijven. Als een vertegenwoordiger van de koepel buurt- en nabijheidsdiensten tijdens een hoorzitting komt verkondigen dat de sector niet bezig is met doorstroming, dan is dat een alarmsignaal voor politici en moeten zij ingrijpen. Mevrouw de minister, we houden u aan uw engagement om over te gaan tot een monitoring van de personen aanwezig in de buurt- en nabijheidsdiensten met het oog op doorstromingsmogelijkheden. Net als bij de kansengroepen, die overigens ruim vertegenwoordigd zijn in de sociale economie, pleiten we voor een stappenplan gekoppeld aan realistische streefcijfers inzake doorstroming.
Dames en heren, 2007 wordt een jaar van actie en activering. Bestaande jobs invullen, er nieuwe creëren en werkzoekenden aan het werk helpen is de grootste uitdaging van zowel het reguliere circuit als de sociale economie. Onze fractie wil daar graag aan meewerken. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Annick De Ridder"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Van Malderen heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478708","id":3246,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/3246?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Malderen","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, de fundamentele evolutie van de tewerkstelling in Vlaanderen is gunstig, dat is hier al herhaaldelijk gezegd. Met een algemene werkzaamheidsgraad van bijna 65 percent presteert Vlaanderen duidelijk beter dan vorig jaar en duidelijk beter dan het Belgische gemiddelde van 61 percent. Het ligt zelfs iets boven het EU-gemiddelde van 64 percent. De werkloosheidsgraad daalt naar 7,08 percent. We tellen in Vlaanderen minder dan 200.000 werklozen. Het schip Vlaanderen zit op de juiste economische koers en een heel aantal regeringsmaatregelen geraakt op kruissnelheid. We moeten er nu zeker voor zorgen dat iedereen aan boord blijft.
Immers, de gecombineerde dreiging van een opdrogende arbeidsmarkt en stijgende kosten als gevolg van de vergrijzing moeten er ons toe aanzetten om nog meer mensen aan het werk te krijgen, ook en zeker binnen die groepen die lager vertegenwoordigd zijn. De afgelopen 4 jaar is de Vlaamse werkzaamheidsgraad immers toegenomen met 1,5 percentpunten, maar dit tempo zal ons wellicht niet toelaten om tegen 2010 de 70 percentdoelstelling te halen. Verschillende bronnen, waaronder recentelijk nog het jaarverslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, leggen zeer precies de vinger op de wonde. De structurele ondervertegenwoordiging van ouderen, allochtonen en personen met een arbeidshandicap blijven de belangrijkste pijnpunten van de Vlaamse arbeidsmarkt.
Ondanks het positieve feit dat meer ouderen en allochtonen een job vinden, blijven we lager scoren dan het Europese gemiddelde. Het verheugt ons dan ook dat in de begroting is ingegaan op de pijnpunten die ik heb aangehaald. Voor de hertewerkstelling van oudere werknemers wordt 30 miljoen euro uitgetrokken. De ervaringsclubs van de VDAB voor werkzoekende vijftigplussers moeten alle kansen krijgen. We mogen echter niet vergeten dat uit onderzoek al is gebleken dat ook de bedrijfswereld moet worden overtuigd de extra kwaliteit van meer ervaren werknemers te waarderen.
Er wordt 3,1 miljoen extra uitgetrokken voor het Inwerkingsdecreet. Zo willen we van de arbeidsmarkt een betere afspiegeling van onze samenleving maken. Loopbaanoriëntatie en inwerkingstrajecten voor migranten moeten ervoor zorgen dat we niet langer de slechtste leerling van Europa blijven. In geen enkel land is de nationaliteitskloof groter dan bij ons. 42 percent van de allochtonen is aan het werk. Dat is een stijging met 3,4 percent. Het Europese cijfer is echter 65 of 55 percent. We scoren dus slecht.
Ik ben ervan overtuigd dat de efficiëntste instrumenten voor integratie zich in de werksfeer bevinden. Het ontbreken van kansen op zinvol werk is ook de ultieme voedingsbodem voor allerhande vormen van extremisme. Er is daarom nood aan echte succesverhalen die de bestaande vicieuze cirkel van wederzijdse vooroordelen en falen doorbreken.
Ik wil ook de aandacht vestigen op de dalende werkgelegenheidsgraad van lagergekwalificeerden. Het aantal kortgeschoolde werkzoekenden daalt met niet minder dan 12,5 percent, maar dat is ten dele het gevolg van de uitstroom van laaggeschoolde oudere werkzoekenden. Er zijn minder laaggeschoolde werkzoekenden, omdat zij die minder kans hadden op een langere opleiding uitstromen en zij die overblijven alsmaar moeilijker een passende job vinden. We kunnen en mogen deze groep niet afschrijven. Een economisch beleid dat zich onder het mom van innovatie al te exclusief richt naar hoog opgeleiden, houdt het gevaar in dat we op termijn in een duale samenleving belanden.
De verdere overgang van een industriële naar een kenniseconomie zal ongetwijfeld nog schokken veroorzaken. Er is al verwezen naar Volkswagen. Het valt te vrezen dat dit niet het laatste hoofdstuk zal zijn. Daarom is het des te belangrijker dat wordt ingezet op een effectieve en offensieve herstructureringspolitiek met het oog op een zo snel mogelijke hertewerkstelling.
Uiteraard is het belangrijk dat bedrijven niet in economische problemen geraken. Via het VLAO en zijn accountmanagers beschikt Vlaanderen over mogelijkheden. Daarom hebben we een voorstel van resolutie over het preventief bedrijfsbeleid ingediend die eerstdaags zal worden behandeld.
Het is uiteraard schrijnend dat bij de VDAB 34.000 vacatures openstaan waarvan 14 percent moeilijk wordt ingevuld. Dat geldt ook voor jobs voor laaggeschoolden. Ik wil daarbij toch opmerken dat de VDAB steeds beter scoort. De aanpak wordt alsmaar sluitender. Via een getrapt begeleidingsmodel worden steeds meer werkzoekenden sneller aan een job geholpen. Ik wil in het bijzonder verwijzen naar de actieplannen Jeugdwerkloosheid. De dertien betrokken steden en gemeenten kunnen positieve resultaten voorleggen van de iets gespierdere aanpak die vandaag wordt gehanteerd.
Het verhaal omvat meer dan het aantal openstaande vacatures en het aantal werkzoekenden. Het is allemaal ingewikkelder. Een degelijk actief en inclusief beleid veronderstelt maatwerk. Achter de cijfers gaan individuen schuil, met specifieke eigenschappen, kwaliteiten en ervaringen. Die ervaringen hebben niet altijd een neerslag gekregen in een diploma of een getuigschrift.
De daling van de niet-gekwalificeerde uitstroom van het onderwijs is toe te juichen. We stellen vast dat 31 percent van de schoolverlaters die niet over een diploma secundair onderwijs beschikken, een jaar later nog altijd werkloos is. Positief uitgedrukt betekent dit dat een diploma secundair onderwijs het beste ticket voor een job is. Op onze arbeidsmarkt lopen er ook heel wat mensen zonder ticket rond.
Later komen er ook mensen in een job terecht die weinig of niets te maken heeft met hun opleiding. Mensen groeien door in een bedrijf en verwerven ook competenties buiten de professionele wereld. Via het verbreden van de ervaringsbewijzen van elders verworven competenties tot meer beroepen en testcentra, willen we de overgang tussen twee jobs voor laaggeschoolden vergemakkelijken en de betrokkenen op die manier een grotere inkomenszekerheid verschaffen.
Ten slotte zullen er, ondanks al deze maatregelen en positieve trends, nog altijd mensen overblijven die wel willen werken, maar voor wie de drempel naar de reguliere arbeidsmarkt te hoog is. De blijvende investering in de sociale economie die deze regering nog versterkt, is daarom toe te juichen.
Er is 4 miljoen euro uitgetrokken voor het jeugdactieplan. Daarvan gaat 2,4 miljoen euro naar de invoegbedrijven en 1,6 miljoen euro naar de lokale diensteneconomie. Voor die projecten lokale diensteneconomie zullen wij overmorgen een budgettaire verankering vragen. Er zal dit jaar ook werk worden gemaakt van een eenheidsdecreet voor de sociale en de beschutte werkplaatsen, die voor 3,6 miljoen euro bijkomende arbeidsplaatsen kunnen creëren. Innovatieve concepten als de supported employment en begeleidingsportefeuilles, zullen voort opgezet worden.
Er wordt duidelijk intensiever gewerkt aan het verzoenen van de vraag naar werk voor iedereen en de invulling van maatschappelijke noden die het reguliere economische circuit niet kan realiseren. Dat is geen valse concurrentie. De echte concurrentie gebeurt immers in het zwarte circuit.
Werk en economie zijn per definitie in voortdurende evolutie. Iedere maatregel die we nemen, zal nieuwe vragen oproepen. De groep moeilijk of zeer moeilijk in te schakelen werklozen, wordt door sommigen op 20 percent van de werklozen geschat. Het is de verdienste van de sluitende aanpak om die groep die al jaren in het duister zit, in het licht te brengen.
Het moet onze politieke ambitie zijn om niemand uit de boot te laten vallen die kan werken. Ook voor die specifieke groep zullen specifieke oplossingen op maat moeten worden gezocht. Als noch trajectbegeleiding, noch persoonlijke contracten, noch her- en bijscholing of sociale tewerkstelling soelaas bieden voor een deel van de langdurige werklozen, hebben we nog altijd een maatschappelijke verantwoordelijkheid om ook voor hen een aanbod te ontwikkelen. Het zal dan wellicht een variant worden tussen zorg, arbeidszorg en sociale werkgelegenheid. Alles vertrekt van een aanbod. Als een maatschappij dergelijke inspanningen levert om een jobaanbod te ontwikkelen, dan zegt mijn gezond verstand mij dat daar ook de verantwoordelijkheid tegenover staat om het aanbod aan te nemen. Het alternatief komt neer op het uithollen van de betaalbaarheid van het systeem. Daarvoor wil ik passen en alleen daarom al zullen wij met des te meer kracht het gevoerde beleid steunen. (Applaus)
","sprekertitel":"Bart Van Malderen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Peumans heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, op 55 jaar kan men burgemeester worden, maar ook fractieleider. Ik heb wat beschouwingen bij de begroting economie. Er is deze voormiddag al een heel debat gehouden over VIA. De naam, 'Vlaanderen in actie', is wat merkwaardig. Deze regering heeft duidelijk na twee jaar beleid, een stand van zaken opgesteld met de stelregel 'Wat we zeggen, doen we en wat we doen, zeggen we.' De conclusie is in ieder geval dat het regeerakkoord wordt uitgevoerd.
Mevrouw Moerman, u zult misschien verwonderd zijn dat dit uit mijn mond komt, maar uw beleidsbrief getuigt van dadendrang en van gezond verstand. De nieuwe systemen moeten de kans krijgen om zich te bewijzen.
Maar ik denk dat de voornaamste hindernis om een volwaardig economisch beleid voor Vlaanderen te kunnen voeren, nog altijd het Belgische staatsbestel is. Ik denk dat het Vlaamse regeerakkoord op dat vlak terecht zeer ambitieus is. Bij de talrijke rondetafels komt er altijd een constante naar boven, namelijk de concurrentiepositie van ons land. De inspanningen die de federale regering doet, zoals de vermindering van de lasten voor ploegenarbeid, zijn voor ons te minimaal. Het komt erop aan dat Vlaanderen zo spoedig mogelijk over zo veel mogelijk hefbomen beschikt om de welvaart en het welzijn van de Vlamingen, te verzekeren. Ook veel bedrijfsleiders vragen dit.
In het regeerakkoord staan een aantal standpunten waarnaar ik wil verwijzen: over meer fiscale en financiële autonomie, over het werkgelegenheidsbeleid en over meer economische bevoegdheid.
Vele ondernemers in Vlaanderen willen investeren, maar ze stoten op beperktheden van administratieve rompslomp en ruimtelijke mogelijkheden. Veel aandacht gaat in uw beleidsbrief naar de bedrijventerreinen onder het motto 'Ruimte om te overleven'. We geloven sterk in de politiek die deze regering voert inzake verouderde bedrijventerreinen en brownfields. Dergelijke gebieden ontwikkelen is weliswaar duur, maar heel belangrijk voor de herwaardering van dergelijke terreinen en hun omgeving. In de beleidsbrief staat ook: "Het afgelopen jaar diende de Vlaamse Regering via de minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening, het ontwerp van decreet Brownfieldconvenanten in bij het Vlaams Parlement." Dit ontwerp van decreet is pas op 8 december 2006 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. We hopen dat het snel door dit parlement kan worden goedgekeurd.
In uw beleid, mevrouw de minister, besteedt u veel aandacht aan de rondetafels. De rondetafel over de automobielsector heeft een aantal zwakheden van ons systeem blootgelegd. Drie rondetafels zijn er reeds gestart: de rondetafel van de voertuigindustrie, van de chemische industrie en van de life sciences. De rondetafel voor de diamant is in de opstartfase en andere zijn in voorbereiding. We steunen deze rondetafels omdat ze een concreet actieplan opleveren voor de specifieke sector, gedragen door de hele sector. Het recente debacle bij VW Vorst, bewijst evenwel de relativiteit van deze actieplannen. Maar toch denk ik dat een aantal andere actieplannen bijdragen tot een betere inbedding van de automobielindustrie in Vlaanderen.
Ten slotte heb ik begrepen dat de federale regering nog maar eens iets wil doen aan de werkloosheidsvallen. Ik citeer de premier: "Een vierde obstakel dat we moeten overwinnen, zijn de zogenaamde werkloosheidsvallen. Wie van een uitkering leeft, geniet onder andere van een belastingvermindering, verhoogde kinderbijslagen, de maximumfactuur in de gezondheidszorgen, een goedkoper telefoontarief en zo meer. Daar is op zich niets mis mee. Dat is goed en rechtvaardig. Maar er is wel een probleem wanneer die werkloze al die voordelen verliest wanneer hij een job aanneemt. Want daardoor ontstaat de absurde situatie dat hij netto minder overhoudt dan wanneer hij gaat werken. Er is hiervoor maar één oplossing: de voordelen moeten geleidelijk worden afgebouwd. En de snelheid waarmee dit gebeurt, kan het best afhangen van de hoogte van het nieuwe inkomen." Dit komt uit de toespraak die zaterdag gehouden is door premier Verhofstadt.
Het interesseert mij bijzonder wanneer wij over de zogenaamde werkloosheidsval eens duidelijk uitsluitsel zullen krijgen. Ik heb dat al een paar keer gevraagd. Het is heel belangrijk om een aantal mensen te motiveren om aan het arbeidsproces deel te nemen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Van den Heuvel heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1483324","fractie":{"id":1279893,"kleur":"f5822a","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1867514","naam":"cd&v","zetel-aantal":19},"id":2815,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2815?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van den Heuvel","voornaam":"Koen"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, heren en dames ministers, beste collega's, de laatste dagen van december zijn dagen van allerhande jaaroverzichten en verkenningen van het nieuwe jaar. Het zijn dan ook de uitgelezen momenten voor reflectie en bezinning. Ik wil hier van de gelegenheid gebruik maken om even terug te blikken op het economisch palmares van de Vlaamse Regering en vooruitblikken naar haar plannen voor volgend jaar.
2006 was het jaar van de lancering van het begrip 'creativiteit' als sleutelwoord voor een duurzame groei van de Vlaamse economie. Dit werd ondersteund met de campagne Jij bent Flanders' future en onlangs nog met het Creativity World Forum in Gent. De boodschap is eenvoudig: "Durf creatief zijn, durf ondernemen, neem actie." Wat economie betreft, kan ik vaststellen dat deze regering het voorbije jaar haar eigen slogan ter harte heeft genomen. 2006 werd immers gekenmerkt door de operationalisering van heel wat initiatieven.
Ten eerste is er het voorbije jaar heel wat beweging gekomen in de materie van de bedrijventerreinen. Durven ondernemen is één ding, er moet ook ruimte zijn om te kúnnen ondernemen. Dat is, zoals iedereen weet, een belangrijk pijnpunt in Vlaanderen en een grote bekommernis van CD&V. Onze fractie is dan ook zeer tevreden met de groeiende aandacht voor dit probleem. Dat kwam tot uiting in de beleidsbrief van de minister van Economie. Deze besteedt duidelijk meer ruimte aan deze problematiek: zoeken naar de geschikte locatie voor moeilijk in te planten bedrijven, watergebonden bedrijventerreinen, verweving in de kernen enzovoort.
Ik zou toch graag de rol willen benadrukken die de RESOC's hierin kunnen spelen. Via de RESOC's wordt het eenvoudiger om lokale en provinciale besturen te betrekken bij het uitbouwen van een voldoende voorraad bedrijventerreinen. We horen dan ook graag dat de Vlaamse Regering de verdere werking van de RESOC's op het vlak van de ruimtelijke economie kan waarborgen.
Vorige week nog heeft de Vlaamse Regering een nieuw subsidiebesluit voor de bedrijventerreinen goedgekeurd. Daarbij wordt gestreefd naar CO2-neutraliteit. Wij kunnen volledig achter dat principe staan maar willen u toch, mevrouw de minister, vragen om te letten op de praktische uitvoerbaarheid van dit besluit en om erover te waken dat er geen extra rompslomp wordt gecreëerd. Het kan niet de bedoeling zijn om te streven naar CO2-neutrale maar lege terreinen.
Een ander topic dat wij zullen opvolgen, is de uitvoering van het decreet-Caluwé op de rentetoelagen voor bedrijven die hinder ondervinden van openbare werken. Er is daar al een bedrag voor uitgetrokken in de begroting. We hopen dat deze regeling nog in de eerste helft van 2007 operationeel zal worden.
Bij de economische verwezenlijkingen van deze regering denk ik verder ook aan de waaier financieringsinstrumenten voor kmo's, die in de loop van het voorbije jaar werd geïntroduceerd: Vinnof, het ARKimedesfonds, de Win-winlening, enzovoort. Hiermee is het economische instrumentarium dat de Vlaamse overheid heeft uitgewerkt, na jaren sleutelen gestabiliseerd. Langzamerhand, misschien te aarzelend, lopen onze kmo's warm voor deze maatregelen en ik ben natuurlijk samen met u benieuwd naar de eerste echte resultaten, die vermoedelijk volgend jaar duidelijk zullen worden.
Ik maak hierbij drie opmerkingen. Ten eerste rekent CD&V erop dat de Vlaamse regering volop haar schouders blijft zetten onder deze initiatieven en dat zij zorgt voor een efficiënte, transparante communicatie via de verschillende beschikbare kanalen. Daarbij moet worden gestreefd naar een zo groot mogelijk bereik van kmo's. VLAO heeft hier via zijn aanspreekpunten een belangrijke rol te spelen. De fijnmazige organisatie van VLAO laat voorlopig nog op zich wachten, maar zal hopelijk, na de definitieve goedkeuring van het ontwerpbesluit ter zake, begin 2007 een feit zijn.
Ten tweede moet de Vlaamse regering lering trekken uit de eerste evaluaties en geen angst hebben om bij te sturen. Eenvoud, transparantie en gebruiksvriendelijke tools, zeker ook voor de kmo's, blijven de boodschap.
Ten derde wil ik benadrukken dat financiële ondersteuning via subsidies geen 'first best'- oplossing is. Om een economisch beleid op een effectieve en efficiënte manier te kunnen voeren, moet Vlaanderen dringend fiscale instrumenten tot zijn beschikking krijgen. Fiscale stimuli via lastenverlagingen, zijn immers onontbeerlijk om de gewenste economische dynamiek te verkrijgen.
Naast de lancering van een aantal nieuwe maatregelen, vond ook een verfijning plaats van bestaande maatregelen zoals de cheque-instrumenten die werden samengevoegd tot het Budget voor Economisch Advies (BEA), en de ecologiepremie die door het grote succes aangepast werd aan de budgettaire krapte. Inzake BEA en de innovatiesteun moet er dringend werk worden gemaakt van een akkoord met de federale regering over de vrijstelling van vennootschapsbelasting. Die onzinbelasting is tot op heden nog steeds verschuldigd op de gewestelijke steunmaatregelen. Wat is de stand van zaken in dit dossier, mevrouw de minister?
Nog opvallend in 2006 was de aanvulling van het horizontale economische beleid - een terechte keuze trouwens- met een veeleer verticale benadering via de verschillende sectorale rondetafels. Die van de automobielsector vond vorig jaar plaats, dit jaar waren de chemie en de levenswetenschappen aan de beurt. De eerste twee zitten al in follow-upfase, de laatste rondetafel, de levenswetenschappen, die ik van zeer nabij heb gevolgd, is nog volop aan de gang.
Door die rondetafels worden belangrijke mogelijkheden gegrepen om van Vlaanderen de concurrentiële regio te maken uit het businessplan voor Vlaanderen. Bovendien kan dergelijk sectoraal overleg een horizontale beweging veroorzaken over alle sectoren heen. Deze keuze voor een horizontaal beleid met complementaire verticale aanvullingen is een kritische succesfactor voor een goed economisch beleid. We beseffen dat de rondetafels tijdelijk zijn en dat niet elke sector aan bod zal komen. Toch mag de Vlaamse regering in de toekomst dergelijke kansen niet uit de weg gaan.
Mevrouw de minister, ik zou u willen feliciteren met het geïntegreerde karakter van de beleidsbrief Economie, waaruit duidelijk uw aandacht blijkt voor de dwarsverbindingen tussen de verschillende domeinen in de bevoegdheid economie. De laatste jaren is steeds meer het besef gegroeid van het bestaan van een eigen Vlaamse economie met eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en behoeften. De gegevens over de toestand van de Vlaamse economie blijven echter spijtig genoeg beperkt. Bovendien zijn we hiervoor grotendeels afhankelijk van de federale overheid. Er zou gerust een jaarlijks overzicht voor Vlaanderen mogen komen, naar het voorbeeld van het jaarverslag van de Nationale Bank, waarbij ook aandacht is voor de evolutie over een langere periode en de verschillen tussen sectoren.
De beleidsbrief Economie biedt jaarlijks een uitstekende gelegenheid om een dergelijk overzichtelijk Vlaams rapport mee te delen. Op die manier zullen de bedreigingen en mogelijkheden vlugger worden geïdentificeerd en dat is onontbeerlijk om onze concurrentiële positie te bewaken en te verstevigen. De Vlaamse regering heeft er in haar businessplan resoluut voor gekozen de indommelende Vlaamse economie wakker te schudden en in actie te komen.
Ambitieus en vernieuwend, ja zelfs gedurfd, is eveneens het formuleren van concrete, kwantitatieve doelstellingen. De CD&V-fractie steunt die ambities van de Vlaamse regering, maar het blijft jammer dat we op dit moment nog niet over de meest optimale mix van bevoegdheden beschikken om een gedegen Vlaams economisch beleid te voeren en dus ook om de ambitieuze doelstellingen van deze regering waar te maken. We hopen dat uzelf en uw partij mee voor een doorbraak zullen zorgen. (Applaus bij CD&V)
","sprekertitel":"Koen Van den Heuvel"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478450","id":2804,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2804?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hoebeke","voornaam":"Anne Marie"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, het is geen gemakkelijke uitdaging om in enkele minuten onze visie te geven over de regeringsplannen voor het buitenlandse beleid. Gezien Duitsland de volgende voorzitter is, past om te starten met een Duitse uitdrukking: "In der Beschränkung zeigt sich der Meister."
De krachtlijnen van het buitenlands beleid van minister Bourgeois kan de VLD integraal delen.
Het wordt voor de Europese Unie een jaar waarin veel zaken op de unie afkomen, een sleuteljaar als het ware. Duitsland wordt het eerste semester voorzitter en wordt geconfronteerd met het feit dat van de 25 lidstaten er 18 de grondwet hebben goedgekeurd. Op 1 januari, als Roemenië en Bulgarije ons vervoegen, zal het gaan over 20 van de 27 lidstaten. Het verwerpen van de grondwet door de Nederlandse en de Franse kiezer, heeft alles echter geblokkeerd.
Enkele weken geleden was er in Brussel een samenkomst van de leden van de Europese Commissie en de deelregeringen. De teneur van de debatten was dat het een succes zal zijn als er een grondwet light komt. Een grondwet light kan toch een aantal belangrijke stappen vooruit betekenen, bijvoorbeeld het afschaffen van de unanimiteit op het vlak immigratie en strafrechtelijke samenwerking. Misschien slagen de lidstaten er wel in om de overgangsclausule te behouden, die bepaalt dat men van unanimiteit naar een meerderheidsbeslissing kan gaan, zonder het verdrag te wijzigen.
De versterking van de regio's met wetgevende bevoegdheden, waartoe de Vlaamse regio behoort, wordt een moeilijke zaak, en we moeten op dat vlak realistisch zijn. De VLD wil de minister en de hele Vlaamse Regering oproepen om zich voornamelijk te concentreren op de samenwerkingsakkoorden met de andere gewesten en gemeenschappen en de federale staat, over hoe de vertegenwoordiging op het niveau van de Europese Unie verder uitgewerkt zal worden. Dat is heel belangrijk, en op dat vlak zouden we vooruitgang moeten boeken.
Ik wil ook een opmerking maken over de multilaterale samenwerking. Het is heel goed dat er een uitbreiding komt van het aantal stageplaatsen voor jonge Vlamingen. Deze mensen zouden de ogen en oren van Vlaanderen kunnen zijn in de organisaties. We zijn ervan overtuigd dat de middelen beperkt zijn, maar toch zouden de stagiairs een rol kunnen vervullen.
Het Beneluxverdrag loopt af in 2010. Mijnheer de minister, u hebt al op 11 november voorgesteld om het standpunt van de Vlaamse Regering te toetsen. De Benelux heeft als het ware een facelift nodig, maar de vraag rijst of het niet beter is dat de Beneluxlanden een laboratorium zijn voor samenwerking inzake grensoverschrijdende materies, dan voort te gaan met een organisatie die niet flexibel genoeg en gedeeltelijk achterhaald is.
Ook inzake internationaal ondernemen wil ik een aantal opmerkingen formuleren. Mevrouw de minister, u hebt heel wat inspanningen geleverd en het internationaal hoofdstuk is verweven met de ontwikkeling van de Vlaamse kenniseconomie. U hebt een aantal relevante en lovenswaardige punten naar voren geschoven, zoals het ontwikkelen van de kenniseconomie, het bevorderen van ondernemerschap en de uitstraling van Vlaanderen. Maar wij liberalen zien de globalisering niet als een bedreiging, maar als een opportuniteit.
In Vlaanderen werden in 2005 bijna 3000 directe jobs gecreëerd door buitenlandse investeringen, zonder te spreken van de indirecte jobs. Het is van het grootste belang voor Vlaanderen om interessant te blijven als investeringsregio. Vlaamse ondernemingen moeten verder gestimuleerd worden om internationaal te gaan. In principe is voor bedrijven die exporteren de groei recht evenredig met die export.
Er is echter nog de bezorgdheid voor de kmo's, die verder wegwijs zouden moeten worden gemaakt om zich verder in te zetten in markten die verder liggen dan hun voordeur, namelijk de markten die zich nu aan het realiseren zijn in Azië, het Afrikaanse en het Amerikaanse continent. Nog een element dat onze zorg wegdraagt, is dat Vlaanderen geen opportune evolutie kent in de hoogtechnologische productie en de ermee gepaard gaande export.
We vinden het ook enorm goed dat Flanders Investment and Trade het Vlaamse internationaal ondernemen ondersteunt. Minister Moerman heeft dit volledig uitgewerkt en nu moet het FIT zijn eigen meerwaarde bewijzen. Ook het creëren van het Fonds Vlaanderen is heel goed. Via dat fonds participeert de overheid als minderheidsaandeelhouder in de buitenlandse dochtermaatschappijen van Vlaamse bedrijven. Dat is een positief element.
Ik wil nog een korte toelichting geven bij de nota Ontwikkelingssamenwerking van minister Bourgeois. We zijn heel tevreden dat wat werd beloofd in 1970, namelijk om 0,7 percent van het BBP te besteden aan ontwikkelingssamenwerking, er finaal zal komen. Ook de invulling die wordt gegeven aan de problematiek in verband met aids en aidsbestrijding in de partnerlanden die onze bijzondere aandacht wegdragen, is een pluspunt. Bovendien moet een verdere sensibilisering van Vlaanderen mogelijk zijn om naar ontwikkelingssamenwerking de aandacht te laten gaan die het verdient. Het is tevens bijzonder positief te zien dat we hiervoor 20 percent meer besteden.
","sprekertitel":"Anne Marie Hoebeke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Van Brempt heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Mijnheer Van Goethem, het kwam bijzonder kwetsend over dat u zo denigrerend doet over beschutte werkplaatsen. Ik raad u aan eens een beschutte werkplaats te bezoeken. De mensen werken daar met hart en ziel. Ik beschouw het dus als een compliment dat mijn beleidsnota in een beschutte werkplaats is geschreven.
Ik wil u even herinneren aan een aantal cijfers. Als het gaat over sociale economie is er een investering van de Vlaamse overheid van 261 miljoen euro en in werkgelegenheid van meer dan 20.000 mensen. Ik hoop dat u daar eens bij blijft stilstaan als u denigrerend doet over die sector.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Van Goethem heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478519","id":1898,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1898?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Goethem","voornaam":"Roland"},"sprekertekst":"Mevrouw de minister, u hebt volkomen gelijk, ik zou de beschutte werkplaatsen mijn excuses moeten aanbieden.
","sprekertitel":"Roland Van Goethem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Ik stel voor dat u dat dan ook doet. Aan mij moet u dat vooral niet doen.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478519","id":1898,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1898?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Goethem","voornaam":"Roland"},"sprekertekst":"Ik hoop dat u de intonatie begrijpt.
","sprekertitel":"Roland Van Goethem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"De opmerking van de heer Laurys over personen met een handicap, waarschijnlijk vooral gericht aan minister Vandenbroucke, wil ik oppikken in het eenheidsdecreet. U vraagt terecht naar de evaluatie van de bestaande loonkostinstrumenten en cao 26. Dat is een heel terechte vraag, die we zeker en vast willen integreren in het rugzakidee binnen het eenheidsdecreet.
We moeten ook snel een politiek debat voeren in de commissie over het ontwerp van eenheidsdecreet. Ik vind de vraag wat de voorliggende decreetteksten zijn, immers heel terecht. Ik stel dus voor dat we tijdig beginnen met dat debat. Dit is immers een cruciaal ontwerp van decreet, waarbij heel wat moeilijke aspecten moeten worden besproken. Ik zal dat met heel veel plezier samen met de commissie doen.
De opmerkingen over de doorstroming zijn erg belangrijk. Samen met de commissie hebben we daar af en toe wel eens een andere mening over dan de sector zelf. We moeten hen achter de vodden blijven zitten. Er moet een juiste balans zijn tussen eindwerkgelegenheid binnen de sociale economie voor een deel van de mensen enerzijds en de vraag naar doorstroming anderzijds. Dat rechtvaardigt onze grote investeringen. Er werd verwezen naar de paradox op de arbeidsmarkt. Vanuit Sociale Economie kunnen we een belangrijke bijdrage leveren wat die paradox betreft. Ik ben het helemaal eens met het geachte lid als het gaat over de doorstroming.
Wat de decreettekst met betrekking tot de lokale diensteneconomie betreft, moeten we absoluut aan bijkomende taken en bijkomende werkgelegenheid denken, en niet aan de bestaande werkgelegenheid.
Wat de invoegeconomie betreft, maak ik me ook ontzettend veel zorgen. Ik heb aan de startcentra gevraagd om nu een oplossing te formuleren. Ik begin het debat met hen. Ik stel voor dat we daar begin volgend jaar op terugkomen. We moeten heel snel ingrijpen om de invoegeconomie opnieuw op het juiste pad te brengen.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Moerman heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478284","id":2847,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2847?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Moerman","voornaam":"Fientje"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, ik geef een kort antwoord op enkele vragen. Mijnheer Van den Heuvel, u vroeg hoe ver het stond met de fiscale vrijstellingen voor onderzoeks- en ontwikkelingsteun. Daar zou een oplossing in zicht zijn. Volgens mijn informatie zal dit begin volgend jaar, januari dus, worden opgenomen in een wet met betrekking tot diverse bepalingen.
Mevrouw Hoebeke, u hebt gelijk. Er moet specifieke aandacht zijn voor de exportactiviteiten van kmo's. U moet echter weten dat in de beheersovereenkomst van FIT zowel de kmo's als de zogeheten new-to-exportondernemingen - ondernemingen die voorheen niet exporteerden - specifieke aandachtspunten zijn.
","sprekertitel":"Minister Fientje Moerman"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Bourgeois heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478422","id":2787,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2787?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Bourgeois","voornaam":"Geert"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw Hoebeke, ik dank u omdat u in uw betoog vooral de klemtoon hebt gelegd op het Europese proces. In deze regeerperiode ligt de hoofdklemtoon van het buitenlandse beleid inderdaad op de relatie tussen Vlaanderen en Europa. U weet dat we daar heel veel aandacht aan besteden. Denken we maar aan het VLEVA, aan de versterking van de permanente vertegenwoordiging, aan de Vlaamse vinger aan de Europese pols, aan onze actie om Europese wetgeving adequaat om te zetten in Vlaamse wetgeving. U schenkt terecht veel aandacht aan het Duitse voorzitterschap. We moeten ons echter hoeden voor al te grote verwachtingen. De Franse verkiezingen moeten nog plaatsvinden. Daar ligt een grote gevoeligheid. U hebt er zelf naar verwezen.
Ons standpunt ter zake is hetzelfde als het federale. We zijn geen voorstanders van cherrypicking. We willen dat de verworvenheden die in het verdrag opgenomen zijn, behouden kunnen blijven. Natuurlijk hebben een aantal belangrijke mensen voorstellen gedaan. Zo pleit de heer Sarkozy voor een verkorte versie van het verdrag. Voor Vlaanderen is het belangrijk dat een aantal verworvenheden, ook al beantwoorden ze niet aan wat we idealiter zouden willen hebben, behouden blijven. Dan denk ik aan de subsidiariteit en aan Verklaring 49, die voor ons van ontzettend groot belang is.
U oppert dat we ons veeleer moeten richten op de samenwerkingsakkoorden binnen België dan op de positie van de regio's met wetgevende bevoegdheden binnen het Europese kader. Ik ben het ermee eens dat we werk moeten maken van een vernieuwd samenwerkingsakkoord. We hebben dat trouwens aangekaart tijdens de jongste interministeriële conferentie. We hebben onze wenslijst aan de federale overheid gegeven. We zullen bekijken wat we kunnen veranderen. Ik hoop dat de andere entiteiten binnen België daar ook werk van willen maken. Het samenwerkingsakkoord is immers totaal voorbijgestreefd.
Dit belet niet dat we samen met regio's met wetgevende bevoegdheid, en ook met federale staten, werk blijven maken van de positionering van de deelstaten met wetgevende bevoegdheden binnen Europa. In het Vlaamse regeerakkoord staan daarover een aantal afspraken. Ik denk aan de split vote en aan de rechtstreekse toegang tot het Europees Hof van Justitie.
Bilateraal krijgt België het voorzitterschap van de Benelux in handen tijdens de eerste zes maanden van volgend jaar. Ook tijdens de jongste interministeriële conferentie hebben we het Vlaamse standpunt bekend gemaakt. Ik heb goede hoop dat het meegenomen wordt naar de besprekingen. We gaan samen met de federale overheid aan tafel zitten om de onderhandelingen voor te bereiden. Er werd gevraagd om niet te veel werk te maken van een nieuwe organisatie, maar om eerder de klemtoon te leggen op grensoverschrijdende samenwerking. Ik denk dat beide verenigbaar zijn. We moeten overstappen op een minder logge verdragsstructuur die meer aanpassingen mogelijk maakt en waarbij we flexibeler kunnen inspelen op een aantal kerntaken. De constitutionele realiteit van België moet ook vertaald worden in de Benelux. Ik heb dit getoetst aan de standpunten van Nederland en van het Groothertogdom Luxemburg. Ook die landen staan er open voor, want ze weten dat de Belgische realiteit veranderd is. Ik denk dus dat beide zaken compatibel zijn.
Tot slot wil ik nog bedanken voor de vriendelijke woorden over het beleid inzake internationale samenwerking. Ik wil er wel op wijzen dat we binnen het Belgische geheel nog niet aan de 0,7 percent toe zijn. Wellicht zijn sommigen iets te optimistisch.
","sprekertitel":"Minister Geert Bourgeois"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Vandenbroucke heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478379","id":2619,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2619?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Frank"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren, er werden diverse algemene bedenkingen gemaakt. Ik kan ze bijtreden, maar zal ze niet herhalen. Ook werd gezegd dat het belangrijk is dat we een goede evaluatie maken van het beleid inzake knelpuntberoepen en werkloosheidsvallen.
De heer Peumans vroeg hoe het nu zit met de werkloosheidsvallen. Hij verwees naar verklaringen van de federale eerste minister. Ik vind het een beetje moeilijk om daarop te reageren. Het uitkeringsniveau, de verhoogde kinderbijslag en diverse voordelen zoals de maximumfactuur in de gezondheidszorg vallen onder de federale bevoegdheden. Ik heb er niets over te zeggen. Het zijn inderdaad dimensies van financiële werkloosheidsvallen. We kennen ze. Ze zijn een realiteit.
In onze Vlaamse bevoegdheden beschikken we feitelijk maar over één goed instrument: we moeten de mensen confronteren met passende jobs en als mensen geen passende job willen aanvaarden, moeten we hen sanctioneren. Dat is ons beleid.
Ik voelde een zachte verwondering toen ik de federale premier hoorde praten over instrumenten van het regionale beleid, namelijk bemiddeling en het aanbieden van jobs. Het is me niet duidelijk wat de federale regering op dat vlak wil ondernemen. Het kan natuurlijk dat de premier die bevoegdheid terug wil federaliseren, maar tot nader order is de arbeidsbemiddeling een regionale en geen federale bevoegdheid. Ik neem aan dat hij verklaringen wou afleggen over hoe het regionale beleid. Ik heb al eerder gezegd dat ik zijn voorstel om buurtklussen aan te bieden een beetje een voorstel uit de oude doos vind. We moeten geen gesubsidieerde klussen in de buurt creëren, we moeten reële opleidingen en jobs aanbieden - en die zijn er.
We mogen niet wachten tot mensen langdurig werkloos zijn. Het verleden leert ons dat we snel moeten optreden. Bij mensen die langdurig werkloos zijn, krijgen we natuurlijk ook te maken met problemen die we nu ontdekken in de sluitende aanpak, zoals persoonlijke problemen, alcohol- of drugverslaving, ernstige psychische stoornissen. Dat zijn trouwens niet de mensen die ik een buurtklus zou geven, voor die mensen moeten we iets anders ondernemen.
Ik geloof inderdaad dat we in Vlaanderen moeten nadenken over werkloosheidsvallen, maar een groot deel van de financiële problematiek valt onder de federale regelgeving. Daar hebben we niet meteen iets over te zeggen. Wat we wel moeten en kunnen doen, is mensen confronteren met reële banen en reële opleidingen. We moeten dat ook snel genoeg doen, zodra iemand werkloos is.
","sprekertitel":"Minister Frank Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Gatz heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478403","id":1813,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1813?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Gatz","voornaam":"Sven"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, u noemt het idee om werklozen in te schakelen in de buurteconomie een idee uit de oude doos. Dat laat ik voor uw rekening. Soms zijn oude ideeën wel de beste van allemaal. U geeft ook aan dat de premier zich in zijn burgermanifest heeft uitgesproken over iets wat tot de gewestelijke bevoegdheid behoort. De volgende keer dat ik u betrap op een uitspraak, laat ons zeggen binnen het werkgelegenheidsbeleid, over het federale beleidsniveau, kan ik u daar even goed op aanspreken. Het is zeker niet verboden om in Vlaanderen eens na te denken over een omvattend politiek kader, en dat is wat de eerste minister gedaan heeft.
U vindt dat mensen in Vlaanderen echte banen aangeboden moeten krijgen, en dat ze dan ook geactiveerd moeten worden. We zijn daar nu toch al een aantal jaren over aan het praten. Het wordt tijd dat we dat ook eens gaan doen. Ik herinner u aan het voornemen dat u enkele maanden geleden uitgesproken hebt. U zei dat we eens moeten nadenken over wie op de arbeidsmarkt beschikbaar is en opnieuw inzetbaar is als werkloze, en wie dat niet is.
Zo gaf u aan dat mensen die niet geschikt zijn om opnieuw in het arbeidsproces ingeschakeld te worden, op een soort parkeerstrook gezet worden. De anderen moeten natuurlijk wel geactiveerd worden. Ik wil daar nu stilaan de resultaten van zien. Anders is het niet verwonderlijk dat de premier, die gesteund wordt door onze volledige fractie, daar een aantal nieuwe voorstellen over doet.
","sprekertitel":"Sven Gatz"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478379","id":2619,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2619?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Frank"},"sprekertekst":"U moet niet zo gauw op uw paard springen. Ik verwelkom het feit dat mensen nadenken over alle niveaus: Europa, de wereld, Vlaanderen, België. Maar dat is mijn punt niet. Het voorstel zegt iets over bemiddelingsbeleid en we zijn op dat vlak ondertussen al een stap verder in het Vlaamse beleid. Ik zeg absoluut niet dat we al aan de eindmeet zijn.
Welke stappen zetten we? Wij ontwikkelen sociale economie. Als u zegt dat de VLD-fractie meer sociale economie wil, vind ik dat zeer goed. Maar het moet dan wel gaan over sociale economie in de betekenis van reële jobs die beantwoorden aan behoeften van mensen en waarin je mensen plaatst die in staat zijn om die job te doen, met begeleiding, ondersteuning op maat enzovoort. Dat is het eerste spoor.
Het tweede spoor: voor mensen die langdurig werkloos zijn en zelfs in een normale sociale economie niet terecht kunnen, ontwikkelen minister Van Brempt en ik, samen met andere sectoren, nieuwe wegen die eerder verwijzen naar arbeidszorg. We zijn bezig met de ontwikkeling van provinciale netwerken van werkgelegenheid en welzijn, waarin we een 3000-tal plaatsen willen creëren en waarbij mensen doorgelicht worden op hun mogelijkheden om opnieuw in de arbeidsmarkt terecht te komen.
Voor een aantal van die mensen is een buurtjob niet het antwoord. Het antwoord is - helaas - ontwenningskuur, psychische ondersteuning en een zeer geduldige aanpak van complexe problemen. Dat moet echt op onze agenda komen en wij zijn daar al mee begonnen. Dat is een onderdeel van het meerbanenplan dat de Vlaamse Regering goedgekeurd heeft.
Als het gaat over bemiddeling, is het een beetje voorbijgestreefd dat je pas echt in gang schiet wanneer iemand langdurig werkloos is. Je moet net zeer snel in gang schieten. In Vlaanderen hebben we gelukkig een situatie waarbij we snel in gang kúnnen schieten met reële jobs of reële opleidingen. Dat is mijn bedenking.
In die zin vind ik dat we het beleid dat we vandaag voeren, moeten intensifiëren. Ik ben de laatste om te zeggen dat we op onze lauweren moeten rusten. We staan nog maar aan het begin van dit verhaal. Wij zijn in België vijftien jaar te laat begonnen met activering.
","sprekertitel":"Minister Frank Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478403","id":1813,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1813?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Gatz","voornaam":"Sven"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, dan zou ik tot besluit willen zeggen: laat ons samen van de actieve welvaartstaat een realiteit maken. Dat is toch de bedoeling.
","sprekertitel":"Sven Gatz"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Dames en heren, we bespreken nu het onderdeel Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming, Decreetsevaluatie, Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering, Gelijke Kansen, Brussel en de Vlaamse Rand.
De heer Penris heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478057","id":1861,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1861?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Penris","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, ik ben als parlementslid eerlijk gezegd wat beschaamd dat de regering vandaag bijna talrijker aanwezig is dan wijzelf, alle verhoudingen in acht genomen. Ik heb het ook over mijn eigen fractie. Mijnheer de minister, ik ben blij dat u er bent. U komt op het juiste moment, wellicht met de juiste bedoelingen en zeker ook met de juiste antwoorden.
Ik beschik over tien minuten om de vier beleidsdomeinen die u beheert, te bespreken. Dat zal niet volstaan, zodat ik me zal beperken tot twee ervan, Wonen en Stedenbeleid. Dat zijn ook de beleidsdomeinen die in onze commissie aanleiding hebben gegeven tot het meest diepgaande debat. In cijfers uitgedrukt, zijn het ook de beleidsdomeinen met het meeste belang.
Wat de heer Verougstraete in de commissie heeft gezegd, zal u allicht getroost hebben. Hij zei dat u als eerste minister van Wonen losgebroken bent uit het keurslijf. U denkt immers niet alleen aan het enge segment van het sociaal wonen, maar aan wonen in het algemeen.
Wonen is in Vlaanderen een belangrijke aangelegenheid. Gelukkig is het grootste deel van de Vlamingen eigenaar. Wie geen eigenaar is, huurt meestal op de private markt en komt daar min of meer aan zijn of haar trekken. U hebt dat segment van de woonzoekenden op een frisse manier benaderd. Voor zover als mijn parlementaire ervaring reikt, bent u de eerste minister die voor dat segment aandacht heeft. Daar heeft de heer Verougstraete in de commissie zijn waardering voor uitgedrukt.
Dat mag ons echter niet verleiden tot verwaarlozing van dat andere belangrijke segment van de woonmarkt, de sociale woonmarkt. Wanneer we in onze commissie over wonen praten, dan gaat het in de eerste plaats daarover. We delen met betrekking tot dat marktsegment een aantal zorgen, over de grenzen van de fracties heen, wat ook onze ideologische achtergrond is. Mevrouw Vogels, mevrouw Berx, mevrouw Guns, mevrouw Heeren en vele anderen hebben die zorgen tot uitdrukking gebracht.
We willen dat de sociale woonmarkt leefbaar en betaalbaar is, dat de kwaliteit die we als overheid aan de sociale huurders bieden, hoog genoeg is en dat er een voldoende hoog woonaanbod is. Daaraan moet uw begroting worden getoetst. Als ze aan die vereisten kan beantwoorden, dan is het een goede begroting, anders niet. Ik bedoel niet dat het een slechte begroting is voor wat betreft uw beleidsdomein, maar wel dat er verbeteringen denkbaar zijn.
Wat de leefbaarheid betreft, hebben we twee weken geleden een stap voorwaarts gezet. We hebben gestemd over de Wooncode, waarmee we een beleidsinstrument tot stand hebben gebracht dat minstens de ambitie heeft om de leefbaarheid te verbeteren. Op dat vlak moet nog heel wat vooruitgang worden geboekt.
Mijnheer de minister, vorige week hebt u op een schriftelijke vraag van de heer Dewinter geantwoord dat 42,2 percent van de sociale woningen in het Antwerpse nog altijd wordt toegewezen aan niet-Europese vreemdelingen. Dat is een signaal dat kan tellen en waar we niet lacherig mogen over doen.
Mijnheer de minister, de sociale woningen zijn niet betaalbaar. U en ikzelf hebben daar al vaker over gediscussieerd. Ik hoop dat we dat zullen blijven doen. In december komen er nieuwe berekeningen. Mensen die naar mijn dienstbetoon komen en die klachten hebben over het sociale woonbeleid, klagen over de kostprijsstijging binnen de sociale woonsector. Het gaat dan niet over de basishuurprijs die stijgt. Die kan immers niet stijgen want die hebben we geblokkeerd in de Wooncode en in het socialehuurbesluit. Het zijn de variabele kosten die de sociale woonmaatschappijen aanrekenen aan hun cliënten, die de pan uit swingen. Mijnheer de minister, die stijging gaat verder dan de indexstijging, en dat betreuren we.
Mijnheer de minister, u was een beetje triomfalistisch toen u ons meedeelde dat de sociale woonmaatschappijen stilaan uit de rode cijfers klimmen. Dat is goed nieuws maar we hopen dat dat niet gebeurt ten koste van de cliënten.
De sociale huurwoningen die we aanbieden, zijn kwalitatief hoogstaand, zeker in de landelijke gebieden. In Antwerpen zijn er echter heel wat voorbeelden die het tegendeel bewijzen. Er is een verouderd patrimonium op de sociale woonmarkt aanwezig. We moeten de ambitie hebben om daar iets aan te doen. U hebt in uw begroting een aantal aanwijzingen gegeven dat u minstens de ambitie hebt om daar iets aan te doen. Ik hoop dat u woord houdt.
Mijnheer de minister, wat het aanbod op de sociale woonmarkt betreft, volgt u uw voorgangers niet. U pint zich niet vast op cijfers. U doet geen beloftes over het aantal woningen, u zegt enkel dat u uw best zult doen. We stellen vast dat de wachtlijst nog altijd lang is. De VLEM, de Vlaamse Erkende Maatschappijen in de sociale huisvestingssector en de VVH, de Vlaamse Vereniging van Huisvestingsmaatschappijen hebben vorige week in een persmededeling de alarmbel geluid. Ze hebben erop gewezen dat 58.000 kandidaten wachten op een sociale huurwoning.
Verder wachten 10.000 kandidaten op een sociale huurwoning. In de sociale huursector betekent dit dat de gemiddelde wachttijd 3 tot 4 jaar bedraagt. Dat is onaanvaardbaar hoog en heeft alles te maken met een te laag aanbod. De VVH en de VLEM zeggen in hun persmededeling dat ze de ambitie moeten hebben om een inhaalbeweging uit te voeren. Er zijn nog wat gronden in Vlaanderen, zeker in landelijk gebied, waar ze die ambities ook zouden kunnen realiseren maar het wordt hen soms, mijnheer de minister van Ruimtelijke Ordening, moeilijk gemaakt om die gebieden aan te snijden. De strategische grondvoorraad die ze hebben, is onaansnijdbaar. Die noodkreet mogen we niet naast ons neerleggen.
Onlangs is ook een persnota van Veboli verschenen in het tijdschrift van de VVH dat zich met de sociale woonproblematiek bezighoudt. Daarin zeggen de Limburgse huisvestingsmaatschappijen dat ze kwalitatief goed willen bouwen. Daarin volgt u hen niet altijd.
VHM, VLEM en Veboli hebben na de bespreking van de begroting in onze commissie een aantal signalen gegeven. Ik hoop dat u er op kunt reageren.
Er is nog een laatste signaal. In Antwerpen wordt een vrij ambitieus woonbeleid op poten gezet. Mijnheer de minister, het zal u plezieren dat er gedacht wordt aan een fusieoperatie. Men wil de zeven Antwerpse woningmaatschappijen samenvoegen tot één grote maatschappij, die op een georganiseerde en gestructureerde manier zal zorgen voor sociale woningbouw. Die maatschappijen stellen vast dat ze geconfronteerd worden met hoge grondprijzen in bepaalde wijken, net de wijken waar ze zich zouden willen ontwikkelen om een sociale mix mogelijk te maken.
We waren niet echt kritisch ten aanzien van het stedenbeleid. We waren positief-vriendelijk ten aanzien van uw beleid. Mijnheer de minister, als ik u één goede raad mag geven, stel ik voor dat u de steden en de stad Antwerpen in het bijzonder in staat stelt om een grondbeleid te voeren, om een specifiek sociaal woonbeleid te voeren, zodat ze hun ambities, die we met de nodige voorzichtigheid willen honoreren, kunnen waarmaken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Jan Penris"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Verfaillie heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478398","id":2741,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2741?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verfaillie","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, heren ministers, op het ogenblik dat we deze begroting bespreken, wordt in de meeste gemeenten de laatste hand gelegd aan de samenstelling van de nieuwe bestuursploegen. Meer zelfs, verscheidene burgemeesters hadden al het genoegen om in handen van de provinciegouverneur de eed te mogen afleggen. Het voorbije jaar heeft dan ook voornamelijk in het teken gestaan van de voorbije gemeente- en provincieraadsverkiezingen. En ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om mijn tevredenheid te uiten over het goede verloop van deze verkiezingen. Vlaanderen heeft deze verkiezingen voor het eerst zelf georganiseerd en Vlaanderen heeft dat goed gedaan.
De nieuwe gemeente- en provinciebesturen zullen alvast kunnen rekenen op een verdere aangroei van het Gemeente- en Provinciefonds. Zowel het Gemeentefonds als het Provinciefonds krijgt in 2007 voor 3,5 percent meer middelen. Hiermee krijgt de basisfinanciering voor de lokale en de regionale besturen een steviger fundament. Het is een fundament dat de komende jaren nog verder moet worden verstevigd. Ook de volgende jaren moet die groeivoet dus worden aangehouden. Dat zal immers nodig zijn willen de gemeenten de komende jaren het hoofd boven water kunnen houden. Er staan immers heel wat uitdagingen voor de deur, zoals de hervorming van de brandweer, de financiering van de politie, de aanleg van rioleringen, de pensioenproblematiek van de lokale ambtenaren enzovoort. De hoofdeconoom van Dexia had het een paar maanden geleden over een tsunami van uitdagingen die op de gemeenten afkomt. We moeten er alles aan doen om daar een afdoend antwoord op te geven.
Mijnheer de minister, ook dit jaar wordt er in de beleidsbrief heel wat aandacht besteed aan het zogenaamde fiscaal pact. Ik wil hier gerust erkennen dat de idee van een dergelijk pact zeer aantrekkelijk is. Wie zou er nu immers iets kunnen hebben tegen het elimineren van bedrijfsonvriendelijke belastingen? Wie zou er iets kunnen hebben tegen het afschaffen van belastingen waarvan de baten de kosten niet overtreffen? En toch, mijnheer de minister, hoe meer ik over dit principe nadenk, hoe meer vragen ik erover heb.
Want wat zijn nu precies bedrijfsonvriendelijke belastingen? Bestaat daar een duidelijke definitie of opsomming van? Tot op heden heb ik die niet gevonden. Ik heb daar wel een paar lijstjes over gevonden, opgesteld door bepaalde belangenorganisaties, maar ook die doen meer vragen rijzen dan dat ze oplossingen bieden. Ik ben oprecht benieuwd of de minister daar ook een oplijsting van zal maken en hoe die eruit zal zien. Hoe moet het dan verder met de fiscale autonomie van de lokale besturen? Zijn we bereid om die te beknotten? Persoonlijk ben ik alvast de mening toegedaan dat er aan die fiscale autonomie niet mag worden getornd. Het inzamelen van voldoende financiële middelen is onontbeerlijk om als lokaal bestuur een efficiënte en klantvriendelijke dienstverlening te kunnen uitbouwen, en daaraan moet iedereen, elke entiteit die van de gemeentelijke infrastructuur en voorzieningen gebruik maakt, een bijdrage leveren.
Hoe zal er overigens over worden gewaakt dat het eventueel afschaffen van zogenaamde bedrijfsonvriendelijke belastingen niet zal leiden tot een verhoging van de belastingdruk voor de gezinnen? Kortom, ik heb zo mijn vragen bij dit fiscaal pact en ik ben benieuwd hoe u dit verder zult aanpakken.
","sprekertitel":"Jan Verfaillie"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Peumans heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer Verfaillie, zegt u nu dat het fiscaal pact beter niet wordt uitgevoerd? U spreekt erg omfloerst. Pleit u voor geen fiscaal pact met de gemeenten? Om u gerust te stellen: dat zou ik het meest logische vinden. Gemeenten moeten autonoom kunnen beslissen over wat ze ontvangen en uitgeven. Tot mijn grote vreugde hoor ik u dat ook zeggen.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478398","id":2741,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2741?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verfaillie","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer Peumans, er kunnen een aantal zaken gebeuren, maar de vraag is wie ze zal financieren. Als de Vlaamse Regering de gemeenten een fiscaal pact oplegt, dan moet ze voorzien in de financiering ervan. Als de Vlaamse Regering ervan uitgaat dat een aantal zaken moeten worden afgeschaft, dan moet de Vlaamse Regering in de meerjarenbegroting voldoende middelen opnemen. Ik stel vast dat de Vlaamse Regering voor 2007 in 50 miljoen euro voorziet en vanaf 2008 in 100 miljoen euro. Dat lijken enorme bedragen, maar voor alle gemeenten samen is dat niet genoeg.
Mijnheer de minister, een ander punt waarop ik de aandacht wil vestigen, betreft de vermindering van de planlasten. Er werd hieromtrent reeds heel wat voorbereidend werk geleverd, en dit zowel in academische middens als in dit parlement. Het komende jaar moet er op dit vlak dan ook vooruitgang worden geboekt. Het maken van plannen die vervolgens alleen maar ergens op een stapel ongelezen papier belanden, moet worden beëindigd. Alleen door in de bestaande veelheid aan planverplichtingen te snoeien, zal er voldoende tijd en ruimte vrijkomen om werk te maken van het uitwerken en opvolgen van die plannen die er werkelijk toe doen, die een duidelijke meerwaarde bieden en die er de lokale besturen daadwerkelijk toe aanzetten om voor essentiële beleidsdomeinen een langetermijnperspectief te hanteren.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, collega's, mijn tijd is beperkt en ik heb me dus noodgedwongen moeten beperken tot een aantal items. Wat met de interbestuurlijke samenwerking? Hoe de dreigende pensioenproblematiek van het personeel van de lokale en regionale besturen aanpakken? Hoe de verdere invoering van het Gemeente- en Provinciedecreet begeleiden? Allemaal vragen waarmee we het komende jaar zullen worden geconfronteerd. U merkt het, mijnheer de minister, een waaier aan uitdagingen. U zult alvast op onze fractie kunnen rekenen om deze op een degelijke en efficiënte manier aan te pakken. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Jan Verfaillie"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer De Meulemeester heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478428","id":2792,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2792?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Meulemeester","voornaam":"Marnic"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw en heren ministers, collega's, 2006 was voor de zogenaamde 'sector binnenlands bestuur' opnieuw een sleuteljaar. Vlaanderen was voor het eerst verantwoordelijk voor de organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Ik denk dat iedereen het met mij eens kan zijn dat - kleine kinderziektes niet te na gesproken - de organisatie van deze verkiezingen rimpelloos is verlopen. Het betekent ook een frisse start voor het democratisch verkozen lokaal bestuur: het introductieprogramma voor de nieuwe lokale mandatarissen wordt verder op punt gesteld en een databank met de nieuw gekozen mandatarissen wordt aangelegd.
","sprekertitel":"Marnic De Meulemeester"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478189","id":1900,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1900?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Hauthem","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Twee sprekers hebben hier de lof gezwaaid van de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. Dat is voor grotendeels terecht. Het is wel zo dat de installatie van de gemeente-, provincie- en OCMW-raden nog moet gebeuren. Ik kan u meedelen dat op dat laatste punt de chaos troef is. Er zijn gemeentesecretarissen die naar onze diensten bellen met de vraag welke documenten er voor de voordracht van de OCMW-raden moeten worden ingediend.
","sprekertitel":"Joris Van Hauthem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Vandaag nog verstuurde ik een omzendbrief met een soort handleiding om de installatievergadering rimpelloos te laten verlopen. De lokale besturen kunnen de administratie Binnenlands Bestuur zowel telefonisch als via e-mail contacteren. Ik merk niets van een chaos. Iedereen is erg tevreden over de klantvriendelijke aanpak van Binnenlands Bestuur. Men coacht de lokale besturen om ervoor te zorgen dat de installatievergaderingen, zoals de verkiezingen zelf, rimpelloos verlopen. In dit halfrond zitten erg veel mensen die als burgemeester of schepen zullen zetelen. Zij kunnen getuigen dat er van chaos geen sprake is. Zij weten precies wat er op 2 januari moet gebeuren.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478189","id":1900,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1900?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Hauthem","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Ik heb het vooral over de installatie van de OCMW-raden en de wijze van voordracht van de kandidaten die op de installatievergadering moeten worden aangeduid. Ik kan u verzekeren dat deze aangelegenheid tot grote chaos leidt. De VVSG zet op haar website dat er geen opvolgers moeten worden aangeduid. Misschien is dat ten onrechte gebeurd. Wij hebben contact opgenomen met de VVSG en erop gewezen dat dit niet kan, want in een artikel van het decreet spreekt men van 'een of meer opvolgers'; in een ander van 'opvolgers' zonder meer. We hebben contact opgenomen met de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, en die raadt ons aan om minstens twee opvolgers aan te duiden. De chaos is troef. (Opmerkingen van minister Keulen)
Ik heb het niet over de gemeenteraden maar over de OCMW-raden. Die moeten nu veel vroeger worden aangeduid, op de installatievergaderingen zelf. Als te elfder ure gemeentesecretarissen nog moeten samenkomen om te overleggen hoe het moet gebeuren, bijvoorbeeld om te bepalen wat de term 'geloofsbrieven' betekent, dan kan men toch zeggen dat chaos troef is? Wat het OCMW betreft, zeggen de mensen van het agentschap voor Binnenlandse Aangelegenheden dat ze het zelf niet weten. Moet er een bewijs van woonst in de gemeente zijn? Moet er een bewijs van goed gedrag en zeden zijn? De ene bevestigt, de andere zegt neen. Dat is de chaos die wij op het terrein ondervinden.
","sprekertitel":"Joris Van Hauthem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Het parlement kent de freedom of speech. Dat betekent evenwel niet dat alles wat hier wordt gezegd ook juist is. De term 'chaos' is de meest vernietigende term die men in dit verband kan gebruiken. Uw collega's met een bestuurstraditie kennen die problemen niet.
U kwalificeert dat zo terwijl de rest van de vergadering eerder vindt dat hier duidelijk wordt overdreven.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478398","id":2741,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2741?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Verfaillie","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"We moeten de zaken herleiden tot normale proporties. Lokaal heb ik de zaken mee begeleid en geen enkel probleem ondervonden. Ik begrijp niet dat u problemen ondervindt. Misschien hebt u de omzendbrieven of de onderrichtingen onvoldoende doorgenomen of verkeerd geïnterpreteerd. Geen enkele van onze oppositiepartijen heeft daar een probleem mee. Het is de eerste keer dat het mij wordt gemeld. Nochtans heb ik dagelijks contacten met lokale besturen.
","sprekertitel":"Jan Verfaillie"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478189","id":1900,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1900?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Hauthem","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Wij, en dan spreek ik niet voor mijn partij, hebben wel degelijk problemen. Er zijn secretarissen die onze dienst bellen met de vraag hoe wij het doen omdat ze zelf niet weten wat ze met de geloofsbrieven aanmoeten. Mijnheer Peumans, u lacht maar dat is gewoon de realiteit. Als de VVSG zegt om voor het OCMW geen opvolgers aan te duiden omdat dat politiek niet interessant is, dan gaat dat tegen het decreet in. Dat neemt u toch aan.
Er is nog geen omzendbrief van Binnenlandse Zaken. Ik heb van mijn secretaris vernomen dat hij met de secretarissen van de regio gaat overleggen. Wij weten het niet wat de geloofsbrieven betreft, en evenmin wat het OCMW betreft. Dat is de realiteit op het terrein.
","sprekertitel":"Joris Van Hauthem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Ik ben gelukkig voor de 308 lokale besturen in Vlaanderen dat het Vlaams Belang daar geen verantwoordelijkheid in draagt want we spreken over een bestuursperiode van zes jaar waarin heel wat kan gebeuren. Het is dus het best dat er opvolgers worden aangeduid. Mensen kunnen op sommige ogenblikken, letterlijk of figuurlijk, andere wegen bewandelen. Degenen die daadwerkelijk verantwoordelijkheid dragen op het terrein, zoals de heer Verfaillie of de heer Peumans, stellen die problemen niet vast.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478428","id":2792,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2792?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Meulemeester","voornaam":"Marnic"},"sprekertekst":"In de nasleep van deze verkiezingen krijgen we voor het eerst zicht op de gevolgen van de nieuwe organieke- en kiesdecreten op de werking van onze lokale besturen. Bijvoorbeeld, bijna twee derden van onze besturen nemen de voorzitter van het OCMW op in het college van burgemeester en schepenen. Dat komt de toekomstige samenwerking tussen de gemeente en het OCMW ten goede, en vormt een belangrijke stap op weg naar een meer geïntegreerd sociaal beleid op lokaal niveau.
Ik denk te mogen stellen dat er het voorbije jaar op het gebied van binnenlands bestuur heel wat gerealiseerd werd. Voor sommige van deze hervormingen is de aanzet al door de vorige regering gegeven. Denken we maar aan de hervorming van het Gemeentefonds, de eerste ontwerpen van het gemeente- en provinciedecreet, het decreet op de kerkfabrieken of de vele vernieuwingen opgenomen in het decreet op de intergemeentelijke samenwerking. Dit decreet wordt volgend jaar geëvalueerd, en waar nodig bijgestuurd.
Volgend jaar staat nog een ander belangrijk thema op de agenda: het zogenaamde OCMW-maxidecreet om de werking van het OCMW verder in goede banen te leiden. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006, werd het politieke luik al in een zogenaamd minidecreet geregeld. Voorts komt er in 2007 ook het aangekondigde fiscaal pact met de gemeenten. De bedoeling hiervan is het aanpakken van de als hinderlijk en negatief bevonden bedrijfsbelastingen, waarbij het verband tussen de dienstverlening en de belasting vaak ver te zoeken is. De onderzoeksfase werd door de hogeschool Gent in 2006 afgerond en biedt interessante inzichten. Iedere inspanning die meer orde schept in de wirwar van lokale bedrijfsbelastingen, juichen we toe. De uiteindelijke doelstelling van het fiscaal pact moet een verlaging van de fiscale lasten zijn, meer bepaald van de bedrijfsonvriendelijke 'pestbelastingen'.
Een belangrijk nieuw initiatief dat in de beleidsbrief aangekaart wordt en waar de VLD-fractie veel belang aan hecht, is de vermindering van de planlasten voor de gemeenten. In 2005 werd gestart met het opmaken van een inventaris van de doelmatigheid van deze planlasten en werd eveneens een werkgroep opgericht die een mogelijke vermindering van deze planlasten zou onderzoeken. Het Instituut voor de Overheid heeft het onderzoek naar de verschillende planverplichtingen afgerond en drie mogelijke scenario's uitgewerkt. Het kaderdecreet hierover wordt in de zomer van 2007 verwacht. Dit is voor onze partij, die de administratieve vereenvoudiging hoog in het vaandel draagt, dan ook een zeer belangrijk dossier.
Op het vlak van de begroting is het belangrijkste krediet ongetwijfeld het Vlaams Gemeentefonds, dat in 2007 met 3,5 percent zal groeien. En tot onze tevredenheid stellen we vast dat naast het Gemeentefonds, nu ook het Provinciefonds een vaste groeivoet heeft van 3,5 percent. Dit en de plannen die reeds gerealiseerd werden of die nog in de steigers staan, doen ons concluderen dat wij deze begroting en beleidsbrief kunnen goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Marnic De Meulemeester"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Hostekint heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478451","id":2805,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2805?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Hostekint","voornaam":"Michèle"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik wil mijn tussenkomst richten op het woonbeleid. Vandaag is de legislatuur halverwege, doorgaans een scharniermoment in het regeringswerk, en ook het Vlaams woonbeleid ontsnapt niet aan deze vaststelling. De voorbije maanden is er flink wat gerealiseerd in het Vlaams woonbeleid zoals het overdrachtenbesluit waarin het kooprecht van de sociale huurder wordt gewaarborgd. Recenter was er de wijziging van de Vlaamse Wooncode die het lang aangekondigde kaderbesluit sociale huur en het nieuwe financieringssysteem voor de sociale huisvestingsmaatschappijen, mogelijk maakt. Ik heb begrepen dat die besluiten eind januari een feit zouden moeten zijn.
De minister noemde de begroting een mooie begroting, ik ben het daarmee eens. Het is een ambitieuze begroting met enkele belangrijke nieuwe accenten waarbij het woonbeleid breder bekeken wordt dan alleen sociale huisvesting. Ik refereer aan de middelen voor de renovatiepremie, de verhoging van het budget voor de huursubsidies en de erkenning van de sociale verhuurkantoren of een verhoging van het budget voor het lokaal woonbeleid. Ik ben opgetogen over de versterking van de rol van de gemeenten in het lokaal woonbeleid. Gemeenten beschikken al enige tijd over een arsenaal aan instrumenten om een op lokale behoeften geënt woonbeleid te voeren. Toch ben ik ervan overtuigd dat er voor de gemeenten een kapitale rol in het woonbeleid is weggelegd. Die rol vervullen vele gemeenten niet of onvoldoende. Een rol die ze moeten spelen in overleg met de verschillende woonorganisaties. Gemeenten moeten ook zorgen voor kwaliteitsbewaking en de betaalbaarheid van wonen.
Zo'n grotere verantwoordelijkheid van de gemeenten in het woonbeleid, komt niet alleen tegemoet aan het regeerakkoord - waarin staat dat alle gemeenten aan sociale huisvesting moeten doen - maar het is ook zo dat de lokale besturen het best een antwoord kunnen geven op de lokale behoeften die sterk kunnen verschillen van stad tot stad of streek tot streek.
De Vlaamse overheid moet de gemeenten in die rol steunen, zodat ze uiteindelijk een globale visie en een woonbeleid kunnen ontwikkelen. Daartoe is nu, aan de vooravond van de installatie van de nieuwe besturen, het moment in elk geval hoogrijp. Alleen is het de vraag of de middelen voldoende zijn om de ambities in die zin te kunnen waarmaken. Ook moeten veel gemeenten, zeker kleine gemeenten, nog groeien in deze rol en hun opdracht op het gebied van wonen ernstig nemen. Ik vrees dat we nog een beetje in de opstartfase zitten, en dat we in de toekomst de middelen hiervoor zeker nog zullen moeten versterken.
Mijnheer de minister, het is uw streven om voor wat betreft de eigendomsverwerving het eigen woningbezit in Vlaanderen, dat vandaag al hoog is, op 80 percent te brengen. Maar om nog meer Vlamingen - in het bijzonder eenverdieners, de kleinverdieners en de eenoudergezinnen - de mogelijkheid te bieden een eigen huis of appartement te kopen, zullen er nog belangrijke maatregelen moeten komen. Ik denk hier onder meer aan een betere toegankelijkheid tot het sociaal woonkrediet: sociale leningen waarvoor er minstens één systeem zou moeten worden uitgewerkt dat niet alleen eenvoudiger en transparanter is, maar ook een systeem dat ervoor zorgt dat elke kandidaat-ontlener terecht komt bij de instelling die voor hem of haar het goedkoopst is.
Ook een verdere uitbreiding van de verzekering gewaarborgd inkomen is aangewezen. Deze gratis verzekering is momenteel nog te complex, te weinig bekend en zeker niet toegankelijk voor iedereen. We willen dan ook dat iedereen die een bescheiden of normale woning koopt in aanmerking zou moeten kunnen komen voor een dergelijke verzekering.
We zijn vooral blij dat naast de verbeterings- en aanpassingspremie nu de substantiële renovatiepremie werd gecreëerd om het renovatiebeleid nog meer slagkracht te geven. Deze premie, afgestemd op grotere, structurele werken die de bouwfysische toestand van de woning moeten verbeteren, werd wegens gebrek aan middelen pas vorig jaar opgenomen in de begroting maar krijgt nu toch een flinke injectie. Dat kunnen wij alleen maar toejuichen. Bovendien werd de maximuminkomensgrens nu ook verhoogd, waardoor ook de impact veel groter zal zijn. De nieuwe substantiële renovatiepremie is dan ook een uitstekende maatregel die ertoe moet bijdragen dat nog meer Vlamingen een eigen woning kunnen verwerven.
Ook de tendens om steeds meer oudere woningen te kopen en te renoveren kunnen wij alleen maar toejuichen. Op die manier wordt de renovatiepremie een duurzame maatregel om het wonen te ondersteunen en vooral het kwalitatief wonen te verbeteren, niet alleen voor de huidige generaties maar vooral ook voor de toekomstige generaties.
De substantiële renovatiepremie kan naast een verbetering van de woon- en bouwtechnische kwaliteiten tegelijk ook gecombineerd worden met de wijzigende woonbehoeften in de loop van een mensenleven. Ik denk hierbij aan het bevorderen van het levenslang wonen in functie van ouderdom of handicap.
Eigenlijk moeten er stimulansen én ondersteuning worden gegeven opdat mensen bij renovatiewerken ook extra aandacht hebben voor milieuvriendelijke en energiebesparende ingrepen. Het doel hiervan is dubbel. Enerzijds is het goed voor de milieudoelstellingen, anderzijds is het ook goed voor de portemonnee. Daarom pleit ik ervoor om de substantiële renovatiepremie niet los te zien van energiebesparende maatregelen. Ik zou de minister dan ook willen suggereren om de premie enkel toe te kennen, of een verhoogde premie te geven, aan woningen die na renovatie een energieprestatieniveau van E 80 halen in plaats van de vandaag verplichte E 100.
Mijnheer de minister, afrondend kan worden gesteld dat het Vlaamse woonbeleid de voorbije jaren een flinke vlucht voorwaarts heeft genomen, maar ook nog een lange weg heeft te gaan. We kunnen niet op onze lauweren rusten. Ook stilstaan bij de verwezenlijkingen van de voorbije jaren zal ons niet vooruit helpen. De uitdagingen voor de komende jaren zijn reusachtig. We mogen dan ook hopen dat de minister en de Vlaamse Regering hun inspanningen volhouden en krachtige maatregelen nemen om het Vlaams woonbeleid en het sociaal woonbeleid verder te versterken. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Michèle Hostekint"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Van Linter heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478273","id":2842,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2842?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Linter","voornaam":"Greet"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik heb in de beleidsbrief Brussel goede plannen en projecten gezien, maar ik heb toch een aantal opmerkingen. Mijnheer de minister, u trappelt ter plaatse, u blijft bewegen om niet te verzuipen. U hebt het over aandachtspunten en projecten, maar het verwezenlijken duurt enorm lang. Woonzorgprojecten komen maar niet van de grond, het opstarten van een zorgnet duurde veel te lang. De resultaten van vorige projecten inventariseren, evalueren en afstemmen zou nuttiger zijn dan het aankondigen van nieuwe projecten met een onzeker resultaat.
Mijnheer de minister, er zijn ook pijnpunten waar u geen afdoend antwoord op kunt bieden. De stadsvlucht is een dergelijk probleem. In 2004 zetten bijna 11.000 mensen de stap van Vlaanderen naar Brussel. Meer dan 18.000 Brusselaars, vooral midden-inkomens, verlieten de stad om in Vlaanderen te gaan wonen. We kunnen hieruit concluderen dat het aantal Brusselse Vlamingen dramatisch achteruit blijft gaan. Uw beleid verhelpt dit niet. Het is veeleer gericht op het aantrekken van Vlamingen naar Brussel. Maar er wordt te weinig aandacht besteed aan het feit dat, eens we mensen over de streep hebben gehaald om naar Brussel te komen, we die mensen hier ook effectief moeten kunnen houden. En dat kan enkel door het aangenaam en leefbaar maken van de hoofdstad, niet alleen voor de jonge tweeverdieners, maar ook voor de ouderen en Vlamingen die hier reeds langer wonen. En daar gaat onvoldoende aandacht naar uit. Het cultuuraanbod bijvoorbeeld is voor deze groep ondermaats, wat ook en zeker kan worden gezegd van de sector van de zorgverlening en de kwaliteit van het onderwijs.
Mijnheer de minister, de taaltoestanden in de Brusselse ziekenhuizen en de zorgsector zijn een oud zeer. U bent zich bewust van de problemen en tracht hier binnen uw beleidsdomein wat aan te doen door middel van bijvoorbeeld de dienst Taalwetwijzer en de cursussen Nederlands voor de spoeddiensten van de Brusselse ziekenhuizen. Deze projecten bieden echter onvoldoende antwoord op de veelvuldige problemen.
Ondanks de campagne tot bekendmaking van het steunpunt Taalwetwijzer blijft deze dienst een grote onbekende. In één jaar tijd werden 227 dossiers geopend. Slechts een kwart van de klachten die op de dienst binnenkomen, hebben betrekking op Brussel. Dat is bitter weinig. Men kan zich daar vragen bij stellen. Ofwel zijn de problemen in verband met de overtreding van de taalwet bijna uit de wereld, ofwel kennen de Vlamingen de taalwetten perfect zelf, ofwel is de dienst onvoldoende bekend. Het zou mij ten zeerste verwonderen dat ik de twee eerste oplossingen kan behouden - jammer genoeg - en opteer dus voor de derde. Waar uw beleid dus faalt.
Het is ook mogelijk dat er in Brussel sprake is van een zekere eeltvorming waar het Nederlandsonkundigheid of schending van de taalwet betreft. Er wordt vanuit gegaan dat het zinloos is ertegenin te gaan. Of men is de flagrante taalwetovertredingen gewoon geraakt en laat het maar over zich heen gaan, veeleer dan assertief te zijn of hele dagen gefrustreerd rond te lopen bij gebrek aan dienstverlening in het Nederlands.
In dit dossier moeten we de mensen nog veel meer de ogen openen, en aansporen om mondiger te zijn. Ook de cursussen Nederlands door het Huis van het Nederlands, het project winkelstraten en het project Nederlands op de spoedafdeling van enkele Brusselse ziekenhuizen lijken op termijn niet zoveel effect te hebben. In de Brusselse winkelstraten wordt men nog steeds als een 'alien' bekeken als men Nederlands praat. En wat de ziekenhuizen betreft signaleren mensen op het terrein dat de lessen op de spoedgevallendiensten niet veel zoden aan de dijk brachten. Op de werkvloer blijft alles bij het oude.
Lessen aanbieden is één zaak, de lessen volgen een tweede, maar het werkelijk gebruiken en blijven gebruiken van het Nederlands in de praktijk hangt enkel af van de goodwill van de personeelsleden. Ze moeten hiertoe ook voldoende gemotiveerd worden. En daar wringt het schoentje nogal eens. De Brusselse ziekenhuizen blijven een Vlaamsonvriendelijke omgeving, niet alleen voor patiënten, maar ook voor het Nederlandstalige personeel.
Vandaar, mijnheer de minister, het enorme belang van de oprichting van eigen Vlaamse instellingen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Eerdere beleidsbrieven waren op dit vlak positief en beloofden een enorme inhaalbeweging op het vlak van zorg.
Via het Brusselfonds worden impulsen gegeven op het vlak van woonzorgzones, sociaal beleid en dergelijke. In de praktijk blijkt dat er een nijpend gebrek is aan initiatiefnemers. Men moet hemel en aarde bewegen om initiatiefnemers te vinden en over de streep te trekken. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Mijnheer Van Rompuy, ik kan toch niet iets goeds vertellen, als er niets goeds te vertellen is.
Mijnheer de minister, het lijkt wel of er geen schot komt in dit dossier en er zijn geen concrete verwezenlijkingen. U spreekt er al twee of drie jaar over en nu hebt u het over de tweede helft van 2007 voor de start van de concrete uitvoering.
Als ik het verslag van de bespreking van de beleidsbrief nog eens doorneem, verontrust me volgende zin over het moeizame verloop van de zorgdossiers: "De middelen die in 2006 voorzien waren, kunnen aangewend worden voor projecten inzake sport en cultuur, die wat sneller kunnen gerealiseerd worden." Als er geld is, zijn er geen initiatiefnemers. Hopelijk voor de Brusselse Vlamingen zal er nog geld zijn, als er plots wel initiatiefnemers zijn.
Ik kan niet genoeg hameren op het belang van dergelijke initiatieven voor de Vlaamse ouderen. In het kader van de zorgverzekering blijft nog steeds de discriminatie van de Brusselse Vlamingen, die altijd trouw en correct hun premie betaalden, maar niet in aanmerking komen voor tenlasteneming, enkel en alleen omdat ze niet in een door de Vlaamse overheid erkende instelling verblijven. Mijnheer de minister, het is hoog tijd dat hier een doorbraak komt.
Mijnheer Van Rompuy, in dit verband wens ik nogmaals te herhalen dat mijn fractie het enorm betreurt dat de oprichting van een tweede Vlaams ziekenhuis naar de Griekse kalender verwezen werd.
Een ander groot probleem waar het beleid in een patstelling terechtkomt of lijkt te watertrappelen, is de samenwerking met andere overheden. Het overleg met de Brusselse gewestregering zit helemaal vast. Mijnheer de minister, hier is het minister Picqué die u, na herhaalde pogingen, maar niet aan dezelfde overlegtafel krijgt. U gaat deze pogingen voortzetten, zegt u. Mijnheer de minister, ik geef u een spreekwoord als goede raad: wie braaf is, krijgt ook slagen. Misschien is het tijd om het gewee van schouder te veranderen en, zeker in het licht van de onderhandelingen in 2007, eens een andere houding aan te nemen. Dat houdt in dat soms neen gezegd wordt, een taal die Franstaligen zelf tamelijk goed hanteren en begrijpen.
We hadden het in de commissie al over de onrustwekkende stemmen die opgaan in de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waar bepaalde leden handelen en spreken vanuit een Brusselse Hoofdstedelijke Gewestvisie en niet vanuit een Vlaamse Gemeenschapsdenken. Er zijn uitspraken over de vorming van een Brussels front of platform, de uitbreiding van Brussel, de modernisering van de taalwet en de tweetaligheid van de dienst in plaats van van de ambtenaar. Ik hoorde vorige week nog een Vlaams Brussels minister verklaren dat de resoluties van het Vlaams Parlement voorbijgestreefd zijn. ait alles wijst op een serieuze verbrusseling van de VGC.
In zowel het regeerakkoord als de beleidsbrief staat steeds een mondvol over de goede samenwerking tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap.
Toch voelen we zeer vaak dat het eigenlijk niet botert tussen die twee. U stelt zelfs in uw beleidsbrief dat u meermaals uitnodigingen aan de VGC stuurde voor het kerntakendebat. Tevergeefs zegt u. Vanuit de VGC klinkt het omgekeerde, namelijk dat het minister Anciaux zou zijn die weigert die gesprekken voort te zetten. Dat kan zo niet verder. Hoog tijd, mijnheer de minister, dat de violen gestemd worden. Zeker in het licht van de onderhandelingen in 2007 is het broodnodig dat de Vlaamse Gemeenschap en de VGC op één lijn staan en uit één mond praten. Als voogdijminister is het uw taak en missie dit te verwezenlijken. U, mijnheer de minister, en ook de hele Vlaamse Regering, moet op de hoogte zijn van wat er daar in die tiende bol van het Atomium bekokstoofd wordt. Brussel mag niet apart van Vlaanderen staan, Brusselse Vlamingen moeten zich een volwaardig deel van de Vlaamse gemeenschap voelen, anders wordt het begrip 'Vlaamse gemeenschap' in dure instellingen als de VGC totaal zinledig.
","sprekertitel":"Greet Van Linter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Berx heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitster, leden van de regering, collega's, ik ga enkel focussen op inburgering en stedelijk beleid. Mijnheer de minister, u verdient alle lof, zowel voor uw beleidsbrief als voor de aanpak van het inburgeringsbeleid. Dat u sterk rekening houdt met de bedenkingen, voorstellen en suggesties van de parlementsleden, siert u en we zijn u daar ook erkentelijk voor. Ik ga de positieve punten niet herhalen maar inzoomen op een aantal zwaktes en probleempunten.
Voor mij is de beleidsbrief nog altijd geen strategische beleidsbrief met een gedocumenteerde analyse van problemen en uitgangspunten, strategische en operationele doelstellingen, acties waarbij de verwachtingen van alle betrokkenen duidelijk kunnen worden geëxpliciteerd, verwachtingen die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van die doelstellingen. Evenmin is er sprake van een goede analyse van de kritische succesfactoren. Ook het zogenaamd transversale karakter van uw beleid komt wat ons betreft te weinig uit de verf. Nochtans moet een substantiële vooruitgang in de positie van mensen met een migratieachtergrond, van allochtonen dus, zowat in alle beleidsdomeinen een van de speerpunten zijn. U kunt en moet daarbij ondersteunend werken, zonder dat dit betekent dat u daarmee minister van zowat alles wordt, wat u al te vaak zegt. De aankondiging van een nieuw strategisch plan inburgering en diversiteit is in die zin zeer geruststellend. Ik hoop en ga ervan uit dat het plan een werkstuk van de hele Vlaamse Regering en de hele Vlaamse meerderheid wordt, waarvan u de implementatie opvolgt.
Mijnheer de minister, er zijn twee belangrijke punten waarop we qua finaliteit misschien niet echt van mening verschillen, maar wel qua aanpak. Eerst en vooral is er dringend nood aan geobjectiveerde en transparante afkomst- of etnisch-culturele registratie, vooreerst en in het bijzonder met het oog op het systematisch verzamelen van bruikbare, relevante informatie, zodat degelijk wetenschappelijk statistisch onderzoek en ook beleidsondersteunend onderzoek met betrekking tot de positie van mensen met een relatief recent migratieverleden, mogelijk worden. Dit met betrekking tot zowel arbeidsmarkt, onderwijs, culturele en maatschappelijke participatie, overlast, criminaliteit als leefbaarheid. Meten is weten en weten schopt een geweten. Bovendien kan het weten ook een correctie betekenen op wat vaak in het buikgevoel aanwezig is in Vlaanderen en wat ook soms politiek gebruikt of misbruikt wordt.
De integratiebarometer, die u hebt aangekondigd, komt daar in grote mate aan tegemoet. Daar zijn nog niet veel details over bekend. Hoe ziet u hem? Wanneer is hij klaar? Hoe gaat u dat verder aanpakken? Hoe gaat u daarmee verder samenwerken met de andere ministers?
De informatie moeten we mijns inziens ook gebruiken als basis voor het beleid, en dat is veel delicater. Dit moet uiteraard gebeuren met eerbiediging van de Grondwet en van het internationale en supranationale recht. Allicht zullen we moeten werken met criteria die slechts indirect verwijzen naar afkomst. We moeten dat mijns inziens doen om bepaalde doelstellingen te realiseren op het vlak van tewerkstelling in de privésector en bij de overheid, in het onderwijs en in de huisvesting.
De afgelopen weken heb ik heel wat teksten gelezen, niet alleen wetenschappelijke studies maar ook krantenartikels, die dat grotendeels ondersteunen.
Vorig weekend nog las ik een stuk van de Vlaamse Vereniging van Studenten over hoger onderwijs. Zij pleiten ook sterk voor het vergaren van degelijke informatie, waarbij de overheid zich niet mag verschuilen achter de onduidelijkheid met betrekking tot de definitie van het begrip 'allochtoon'. Er was het boek 'Onderwijs in de migratiesamenleving'. In een interview verklaarde Etienne Vermeersch dat leerlingen het recht moeten hebben om niet school te lopen in een concentratieschool wanneer ze een bepaalde etnische achtergrond hebben. Ook mevrouw Pehlivan deed dat. Dan was er ook nog Chris Timmerman. Ik kan een hele resem opsommen. Dat geldt ook voor de sociale huisvesting.
Dit is misschien zeer delicaat, maar toch lijkt het me een van de kritische succesfactoren te zijn voor emancipatie, integratie en een grotere kans op goede sociale contacten en een goede wederzijdse beeldvorming. Om dat te staven heb ik in de commissie uitvoerig geciteerd uit de licentiaatsverhandeling van Lien Warmenbol getiteld 'Verre buren'.
Het grootste probleem voor onze fractie is de afwezigheid van een duidelijke band tussen het Vlaamse inburgeringsbeleid en het federale migratiebeleid. Inburgerings- en migratiebeleid moeten echt congruent zijn. Ook de heer Gatz heeft daar heel expliciet op gewezen in de commissie voor Inburgering.
Ik wil dit gebrek aan consistentie staven aan de hand van twee voorbeelden. Mijnheer de minister, volgens de beleidsbrief wilt u het taboe van de gezinshereniging en gezinsvorming bespreekbaar maken. Het voorbije weekeind stonden de kranten vol van dat onderwerp, naar aanleiding van de studie die Ina Lodewyckx van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid van de Universiteit Antwerpen heeft gemaakt in opdracht van minister Van Brempt. De studie toont aan dat 65 percent van de Marokkaanse Vlamingen trouwt met een partner uit het land van herkomst. Dit aantal daalt niet, het stijgt. Bij de Turkse Vlamingen is het nog hoger, zij het dat er daar een afnemende trend merkbaar is.
Uw doelstelling, het taboe bespreekbaar maken, wordt mijns inziens niet ondersteund door het federale beleid ter zake. Ja, de federale overheid heeft de regels inzake gezinshereniging en gezinsvorming een beetje strenger gemaakt, op een aantal symbolische punten, met het optrekken van de leeftijd tot 21 jaar en het feit dat men het bewijs moet leveren van een adequate huisvesting en ziekteverzekering. De belangrijkste mogelijkheden in de Europese richtlijn ter zake werden echter niet gebruikt, namelijk het koppelen van het verblijfsrecht voor de persoon die op basis van gezinshereniging naar België en Vlaanderen verhuisde, aan de inburgeringsplicht. Als die persoon niet voldoet aan die plicht, kan hij dat verblijfsrecht verliezen. Evenmin is voorzien in een bewijs van voldoende inkomsten.
Een ander voorbeeld is het schrappen van de inburgeringsvereiste in de nationaliteitswetgeving. Dat is een verkeerd signaal, zowel ten aanzien van de Belgen als van vreemdelingen. Zo doet men immers uitschijnen dat België heel gemakkelijk zijn nationaliteit weggeeft en dus wel heel weinig belang zal hechten aan die nationaliteit en aan het burgerschap. Men kan die immers vrijwel zonder voorwaarden verkrijgen. Kortom, mensen zijn wel snel Belg, maar niet volwaardig Belg, wat leidt tot frustratie aan beide zijden. Eigenlijk zegt de federale overheid foert ten aanzien van het Vlaamse inburgeringsbeleid. Dat blijkt uit deze twee voorbeelden.
Ik heb dit betoog al meermaals gehouden. U hebt daar meermaals op geantwoord dat ik dat niet zozeer hier, maar vooral federaal moet aankaarten. Uiteraard doen we dat ook, maar toch denk ik dat dit ook hier relevant is. In de beleidsnota Stedenbeleid verwijst u heel expliciet naar de IMC wat de spreiding betreft. De IMC is momenteel 'on hold'. Onzes inziens is het veel relevanter om ook inburgering, integratie en migratie aan bod te brengen in het overleg tussen de federale en de Vlaamse overheid.
Mijnheer de minister, deze bedenkingen beletten niet dat we uw inburgeringsbeleid ten volle steunen, zeker dat beleid waarop u volledig vat hebt. Wij doen dat voor zover u de zwakkere positie van allochtonen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt niet al te zeer in algemene termen toeschrijft aan onderwijs en de werkgevers, en voor zover u ook niet de indruk wekt dat het de overheid is die de sleutel in handen heeft om al die problemen op te lossen.
Ik verwijs naar het verhelderende en goede betoog van de heer Sannen van deze middag. Hij had het ook over het rechten- en plichtendiscours, vooral in het hoger onderwijs.
Ook op het vlak van het stedenbeleid is dit een heel sterke en goede beleidsbrief, met een goede visie op stad en stedelijkheid. Deze ochtend schreef Yves Desmet dat dit parlement en de politici geen enkele belangstelling hebben voor de stad. Dat is onthutsend en vooral heel frustrerend omdat we wel degelijk en op een heel goede manier aandacht besteden aan stedelijkheid. We hebben er heel goed over gedebatteerd. Het thema ligt iedereen in de commissie na aan het hart. Ik hoop dat dit ook geldt voor de hele assemblee.
We zijn ook bijzonder blij met de initiatieven rond het horizontaal begrotingsartikel voor wat de cofinanciering met de Europese middelen betreft. Toch vraag ik me af of dit voldoende is. Vlaanderen zou de ambitie moeten hebben om de steden echt te ondersteunen, om maximaal in te spelen op de vele Europese fondsen. Er moet gebenchmarkt worden met het aandeel aan Europese middelen dat andere Europese steden zoals Barcelona of Rotterdam binnenhalen.
Ik wil nog even wijzen op de belangrijke opmerking van de visitatiecommissie dat steden moeten opletten als ze zich mengen in buurtinitiatieven en burgeremancipatie, want er mag geen verpampering ontstaan, er mag enkel steun worden gegeven aan initiatieven die mensen zelf nemen. Wat mensen zelf en samen doen, mag niet worden overgenomen, maar moet worden versterkt door de overheid.
Mijnheer de minister, in het regeerakkoord en in de toelichting bij de beleidsbrief verwees u naar de gedifferentieerde onroerende voorheffing als hefboom voor de stadsvernieuwing. Ik was verrast toen ik deze week premier Verhofstadt hoorde zeggen dat er een differentiatie van de onroerende voorheffing moet komen, niet op basis van waar de panden gelegen zijn, maar op basis van eco-efficiëntie. De CO2-efficiëntie moet met andere woorden de basis vormen. Deelt u zijn mening? Wat is de verhouding tussen beide ideeën?
Wat we ook missen in de nota Stedenbeleid is de aandacht voor de sociale mix, in en buiten de sociale huisvesting. Het regeerakkoord bepaalt dat de sociale huisvesting beter moet worden gespreid over de verschillende wijken van de stad, en ook over de rand en de stad heen. Met welke concrete beleidsmaatregelen wilt u deze doelstelling realiseren? Daarover staat niets in de beleidsbrief. Zult u de huisvestingsmaatschappijen ook ondersteunen als ze willen investeren in de iets duurdere wijken, plekken of gemeenten? Zult u er de nodige financiële middelen aan koppelen?
Mijnheer de minister, voor de rest krijgt u alle steun voor uw beleidsbrieven. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Guns heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478508","id":1822,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1822?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Guns","voornaam":"Dominique"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, in tegenstelling tot wat de heer Penris zei, wil ik de minister lof betuigen na zijn begroting en zijn beleidsbrief. Mijnheer de minister, ik zie u opkijken. Het is inderdaad niet mijn gewoonte om dat te doen. Meestal laat ik weten wat er volgens mij zou moeten veranderen. Ik wil u lof toezwaaien omdat u zowel in de begroting als in uw beleidsbrief rekening hebt gehouden met de moties van aanbeveling die we in de commissie en in de plenaire vergadering hebben goedgekeurd, maar ook met de opmerkingen die we soms terloops maakten bij vragen om uitleg.
De beleidsbrief en de begroting liggen me bovendien na aan het hart omdat daaruit blijkt dat u uiteindelijk ook minister van Wonen bent geworden. Tijdens de vorige legislatuur was u minister van Sociaal Wonen, nu kijkt u ook naar het wonen in het algemeen. U bekijkt ook hoe mensen die op de private markt huren, kunnen worden geholpen. Een van de speerpunten is het bedrag van 50 miljoen euro dat u inschreef voor de nieuwe substantiële renovatiepremie die naast de gewone verbeterings- en aanpassingspremie bestaat.
Een van de punten was dat u de inkomensgrens voor deze premie heeft opgetrokken. Het belang van de renovatiepremie voor de eigenaar en de bewoners is genoegzaam bekend. Ik ben dan ook verheugd dat de premie wordt toegewezen aan mensen die hun woning willen verhuren via de sociale verhuurkantoren. Op die manier wordt een extra stimulans gegeven aan de privéverhuurders om kwaliteitsvolle woningen op de markt te brengen.
Als we het over de private huurmarkt hebben, komen we onvermijdelijk op de door ons al zo lang gevraagde en uiteindelijk toch verkregen huursubsidie. De grondige hervorming en de uitbreiding van deze huursubsidie, die absoluut noodzakelijk waren, zijn er gekomen.
Ik ben dan ook blij te kunnen vaststellen dat u dat initiatief hebt genomen en dat u daar ook een heel zwaar budget voor uitgetrokken hebt. Ik weet dat er kritiek is op het feit dat het beperkt is in de tijd, maar net dat punt juichen wij ten zeerste toe. Je zegt tegen mensen die het financieel moeilijke hebben dat je ze wilt steunen met huursubsidies, maar je zegt tegelijk dat deze subsidies niet eeuwigdurend zijn - een paar uitzonderingen niet te na gesproken. Daardoor worden mensen aangemoedigd om zich opnieuw op de arbeidsmarkt te begeven en opnieuw mee te draaien in de maatschappij. Daarom vind ik de beperking van de huursubsidie een belangrijk punt.
Niet enkel een voldoende aanbod van woningen is belangrijk. Even belangrijk is de kwaliteit van de woningen die aangeboden worden. Het parlement heeft onder andere via het decreet op de kwaliteitsbewaking een aantal instrumenten aangeboden om de uitwassen streng aan te pakken. Het belangrijkste punt daarin is de wooninspectie. En zoals vaak het geval is, wanneer men geen inspectie houdt, merkt men op het terrein weinig.
Ook hier bent u in de begroting, naar aanleiding van hoorzittingen met de Wooninspectie, tegemoetgekomen aan de vraag, door een extra team van inspecteurs mogelijk te maken. Die initiatieven zouden bijna doen vergeten dat er inspanningen worden gedaan op het vlak van sociale huisvesting. De investeringskredieten voor de bouw en renovatie van sociale woningen blijven op hun historisch hoogste peil.
Ook het budget voor omgevingsaanleg bij de sociale woningen wordt verhoogd. Rekening houdend met het bouwritme dat zich de laatste jaren heeft ontwikkeld, onder meer door de lage rente, hebt u het bedrag zodanig verhoogd dat de achterstand in één jaar weggewerkt kan worden. Ook dat is een belangrijk punt.
Het vierde punt is het feit dat u het budget voor de sociale verhuurkantoren verhoogd hebt. Met dat bedrag kunnen vier nieuwe sociale verhuurkantoren erkend worden en kan het patrimonium normaal gezien opnieuw met vijftien percent stijgen.
De enige opmerking die ik daarbij wil maken, is dat we ervoor moeten opletten dat we op den duur niet komen tot een sociaalverhuurkantoor per gemeente. We moeten vermijden dat we op den duur meer mensen in dienst nemen dan dat er woningen ter beschikking gesteld kunnen worden. We zeggen aan de socialehuisvestingsmaatschappijen meestal dat er fusies op komst zijn, en dus moeten we ervoor zorgen dat er aan de andere kant geen versnippering ontstaat.
Mevrouw Hostekint, u had het over de sociale leningen en dergelijke meer. Ik vind dat we aan de minister moeten zeggen dat dat een goed punt is. In 2006 hadden we al initiatieven genomen voor de leningen die worden aangeboden door het Vlaams Woningfonds en de VMSW. Ik ben dan ook zeer tevreden dat in 2007 ook de private markt, en dus de erkende kredietmaatschappijen, niet vergeten wordt.
Er worden ook belangrijke inspanningen gedaan voor de sociale huisvesting, met het verlengen van de regeling voor Waltnielwoningen, woningen die worden gekocht door de eigenaar, eerst gedurende tien jaar worden verhuurd voor sociale huisvesting, en dan pas door de koper of bouwer worden gebruikt. Het budget waarin we hebben voorzien, is dus op verschillende manieren aan sociaal wonen besteed. Mijnheer de minister, dit keer hebben we dan ook alleen maar lof. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Dominique Guns"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Mahassine heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478137","id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, collega's, mijn bijdrage aan dit debat gaat over de beleidsbrief Inburgering, maar dat had u al geraden. Over de concrete inhoud van de beleidsbrief hebben we onze zorg al naar voren gebracht tijdens de bespreking in de commissie. Hier wil ik veeleer ingaan op het bredere kader van het gevoerde beleid.
Vorige week is er via opiniestukken in De Morgen gediscussieerd over inburgering en burgerschap tussen de minister enerzijds en mevrouw Berx anderzijds. Er is echter enige ruis in dat debat geslopen. Ik heb dan ook bij beide opiniestukken enkele bedenkingen te maken, waarmee ik meteen onze positie zou willen verduidelijken. Dan hoeven we alvast geen opiniestuk meer te schrijven.
In de laatste alinea van het opiniestuk in De Morgen van 12 december stelde de minister dat de vastgestelde achterstand in de statistieken over onderwijs en arbeid - volgens de minister verkeerde statistieken - niet mag leiden tot een beleid waarin individuen verschillend worden behandeld op basis van hun herkomst. Dat klinkt natuurlijk mooi, maar er zit een adder onder het gras.
Het is een bekende liberale houding iemand alleen maar als individu te zien, zonder daarbij oog te hebben voor zijn afkomst of voor de socioculturele context. De consequentie van een dergelijke redenering is dat we geen doelgroepenbeleid nodig hebben om achterstanden te kunnen wegwerken. Dat strookt niet met mijn en onze visie op gelijke kansen, die meer omvat dan louter een formele gelijkheid. Gelijkwaardigheid veronderstelt extra inspanningen.
","sprekertitel":"Chokri Mahassine"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Het gaat er gewoon om dat de allochtoon, de Marokkaan of de Turk niet bestaan. Net als alle mensen in de wereld zijn het allemaal verschillende mensen met hun eigen talenten en capaciteiten, ambities en geschiedenis. We moeten altijd uitgaan van de emancipatiegedachte en de potentiële mogelijkheden van de mensen verdisconteren en ontwikkelen. Dat is in hun eigen belang. Als ze op eigen benen kunnen staan, kunnen ze ook helpen de samenleving te versterken.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478137","id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},"sprekertekst":"Daar ben ik het absoluut mee eens, en ook ik wens geen eenrichtingsverkeer. Beide benaderingen zijn nodig. We moeten alle capaciteiten en mogelijkheden van een individu ten volle naar boven halen, maar om het maximum uit de mensen te kunnen halen en hun achterstand weg te kunnen werken, moeten we ook extra inspanningen doen ten aanzien van groepen.
Zowel de Europese antidiscriminatierichtlijnen als onze eigen antidiscriminatiewetgeving voorzien bij de uitzondering op het discriminatieverbod uitdrukkelijk in de mogelijkheid op positieve acties om achterstanden weg te werken. Ook het beleid van de Vlaamse Regering vertrekt vanuit die benadering.
Een tweede gevolg van die redenering zou kunnen zijn dat we geen statistieken op basis van herkomst meer nodig hebben terwijl we nu meer dan ooit nood hebben aan betere statistieken op basis van herkomst, ter ondersteuning van het beleid. Immers, meten is weten. Streefcijfers veronderstellen statistieken, een nulmeting en monitoring. Statistieken en een doelgroepenbeleid sluiten mensen niet op in een groep maar zijn juist een instrument tot emancipatie van groep en individu. Net nu men aan Franstalige kant de ideologische bezwaren tegen deze registratie opzij zet, en er een mogelijke doorbraak is naar een betere registratie en monitoring, moeten we ervoor zorgen dat het taboe niet opnieuw wordt gevoed. Ik hoop dan ook, mijnheer de minister, dat u zich aansluit bij het regeringsbeleid ter zake.
Mijnheer de minister, hoewel mevrouw Berx u daar in haar opiniestuk op wijst, getuigt ook zij van een eenzijdige benadering. "Geen burgerschap zonder inburgering", luidt de stelling in haar opiniestuk in De Morgen. Met andere woorden, je moet je eerst inburgeren voor je mag participeren als volwaardig burger. Het omgekeerde is natuurlijk evenzeer waar: geen inburgering zonder burgerschap. Echter, wie niet kan participeren, kan ook niet integreren. Wanneer je niet als een volwaardig burger wordt behandeld, is het moeilijk om je in te burgeren. Cursussen met normen en waarden blijven theorie wanneer je niet aan de samenleving kunt deelnemen. Zolang zullen het niet je eigen normen en waarden worden.
","sprekertitel":"Chokri Mahassine"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"Mijnheer Mahassine, ik ben het grotendeels met u eens. Mijn stelling "geen burgerschap zonder inburgering" sloeg op het feit dat in de nationaliteitswetgeving zeer onterecht de notie van inburgering zonder meer is geschrapt. Ik vind dat er een congruent migratiebeleid en inburgeringsbeleid moet worden gevoerd. Beide moeten op elkaar zijn afgestemd. Ik zeg niet dat wie naar hier komt, vooraf het bewijs moet leveren van inburgering, taalkennis enzovoort. Ik had het voornamelijk over de koppeling tussen inburgering en nationaliteit.
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478137","id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},"sprekertekst":"We hebben daar ook in de commissie voldoende over gediscussieerd. Toch is de nationaliteit een stap in het volwaardige burgerschap.
","sprekertitel":"Chokri Mahassine"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"De nationaliteitstoekenning zou het sluitstuk moeten zijn van het inburgeringstraject dat een persoon aflegt. Tijdens mijn wekelijkse ervaringen in het OCMW van Antwerpen stel ik vaak vast dat sommige mensen al 4 of 5 jaar de Belgische nationaliteit hebben verworven maar nog altijd geen gebenedijd woord Nederlands spreken. Dat zijn problematische gevallen. Alleen al om die reden is een koppeling nodig tussen nationaliteitsverwerving en inburgering. De nationaliteit moet het eindpunt zijn. Wie dan Belg wordt, is dat ook volwaardig.
Nu geven heel veel wetenschappers ook aan dat het hebben van die nationaliteit niets zegt over de mate van inburgering, van participatie en van mogelijkheden in onze samenleving.
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478137","id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},"sprekertekst":"Ik zal daar straks even op terugkomen als we het hebben over wat er in Nederland aan de hand is.
Voor mij ligt de waarheid natuurlijk in het midden. Het moet om een tweerichtingsverkeer gaan tussen de samenleving en de nieuwkomers of de mensen met een andere herkomst. Allebei moeten ze inspanningen doen. Vroeger lag de verantwoordelijkheid eenzijdig bij de samenleving. Nu is de slinger te veel in de andere richting aan het doorslaan en wordt de verantwoordelijkheid eenzijdig bij de mensen met een andere herkomst gelegd.
Mijnheer de minister, ik wil u een pluim op de hoed steken. U bent een sterk aanhanger van het tweerichtingsverkeer. U doet niet mee aan een populisme waarbij de verantwoordelijkheid constant bij de nieuwkomer of oudkomer wordt gelegd.
","sprekertitel":"Chokri Mahassine"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"Mijnheer Mahassine, het feit dat ook de Vlaamse overheid zoveel investeert in inburgeringstrajecten bewijst net dat het niet gaat om een eenzijdige verplichting, waarbij alle verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de nieuwkomer of bij de persoon met een migratieachtergrond. Men zou kunnen zeggen dat dit in Nederland wel het geval is. Daar betalen mensen 645 euro en moeten ze zelf de nodige informatiecursussen vinden. Ze moeten dan nog eens betalen voor het inburgeringsexamen. Wij maken net een evenwichtige keuze bij het vastleggen van rechten en plichten.
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478137","id":1850,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1850?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Mahassine","voornaam":"Chokri"},"sprekertekst":"Ik ben het daar volledig mee eens. We hebben tijdens de vorige legislatuur de verplichting op die manier opgenomen dat degenen die het nodig hebben maar niet genoeg middelen hebben, gratis van de mogelijkheid kunnen genieten.
Nederland is inderdaad nog een stap verder gegaan. Daar bestaan dure nationaliteits- en inburgeringstoetsen, die ze zelf moeten bekostigen. Het gaat daar enkel om de individuele verantwoordelijkheid. Bij ons is er een geven en een nemen, is er een tweerichtingsverkeer. In Nederland dreigt het veeleer om uitsluiting dan om insluiting te gaan. Enkel een bepaalde sociaaleconomische groep slaagt. Voor de anderen dreigt het bekende verhaal van segregatie. In Nederland is dat volop aan de gang.
Over de voorwaarden van toegang tot verblijf en voorwaarden tot naturalisatie kan nog veel worden gezegd en gediscussieerd, ook door ons. Maar staatsburgerschap is van een andere orde dan het evenwaardig burgerschap op basis van het feit dat men ergens permanent verblijft.
Om het met de woorden van minister Keulen te zeggen: "Iedereen die permanent in Vlaanderen woont, is een Vlaamse burger, met rechten en plichten". Wij voegen eraan toe dat de overheid de plicht heeft om al haar burgers voldoende uit te rusten, zodat ze volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen, en zo hun rechten en plichten kunnen opnemen. Dan is het verhaal voor ons terug compleet.
Natuurlijk steunen we het inburgeringsbeleid van de regering en van minister Keulen ten volle. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Chokri Mahassine"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw De Lobel heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478115","id":1778,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1778?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Lobel","voornaam":"Hilde"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, ik wil hier kort enige bedenkingen kwijt over de beleidsdomeinen Bestuurszaken en Bestuurlijke Hervormingen, vooral met betrekking tot de lokale besturen. Op het eerste zicht zijn dat niet het de meest sexy onderdelen van uw bevoegdheden. Met die onderdelen scoort men zelden in de politiek. Maar de bevoegdheid om in Vlaanderen onze bestuurlijke zaken en onze manier van lokaal besturen helemaal zelf te kunnen regelen, los van alle Belgische schoonmoeders, is een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de staatshervorming tot nu toe, en een element van zelfbestuur met niet alleen erg praktische maar ook erg symbolische draagwijdte. Daarom is het zo jammer dat we met deze bevoegdheid zo weinig hebben gedaan.
U zult nu zeggen: "Hoezo, we hebben toch een nieuw Gemeentedecreet en sinds kort een half OCMW-decreet?" En toch, precies met deze decreten voor ogen, zeg ik dat we er weinig van gebakken hebben. Het zijn immers - en dan misschien minder voor het Gemeentedecreet maar vooral het OCMW-decreet - niet meer dan hier en daar opgesmukte en licht gemoderniseerde versies van de oude Belgische wetten. Hier is absoluut een kans gemist om Vlaanderen een binnenlands en lokaal bestuur te geven met een eigen identiteit. Het is de bedoeling een tweede OCMW-decreet te behandelen in de loop van 2007. Ik kan alleen maar hopen dat dat een beetje gedurfder wordt. Op basis van de manier waarop deze materie tot nu toe werd behandeld en ook op basis van de inhoudelijk toch zeer summiere zinsneden die u hieraan wijdt in uw prioriteitennota, heb daar eerlijk gezegd weinig vertrouwen in.
Ik wil u eigenlijk vooral spreken over een lokaal beleidsdomein waar we nog niet aan begonnen zijn, en waar u ook in uw beleidsbrief en beleidsprioriteiten met haast geen woord over rept: de districtsraden. Ze zijn een echt Vlaams fenomeen en werden indertijd weliswaar op het unitaire niveau ingesteld en geregeld, alles bijeen vrij haastig en à la tête du client. In dit geval was de enig vragende partij de stad Antwerpen. Geconfronteerd met de eclatante verkiezingsoverwinning van toen nog het Vlaams Blok - de eerste Zwarte Zondag in wat een zeer lange rij zou worden, maar dat wist men toen nog niet - zocht de hele politiek correcte goegemeente van toen geschokt en vertwijfeld naar de reden van en het antwoord op het balorige stemgedrag van de Antwerpenaar. In dat kader zouden rechtstreeks gekozen districtsraden het antwoord moeten bieden op de verwijdering die na de fusie was ontstaan tussen het stadsbestuur en de burgers.
De districtsraden zijn in die achttien jaar geëvolueerd naar veel meer dan alleen een doekje voor het bloeden voor gebuisde politici, gelukkig maar. Zes jaar geleden hebben we voor het eerst een driehonderdtal rechtstreeks verkozen districtsraadsleden zien aantreden met meestal - en dat over alle partijen heen - veel motivatie en idealisme. Al snel kon men dat enthousiasme en die bereidwilligheid zien omslaan in frustratie. Tekenend hierbij zijn de veelvuldige ontslagen en herhaalde opvolgingen die de districtsraden in de loop van deze zes jaar kenden. In de grootste districtsraad, die van oude kernstad Antwerpen waarin ik zetel, zijn we gisteren geëindigd met minder dan een derde van de oorspronkelijk verkozen raadsleden.
Toen bleek dat districtsraden de geheime politieke agenda, namelijk het afblokken van het Blok, niet konden waarmaken, verloren nogal wat 'hogere regionen' hun belangstelling voor dit bestuursniveau. Antwerpen had ze gewild en de stad moest er maar zijn plan mee trekken. Bij de oude krokodillen van het Antwerpse bestuur en van een deel van het hogere ambtenarenkorps werden en worden die districtsbesturen vooral ervaren als lastige kinderen die er in de eerste plaats op uit zijn hun oude machtsposities te ondergraven.
Zes jaar lang hebben de besturen moeten opboksen tegen een bierkaai van tegenwerking, schrijnend personeelstekort en gebrek aan middelen. Gisteren hoorde ik de districtsburgemeester van Antwerpen, de heer Bogaert, in zijn afscheidswoord aan de oude ploeg zeggen: "De districtsraden vragen vandaag geen bijkomende bevoegdheden. We zouden al blij zijn mochten we in de volgende legislatuur de middelen krijgen die nodig zijn om onze huidige bevoegdheden op een ernstige manier uit te oefenen." Dat vat de situatie perfect samen.
Mijnheer de minister, we vinden het bijzonder spijtig voor de potentiële kansen die dit bestuursniveau in zich draagt. De districtsraden zijn het niveau bij uitstek om de mooie theorieën van subsidiariteit in praktijk te brengen, zeker nu er ook buiten Antwerpen interesse ontstaat. Ik meen in de verkiezingscampagne gehoord te hebben dat de oprichting van districtsraden in Gent alvast door CD&V op het programma werd geplaatst. Het wordt hoog tijd dat we op Vlaams niveau dit bestuursniveau bekijken en voorzien van een degelijke Vlaamse regeling die meer algemeen van toepassing is dan enkel op de Antwerpse situatie.
Waarom zouden de districtsraden moeten beperkt blijven tot de grote steden? Waarom zou een gelijkaardig systeem van deelgemeenteraden niet mogelijk en interessant kunnen zijn voor de oude dorpen en gemeenten die samen een fusiegemeente vormen? Verschillende Duitse Länder, waaronder het ons nabije Noord-Rijnland-Westfalen, werken met zo'n systeem. Het zou nuttig zijn daar eens te gaan kennismaken met de opgedane ervaring. Een goede Vlaamse regeling zou ook en vooral toelaten de huidige districtsraden de rechtzekerheid en maturiteit te geven. Vandaag zijn ze immers al te zeer afhankelijk van de willekeur van het stadsbestuur.
Ik hoorde de Antwerpse burgemeester kort na de laatste verkiezingen verklaren: "De districtsraden die meestappen in het stadsproject zullen daarvoor extra beloond worden." Een betere illustratie van de afhankelijkheid waarin de districtsraden vandaag moeten werken, is moeilijk denkbaar. Deze afhankelijkheid zou kunnen weggenomen worden als de districtsraden hun werkingsgelden rechtstreeks uit het Gemeentefonds kunnen halen, zonder dat die middelen eerst door de filter van de stadsadministratie moeten sijpelen.
Mijnheer de minister, durf eens echt te innoveren. Gooi dat oude Belgische keurslijf af. Ga eens over de landsgrenzen uw voelhorens opsteken en maak werk van een eigen Deelgemeentendecreet dat niet is gestoeld op de oude Belgische gewoonten maar op de Vlaamse lokale noden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Hilde De Lobel"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Heeren heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, nadat mevrouw Berx heeft gesproken over inburgering zal ik het hebben over wonen. Het zijn twee thema's die hoog op de agenda van de commissie staan. De afgelopen weken draaide het allemaal rond de betaalbaarheid. Het is een hele opgave om de noden van de vele gezinnen te lenigen. Ook veel nieuw samengestelde gezinnen willen een betaalbare woning. De afgelopen weken is hier al gezegd dat de gemeenten een cruciale rol zullen vervullen in het aanbieden van sociale woningen. Tien jaar geleden hebben de gemeenten die regisseursrol al gekregen. Dat staat zo in de Wooncode. Veel gemeenten hebben die rol echter niet opgenomen. De recente wijzigingen aan de Wooncode geven hen meer armslag om dat ook beter op zich te nemen. Onze fractie is in elk geval zeer blij met die recente wijzigingen.
Ik ben ervan overtuigd dat meer verantwoordelijkheden voor de gemeenten - van de grootsteden tot de kleine plattelandsgemeenten - het draagvlak voor de realisatie van socialewoningbouw vergroot. De gemeenten zullen de kans krijgen om op basis van hun specifieke situatie een eigen woonbeleid te voeren. Geen enkele gemeente zal haar verantwoordelijkheid nog kunnen ontlopen. Geen enkele gemeente zal nog kunnen zeggen dat ze geen mogelijkheden heeft om socialehuurwonngen te bouwen.
Jaren geleden pleitte ik voor een spreidingsbeleid in de socialewoningbouw. Laten we hopen dat de nieuwe gemeentebesturen dat de komende jaren ook zullen realiseren. Onlangs heeft de heer Joris Vandenbroucke zich nog afgevraagd in welke mate we gemeenten die hun verantwoordelijkheid niet opnemen, kunnen sanctioneren. Het kan niet dat gemeenten die in het verleden veel hebben gerealiseerd de gevolgen dragen terwijl anderen geen woonbeleid voeren.
Gelukkig is de maatschappelijke druk om betaalbaar wonen te realiseren enorm vergroot. Dat zal ons helpen. Niet alleen de gemeenten spelen daarbij een rol, maar essentieel in het verhaal is de rol van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Zij spelen de hoofdrol.
De volgende twee jaar zou geëvalueerd moeten worden hoe deze maatschappijen kunnen evolueren naar sterke woonmaatschappijen. In Antwerpen is de aanzet al gegeven om tot één grote maatschappij te komen. We hopen dat deze maatschappij in staat zal zijn om de 20.000 woningen even goed en efficiënt te beheren. Wij pleiten voor maatschappijen met de nodige professionaliteit, zonder dat ze worden opgesloten in een al te strikt carcan. Werkgebieden moeten opengebroken kunnen worden om te komen tot dynamische maatschappijen.
Wij zijn het oneens met de stelling dat het er niet toe doet wie de sociale woning bouwt, een publieke dan wel een private actor, zoals ik onlangs in een toespraak van de minister van Ruimtelijke Ordening Van Mechelen kon lezen. Als de private sector morgen aan dezelfde voorwaarden en randvoorwaarden sociale woningen wil bouwen en ook uitbaten, dan heb ik daar geen problemen mee. Ik weet echter dat zij dat aan die voorwaarden niet wensen te doen. Het cruciale criterium voor socialewoningbouw moet zijn de betaalbaarheid voor de doelgroep, want we bouwen immers met overheidsgeld voor een groep in de samenleving die het niet even breed heeft als wij allemaal.
Als we over het sociale woonbeleid spreken, moeten we spreken over het nieuwe socialehuurbesluit en het daaraan gekoppelde nieuwe financieringssysteem. Het is belangrijk om die maatschappijen de sluitende financiering te kunnen geven voor bijkomende woonprojecten. Even belangrijk is het grondbeleid. Er is al verwezen naar het perscommuniqué dat door de sector is gelanceerd. Er is een grote vraag naar duidelijkheid. In het verleden is al veel geld geïnvesteerd in het grondbeleid. Als we stellen dat er meer moet worden gebouwd, moeten we eerst de grond hebben om er de sociale woningen op te kunnen realiseren.
Het wordt voor de minister een uitdaging om de doorlooptijd van de dossiers de volgende maanden te versnellen. Het is onverantwoord. Ik wens gemeentebesturen die er in januari aan denken om projecten op hun grondgebied te realiseren, veel succes toe en hoop voor hen dat ze in 2012 zullen gerealiseerd zijn. Op zich is dat onverantwoord als men weet dat er een grote vraag naar socialewoningbouw is in heel veel Vlaamse gemeenten.
De vernieuwing van het socialehuurbesluit en het nieuwe financieringssysteem zijn noodzakelijk. We hebben deze vernieuwing gevraagd voor 1 januari 2007, binnen twee weken dus. Ik maak me geen illusies, maar verdedig de noodzaak om het zo snel mogelijk te realiseren.
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Van Mechelen heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478333","id":1905,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1905?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Mechelen","voornaam":"Dirk"},"sprekertekst":"Het debat over het aansnijden van de woonuitbreidingsgebieden is heel boeiend. Eerst was het debat daarover in Vlaanderen geblokkeerd. In samenspraak met het parlement en in uitvoering van een aantal resoluties maar ook van het regeerakkoord, hebben we een atlas opgesteld van de woonuitbreidingsgebieden. Minutieus, bijna ambtelijk administratief, maar uitgaande van alle goede principes van ruimtelijke draagkracht en ruimtelijke ordening, hebben we de parameters opgesteld die we vervolgens loslieten op alle woonuitbreidingsgebieden in Vlaanderen. We zullen zien wat op een strikt objectieve manier uit de computer komt.
Hieruit blijkt dat nogal wat woonuitbreidingsgebieden van huisvestingsmaatschappijen niet voldoen aan de kwalitatieve voorwaarden om te worden aangesneden als geschikt voor bebouwing. Dat kan zijn omdat ze de watertoets niet overleven of omdat ze bijvoorbeeld midden in een habitat of vogelrichtlijn liggen.
Nu zouden die huisvestingsmaatschappijen dan die uitbreidingsgebieden moeten kunnen aansnijden, ook al komen ze volgens een objectieve screening niet in aanmerking. De discussie tussen de vertegenwoordigers van de huisvestingsmaatschappijen en de administratie Ruimtelijke Planning was al bezig op het moment dat het communiqué verschenen is.
","sprekertitel":"Minister Dirk Van Mechelen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Ik ga akkoord wanneer u zegt dat de woonuitbreidingsgebieden aan een aantal criteria moeten voldoen. Maar aan de andere kant kan u niet ontkennen dat publieke sectoren geïnvesteerd hebben in een grondbeleid. Men moet ook in de woonsector durven op lange termijn te investeren. Een toetsing kunnen we alleen maar toejuichen, maar dat betekent ook dat er extra middelen zullen moeten komen om gronden waarop wel sociale huisvesting mogelijk is, aan te kopen. Aan het huidige ritme, komen we er niet. We hebben er alle belang bij om betaalbaar wonen, ook voor de zwakken in onze samenleving, snel te kunnen realiseren.
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478333","id":1905,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1905?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Mechelen","voornaam":"Dirk"},"sprekertekst":"De hele regering staat daar volmondig achter, alleen is dat geen excuus om dwaze dingen te doen, ook niet door de sociale huisvestingsmaatschappijen. De dialoog was opgestart, maar de manier waarop hij gevoerd wordt is niet onmiddellijk een voorbeeld van uitstekende collegiale samenwerking.
","sprekertitel":"Minister Dirk Van Mechelen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Ik ben alleen maar geconfronteerd met een perscommuniqué vorige week. Als het de ambitie is om op vijf jaar tijd meer sociale woningen te realiseren, dan moet de rest ook volgen. Ik blijf het betreuren dat er niet een commissie Ruimtelijke Ordening en Wonen is, want er zijn heel veel linken.
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478333","id":1905,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1905?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Mechelen","voornaam":"Dirk"},"sprekertekst":"De screening is bezig, maar dat vraagt tijd. Op dit moment weten we al dat in woonuitbreidingsgebieden die gunstig gelegen zijn, men bij wijze van spreken, morgen 10.000 woningen kan beginnen te bouwen.
","sprekertitel":"Minister Dirk Van Mechelen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478057","id":1861,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1861?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Penris","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Ik wil niet de fout van de vorige regering maken door u vast te pinnen op het aantal woningen. Maar als er nu 54.000 mensen op de wachtlijst staan om een sociale woning te huren en er minstens 10.000 een sociale woning willen kopen, dan moeten we toch een beetje ambitie hebben. Laat ons vandaag heel voorzichtig zeggen, mijnheer de minister, dat we de ambitie hebben om de wachtlijst met 10 percent op een jaar tijd in te korten.
","sprekertitel":"Jan Penris"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Dat is een vileine redenering. De begrotingen van de jongste jaren zijn nooit zo florissant geweest voor huisvesting als die die ik heb mogen beheren. Beleid bestaat maar in de mate dat er begrotingsmiddelen tegenover staan. De efficiëntie waarmee we die middelen gebruiken, bedraagt bijna 100 percent. Voor volgend jaar is er 320 miljoen euro voor zo'n 3000 nieuwe sociale woningen en appartementen. 7000 bestaande woningen worden gerenoveerd zodat ze beantwoorden aan de moderne wooncomforteisen. We doen bovendien omgevingswerken voor 55 miljoen euro. Ik kreeg 18 miljoen euro extra van mijn collega's om de historische achterstanden weg te werken.
De wachtlijst zegt niet altijd iets over woonbehoeften, maar over woonwensen. De mensen voldoen wel aan de criteria, maar hebben gelukkig al een dak boven hun hoofd. Ze proberen een sociale woning te krijgen omdat men dan huur betaalt in functie van zijn inkomen, wat gemiddeld een derde goedkoper is dan op de private huurmarkt.
Iedereen die ook maar enigszins kan, probeert daar terecht te komen. Wij moeten een echt huurbeleid ontwikkelen. Ik denk dat ik de eerste ben die daar in de begroting ook werk van maakt.
We moeten niet alleen extra investeren in de sector van de sociale huisvesting. Ik heb daarnet ook verwezen naar de cijfers: die zijn overduidelijk en ze liggen hoger dan ooit. Ook in de private huurmarkt moeten we ervoor zorgen dat mensen kwalitatief en betaalbaar kunnen huren: door middel van de huursubsidies, door middel van de uitbreiding van het aanbod van de woningen die worden verhuurd via de sociale verhuurkantoren aan voorwaarden die gelden in de sector van de sociale huisvesting. Er komen er dit jaar weer een vierhonderd bij, waardoor het totale aanbod toeneemt tot een vierduizendtal.
Dat zijn allemaal inspanningen die voordien nooit in die mate zijn gedaan. Wie zegt dat het ambitieuzer moet, daag ik uit om een begroting neer te leggen die ambitieuzer is dan de begroting Wonen voor 2007.
Dit beleid wordt ook door de hele Vlaamse Regering gedragen. Eén minister alleen kan dat niet hard maken. Cijfers zijn nog altijd veel overtuigender dan woorden. Sommigen houden daar lange speeches over. Tegenover elk woord dat ik hier zeg, elke maatregel die ik hier omschrijf of aankondig, staan begrotingsmiddelen.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, wij zullen ook iets moeten doen aan de doorlooptijd van de dossiers. Als we nog kunnen realiseren dat de termijn korter wordt dan drie, vier jaar vanaf het ogenblik dat het dossier wordt ingediend, dan zullen we ook de budgetten volledig kunnen besteden, gekoppeld aan een nieuw financieringssysteem. Vandaag zeggen heel wat bouwmaatschappijen dat ze wel wíllen, maar dat het water hen tot de lippen komt en dat ze niet kúnnen omdat ze afstevenen op een faillissement door toedoen van het financieringssysteem. Ik ben wel hoopvol. Ik heb altijd gezegd dat 2007 het scharniermoment wordt om een andere richting te kunnen inslaan en om de dynamiek die we allemaal willen, en die de sector ook wil, te kunnen bestendigen.
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Daarom komt er in 2007 het huurbesluit, waaraan ook het financieringsstelsel gekoppeld is. Spijtig genoeg hebben we door de procedureslagen van onze Franstalige landgenoten - en dat was puur deloyaal ten aanzien van de Wooncode - één jaar verloren. Net dat financieringsstelsel moet ervoor zorgen dat de woonmaatschappijen opnieuw financiële armslag krijgen. Het probleem is vandaag immers dat onze sector verarmd is. Waar tot één generatie geleden daar nog mensen woonden met een inkomen uit arbeid, is onze sector nu nagenoeg volledig bevolkt door mensen die moeten rondkomen met een vervangingsinkomen, een pensioen, een invaliditeitsuitkering, een werkloosheidsvergoeding. Het gevolg is: lagere huren. En dat heeft weer tot gevolg dat het ontzettend lang duurt vooraleer maatschappijen rendement halen uit nieuwe investeringen.
Dat is nu net de bedoeling: met meer Vlaamse subsidies dat rendement garanderen, ervoor zorgen dat men sneller uit de kosten is en zo ook dat die huisvestingsmaatschappijen blijven investeren. Zij blijven onze eerste partners om op het terrein projecten te realiseren.
Ik hoop samen met u dat we tot kortere doorlooptijden komen. Daar werk ik ook aan. Alleen al BBB maakt dat het sneller kán gaan. Het feit dat alle woonactoren nu gegroepeerd zitten, maakt dat we sneller kunnen werken. Zo is de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur bijvoorbeeld een onderdeel geworden van de VMSW. Op alle mogelijke manieren proberen we het nog te versnellen.
Voor alles wat we doen, hebben we partners nodig. We zitten permanent met zeven, acht, negen mensen rond de tafel: partners, overheden, instanties...
Elke privé-persoon, of het nu om een gezin gaat of een bedrijf, die vandaag een grootschalig project onderneemt, is twee tot tweeëneenhalf jaar zoet. Wij werken altijd grootschalig. Er is overleg met brandweer, lokale besturen, provinciebesturen, sociale huisvesting, ruimtelijke ordening, wonen in al zijn hoedanigheden, financieringsdiensten enzovoort. Dat is vandaag inderdaad allemaal nog erg bureaucratisch. Daar moeten we zeker en vast aan werken.
Vandaag hebben we een vierduizend projecten in de werffase, koop- en huurwoningen samen. Daarmee geven we, tussen haakjes, ook economisch een geweldige impuls. Duizenden bouwvakkers hebben daardoor werk.
Dat is niet mijn eerste betrachting, maar het is toch een aangenaam neveneffect. Door te investeren in de sociale sector, geven we economische impulsen en creëren we werkgelegenheid.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Over de invoering van de substantiële renovatiepremie zijn we heel verheugd. We dringen er wel op aan dat die premie na de uitvoering van de werken snel zal worden uitbetaald, en dat de notie duurzaam bouwen zal worden geïntegreerd in die premie.
Ik hoor in de wandelgangen dat de vernieuwing van sanitair niet wordt opgenomen. Uit recente studies blijkt dat er bij renovatie een grote nood is aan sanitaire voorzieningen. Aanpasbaar bouwen of verbouwen wordt de uitdaging van de toekomst. We zullen met het departement Welzijn moeten nagaan wie welke verantwoordelijkheid neemt. Daarom is die renovatiepremie voor aanpasbaar bouwen erg belangrijk.
We zijn verheugd over het opnieuw invoeren van het open inschrijvingsregister in de sociale eigendomssector. Ik herinner me heroïsche debatten hierover. De mensonterende kampeertoestanden van mensen die wachten op een grond, een kavel of een koopwoning zijn gelukkig voorbij dank zij die open inschrijvingsregisters. Er was ook de principiële goedkeuring voor het vernieuwde stelsel van de huursubsidies, al zal het nooit genoeg zijn.
Mijnheer de minister, we steunen uw beleid, maar we willen een hogere versnelling inzetten in het woonbeleid. Als er voor volgend jaar bijkomende middelen nodig zijn, dan vindt u in onze fractie een bondgenoot in uw pleidooi bij de minister van Begroting. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Gatz heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478403","id":1813,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1813?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Gatz","voornaam":"Sven"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, aangezien we in deze begrotingsbespreking van de hak op de tak springen, zult u het me niet euvel duiden dat ik u nogmaals meeneem naar Brussel. De volledige beleidsbrief hebben we in de commissie besproken. De klemtonen waren over het algemeen de juiste. Mijnheer de minister, u hebt ons wel beloofd om in het voorjaar de vooruitgang inzake Welzijn te bespreken. We houden u daaraan.
Ik wil het nu hebben over Louis Tobback. Een tijdje geleden gooide hij een knuppel in het Brusselse hoenderhok, door te zeggen dat al het geld dat naar Brussel gaat, veel te veel is, en bovendien niets opbrengt. De vraag is of hij gelijk heeft. Ik denk dat hij voor 1 percent gelijk heeft, maar hij heeft hoofdzakelijk ongelijk omdat het noodzakelijk is dat we veel middelen in de hoofdstad blijven investeren. Dat moeten we doen vanuit onze verantwoordelijkheid voor de Vlaamse hoofdstad, maar ook vanuit strategisch oogpunt. Brussel is economisch verweven met Vlaanderen. Daarin minder investeren zouden we al vlug economisch voelen in onze buidel, terwijl vele Vlamingen daar toch gevoelig voor zijn. Als we het hebben over verfransing, moeten we dat in het hart aanpakken. Door te investeren in Brussel zal de druk van de verfransing op de rand afnemen. Op dat vlak hebben we niet veel alternatieven.
De burgemeester van Leuven had wel een punt als het ging over wat dat geld opbrengt. Hoe kunnen we de opbrengsten voor de Vlamingen, de Brusselaars en de Vlaamse Gemeenschap beter meten? In die zin denk ik, mijnheer de minister, dat we het debat over resultaatsverbintenissen moeten aanvatten. Ik zal het concreter maken met een aantal voorbeelden.
De voorbije jaren zijn we in het Brussels Nederlandstalig onderwijs begonnen met metingen. Vroeger deden we dat niet en zagen we de toevloed van veel anderstalige leerlingen en we manageden dat zo goed en zo kwaad als het kon. Nu meten we in het lager onderwijs minstens drie keer de taalkennis Nederlands en sinds vorig schooljaar zijn we daar ook mee begonnen voor het secundair onderwijs. We hebben een objectieve maatstaf op basis waarvan we ook nieuwe doelstellingen kunnen formuleren om de lat wat hoger te leggen.
Een andere zaak is de hoofdstedelijke openbare bibliotheek aan het Muntplein. Uiteraard is die er vooral om Nederlandstalige lezers te bedienen, maar de bibliotheek maakt er ook een punt van om verschillende werken van Vlaamse en Nederlandse schrijvers in een andere taal aan te bieden, wat toch ook een ander publiek aanspreekt. Dat zijn een aantal doelstellingen die we verder zouden kunnen verfijnen.
De Ancienne Belgique registreert al een tijdje de herkomst van de bezoekers. De KVS werkt met ondertiteling van stukken. Welk effect heeft dat? Het is een symbolische geste in een meertalige stad, maar heeft het ook effect en wat wil men daarmee bereiken? Ook dat zouden we kunnen meten, niet om het af te bouwen, maar om na te gaan wat het op het terrein teweegbrengt. Tvbrussel en Brussel Deze Week worden regelmatig door het Centrum voor Informatie over de Media doorgelicht, waardoor we ongeveer weten wat het bereik is.
Toen ik naar voorbeelden zocht voor de welzijnssector, bleek dat moeilijker te zijn. Straathoekwerkers komen tegen wie ze tegenkomen, dus dat maakt het niet gemakkelijk.
Uiteraard is deze discussie nauw verbonden met de doelgroepdiscussie. Hoeveel mensen willen we überhaupt bereiken in Brussel? Het gaat dan om de 300.000-norm. We kijken - in het voorjaar of ten laatste tegen de zomer - uit naar het rapport van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum, dat uw beleidsinstrument wil verfijnen en concreter maken.
Mijnheer de minister, ik denk dat u deze discussie mee moet nemen en aan BRIO aanbieden, door ze op te nemen in de bestaande onderzoeksopdracht of door een nieuwe onderzoeksopdracht te geven. BRIO kan bijvoorbeeld het risico van dergelijke technieken onderzoeken. Collega's, als we het opportuun vinden om dat voor Brussel te doen, zouden we dat misschien ook voor een aantal andere beleidsdomeinen moeten doen. We zijn zo niet masochistisch om dat op één beleidsdomein toe te spitsen. Ook over de opportuniteit, de haalbaarheid en de werkbaarheid kan BRIO uitspraken doen.
We mogen niet de stommiteit begaan en in eigen vlees snijden. We beschikken in Brussel niet over alle hefbomen. We kunnen bijvoorbeeld de Vlaamse Regering niet aansprakelijk stellen voor het niet toepassen van de taalwetgeving in Brussel. Dat zou een zeer domme resultaatsverbintenis zijn, want we weten dat we een bepaald aantal invloeden kunnen uitoefenen, maar we hebben zeker niet alle hefbomen binnen ons bereik. We zouden ook een termijn moeten bepalen om die zaken te meten, bijvoorbeeld om de drie jaar.
We moeten deze discussie nu wel open en bloot durven voeren. Dat is ten minste de verdienste van Louis Tobback - en hij moest horen dat ik dat hier vandaag op deze tribune zeg -, maar het mag niet leiden tot een verkapte saneringsoperatie. De doelgroep die we in Brussel willen bereiken, bestaat nog altijd uit de Vlamingen, de Vlaamse Brusselaars, de Brusselse Vlamingen of hoe ze zich ook noemen, maar voor mij gaat het ook over de grote groep van anderstalige Brusselaars die vatbaar zijn voor onze taal, onze cultuur, ons onderwijsaanbod enzovoort. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Sven Gatz"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer De Loor heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482740","fractie":{"id":1279894,"kleur":"FF2900","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737107","naam":"Vooruit","zetel-aantal":13},"id":2791,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2791?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Loor","voornaam":"Kurt"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, ministers, collega's, het debat werd zowel hier als in de commissie al uitgebreid gevoerd en ik kan me vinden in de beleidsbrief Binnenlands Bestuur en de bijhorende begroting.
Vooreerst mijnheer de minister, na het groeipad van 3,5 percent van het Gemeentefonds, zal nu ook het Provinciefonds stijgen met eenzelfde percentage. Er werd in het regeerakkoord opgenomen dat in de tweede helft van de legislatuur het Provinciefonds met 3,5 percent zou groeien. Die belofte wordt nu nagekomen. Ik juich de verhoging van zowel het Gemeente- als het Provinciefonds toe, maar de gemeentebesturen krijgen ook veel bijkomende verplichtingen en kosten, die de verhoging meer dan rechtvaardigen. Voorbeelden hiervan, ook al behoren ze niet tot de bevoegdheden van de minister, zijn de gewestwegen en de op stapel staande brandweerhervorming, wat weliswaar een federale aangelegenheid is. Deze voorbeelden zullen ongetwijfeld voor de gemeenten extra kosten met zich meebrengen.
Mijnheer de minister, ook ik wil de loftrompet steken over de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober laatstleden. Ik wens u en de tienduizenden semivrijwilligers en duizenden ambtenaren te feliciteren voor de vlotte organisatie ervan. In 2006 waren de gewesten voor het eerst verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen. De website www.vlaanderenkiest.be bleek een betrouwbaar platform en een succes. De uitslagen waren snel ter beschikking van de bezoekers en de informatie was accuraat en betrouwbaar.
Ik heb echter twee opmerkingen bij de organisatie van deze verkiezingen. Vooreerst een opmerking over de resultaten op de site www.vlaanderenkiest.be. De resultaten over de zetelverdeling zijn het allerbelangrijkst. Het aantal voorkeurstemmen is uiteraard ook belangrijk, maar toch vind ik het absoluut noodzakelijk om bij de volgende verkiezingen het aantal lijststemmen onmiddellijk weer te geven. Deze lijststemmen zijn volgens mij heel belangrijk om een correcte analyse van de uitslag te kunnen maken. Het feit dat deze niet worden weergegeven, versterkt de indruk dat de lijststemmen minder belangrijk zijn, en dat het persoonlijke resultaat via de voorkeurstemmen het allerbelangrijkste is. Dit is mijns inziens een negatieve evolutie, want het versterkt het individualisme en gaat op termijn ten koste van de partijwerking.
Een tweede opmerking betreft het lage percentage niet-EU-burgers die zijn gaan stemmen, namelijk iets meer dan 5000 op een totaal van iets meer dan 42.000 niet-EU-burgers. Ik stel me dan ook de vraag of er in de toekomst niet meer inspanningen moeten worden gedaan om de niet-EU-burgers aan te moedigen om te gaan stemmen.
Het Gemeente- en het Provinciedecreet treden binnenkort ten volle in werking. Naast het bestaande OCMW-minidecreet, dat voor het zomerreces van 2006 werd goedgekeurd, zal in 2007 een volwaardig OCMW-decreet tot stand komen. Als OCMW-voorzitter bepleit ik een nauwe samenwerking met de VVSG voor de totstandkoming van dit decreet en ik hoop dat de minister er inderdaad in slaagt om het decreet te laten goedkeuren voor het zomerreces van 2007. Toch hier ook de bedenking en het advies om heel doordacht te werk te gaan om achteraf de zogenaamde 'hersteldecreten' zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken.
De minister wil de planlasten, waar vele gemeenten over klagen, terecht gevoelig reduceren. In de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden werd al ruim aandacht besteed aan deze problematiek, maar ik wil het toch nog even kort aanhalen omdat ik vrees dat, wanneer iedere minister zelf beleidsinitiatieven moet nemen voor zijn of haar domein, een en ander uitgesteld zal raken. Ik hoop daarom dat de minister op z'n minst - zoals hij in zijn beleidsbrief verklaart - een coördinerende rol op zich zal nemen en de noodzakelijke dynamiek zal bewerkstelligen. Alleen zo zal het coördinatiedecreet snel tot stand kunnen komen.
Tot slot nog een woordje over de lokale fiscaliteit. Bij de bespreking in de commissie bleek dat de meeste leden voorstanders zijn van een fiscaal pact met de gemeenten, met als doelstelling belastingen die als hinderlijk en negatief worden ervaren en waarbij het verband tussen dienstverlening en belastingen zoek is, aan te pakken. Als lokaal mandataris uit een kleine provinciestad besef ik echter maar al te goed dat een gemeente geld nodig heeft om een goed beleid te kunnen voeren. Ik weet eveneens dat het niet eenvoudig is om een evenwicht te vinden tussen de inkomsten en de uitgaven en tegelijk een hoog niveau van dienstverlening te garanderen voor de burger. Vanzelfsprekend moet dan ook de lokale autonomie op het vlak van de fiscaliteit gerespecteerd worden.
Mijnheer de minister, de sp.a-spiritfractie kan zich vinden in de beleidsbrief en de bijhorende begroting. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Kurt De Loor"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw de Wachter heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478370","id":2795,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2795?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Wachter","voornaam":"Else"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, geachte leden, als laatste spreker over dit onderdeel kan ik uiteraard niet nalaten om het even over de Vlaamse Rand te hebben, waarover hier tot nu toe heel weinig is gezegd. Mijn fractie vindt de beleidsbrief in kwestie zeer goed onderbouwd. De beleidsbrief hangt ook samen met een evenwichtige begroting. Het gaat hier duidelijk om een concreet beleid, over realisme, niet over loze beloften of surrealisme.
De beleidsbrief licht zeven elementen zeer concreet toe, terwijl de overige domeinen worden besproken in het integraal opgenomen jaarverslag van de taskforce. Het regeerakkoord van de Vlaamse Regering bepaalt het volgende: "De Vlaamse Regering versterkt de Vlaamse aanwezigheid in de Vlaamse Rand en de faciliteitengemeenten. De horizontale bevoegdheid over het beleid in de Vlaamse Rand wordt toegekend aan één minister, die een beleid voert in samenwerking met de functioneel bevoegde ministers, zowel met betrekking tot de bevordering van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse Rand als tot de bevordering van de levenskwaliteit in de Rand op het vlak van Huisvesting, Welzijn, Cultuur, Onderwijs, Natuur en Leefmilieu."
Aan het programma 11.6 kunnen we merken dat er wel degelijk aandacht is voor die Vlaamse Rand. Zo is er sinds 2006 meer geld beschikbaar voor initiatieven in de Vlaamse Rand die het Vlaamse karakter bevestigen of zelfs versterken. Uit de nu voorliggende begroting blijkt duidelijk dat het Randbeleid ook in 2007 wordt voortgezet. De aandacht die de minister besteedt aan de Vlaamse Rand is ruimer dan het geven van subsidies aan allerhande activiteiten of het uitbouwen van een pijler Informatie en Promotie NT2. Zo stelt het jaarverslag van de Taskforce Vlaamse Rand duidelijk dat inzake het werkgelegenheidsbeleid de opties uit de beleidsnota Vlaamse Rand vrijwel volledig werden gerealiseerd, of minstens op de sporen werden gezet.
Mevrouw de voorzitter, laat me toe even te blijven stilstaan bij een aantal specifieke domeinen die heel belangrijk zijn wat de Vlaamse Rand betreft. Zo is er de huisvesting. We zijn het er allemaal over eens. Betaalbaar wonen is hier al vaak aan bod gekomen. Het was een heel belangrijk onderwerp bij de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar. Er werd me zelf ook wel de vraag gesteld wat we daaraan kunnen doen, zeker in de Vlaamse Rand, in die gebieden waar we zelf wonen. Huisvesting is dus echt wel een zeer belangrijk onderwerp in de Vlaamse Rand, en dat niet alleen omwille van de zeer sterk stijgende prijzen. In de Rand gaat dit veel verder: het gaat ook over de sociale verdringing die daarmee gepaard gaat en de invloed ervan op het straatbeeld en vooral ook op het samenleven van mensen. Voor sp.a-spirit is huisvesting een zeer belangrijk beleidspunt. We vinden dat daar het verschil zeker kan en moet worden gemaakt, ook in de Vlaamse Rand.
Daarom pleiten we voor een algemeen beleid binnen alle betrokken sectoren, en zeker binnen Sociale Huisvesting en Ruimtelijke Ordening. Een specifiek woonbeleid voor de Vlaamse Rand zoals dat via Vlabinvest wordt ontwikkeld, mag er zeker zijn. Het is goed dat Vlabinvest jaarlijks 4,9 miljoen euro extra krijgt om woonprojecten te realiseren.
We staan hier zeker achter en we hopen dat de middelen vlug omgezet kunnen worden in concrete projecten, maar we vrezen een beetje dat het onvoldoende zal zijn voor wat de Vlaamse Rand betreft. We moeten verder gaan en er andere zaken bij betrekken. Daarom pleiten we ervoor dat binnen andere beleidsvelden de instrumenten maximaal worden aangescherpt.
Ik wil graag nog enkele heel concrete voorbeelden geven. Binnen de sociale huisvesting moet er nu echt wel werk worden gemaakt van een nieuw sociaal huurbesluit. We hebben het decreet houdende wijziging van de Vlaamse Wooncode pas goedgekeurd en we verwachten nu vlug een uitvoeringsbesluit. Heel concreet denk ik hierbij aan het invoeren in de praktijk van de taaltoets, maar misschien nog belangrijker is de decretale versterking van de rol van de lokale overheden binnen het socialehuurstelsel.
Als een gemeentebestuur specifiek rekening wil houden met de lokale binding van de kandidaat-huurders, met de woonbehoefte van bepaalde doelgroepen, of met de verstoorde of bedreigde leefbaarheid in bepaalde wijken of complexen, dan kan het daartoe specifieke toewijzingsregels opstellen die afwijken van de algemene regels. Dit is een heel belangrijke innovatie die in de Vlaamse Rand de mogelijkheid biedt om een versterkt Vlaams woonbeleid te voeren.
Een tweede concreet voorbeeld is het voorstel van minister Van Mechelen om alle bouwgronden in overheidseigendom verplicht te activeren binnen de 7 jaar. Of het opportuun is om de problematiek op deze manier aan te pakken, laat ik hier even buiten beschouwing, maar ik vrees dat deze maatregel zeker in de Vlaamse Rand wel eens ongewenste effecten zou kunnen hebben. Om die te vermijden, moet de maatregel minstens vergezeld worden van de nodige begeleidende maatregelen zodat de lokale overheid enige impact krijgt op aan wie al deze bouwgronden worden toegewezen en verkocht.
Als op alle beleidsterreinen, als zowel binnen sociale huisvesting als binnen de private huurmarkt, aandacht wordt besteed aan de specifieke problematiek van de Vlaamse Rand, dan ben ik er wel van overtuigd dat wij een kentering kunnen teweegbrengen.
Wat het domein Welzijn betreft, hebben de minister bevoegd voor de Vlaamse Rand en de minister bevoegd voor Welzijn al een aantal zaken aangehaald waaruit blijkt dat ze de nodige aandacht zullen besteden aan de welzijnssector in Vlaams-Brabant.
Wat milieu betreft, willen we de aandacht vestigen op de doelgerichte aankopen van het agentschap Bos en Natuur. Ik pleit voor een dialoog tussen de diensten van minister Vandenbroucke en die van minister Peeters. Er is hierover duidelijk overleg nodig in de Vlaamse Rand.
Als men het heeft over een horizontale bevoegdheid Vlaamse Rand, ga ik ervan uit dat de functionele bevoegdheid Vlaamse Rand van die aard is dat ze niet aan één minister kan worden toevertrouwd, maar dat het een bevoegdheid is van de voltallige regering. Deze functionele bevoegdheid is niet te vatten in een begroting, maar maakt er wel integraal deel van uit en is bijgevolg een verantwoordelijkheid die elke minister dient op zich te nemen.
Ik zou bij de bespreking van deze begroting dan ook de Vlaamse Regering willen oproepen om haar beleid in de Vlaamse Rand voort te zetten en het regeerakkoord en de bijkomende regeerverklaring verder uit te voeren. De gekozen beleidsopties met betrekking tot de Vlaamse Rand lossen immers in globo onze verwachtingen in. Deze Vlaamse Regering heeft op diverse gebieden al bewezen dat ze aandacht wil besteden aan het bestendigen en het versterken van het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand. Zo denk ik onder meer aan de nieuwe rondzendbrief met instructies voor de interpretatie van de rondzendbrief-Peeters naar aanleiding van het arrest van de Raad van State, of aan Vlabinvest dat een voorkooprecht kan uitoefenen en kan rekenen op 25 miljoen euro extra.
Ik ben er samen met de fractie van sp.a-Spirit dan ook rotsvast van overtuigd dat het, sinds de regeringsverklaring van 18 mei 2005, de Vlaamse Regering echt menens is. Het doet dan ook deugd om vast te stellen dat het gevoerde en vooral het in de toekomst te voeren beleid met betrekking tot de Vlaamse Rand, niet langer een mission impossible is. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Else De Wachter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, dames en heren, over wonen hebben we de laatste weken al heel vaak van gedachten gewisseld en gedebatteerd. Zo hebben we hebben een paar weken geleden een heel goed themadebat gevoerd. Nadien hebben we ook bij actuele vragen heel vaak uitvoerig over het thema gesproken. De traditie in de commissie respecterend, hebben we alles ook grondig behandeld tijdens de begrotingsbesprekingen.
Het opvallende aan deze begroting - en dat geldt voor de vier domeinen - is dat de begrotingscijfers bijzonder positief zijn. Elk departement krijgt er enkele tientallen miljoenen euro's bij. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Meestal wordt dat enkel bij de intro vermeld. Dat is de wet van de media: goed nieuws is geen nieuws. Maar die centen staan wel borg voor een dynamisch en expansief beleid.
De verschillende sprekers hebben al gezegd dat voor Binnenlands Bestuur, Wonen, Stedenbeleid en Inburgering al heel wat plannen op stapel staan voor 2007. Ook de afgelopen tweeënhalf jaar is er al heel wat gebeurd. Wij hebben zeker en vast niet stilgezeten.
Ik overloop nog even de cijfers. Er is 320 miljoen euro beschikbaar voor investeringskredieten voor nieuwe sociale woningen en appartementen, en voor de renovatie van een 6- of 7-duizendtal woningen van het bestaande patrimonium. Dat is niet niets. De hele achterstand op het vlak van de omgevingswerken wordt weggewerkt. Dat is een inhaalbeweging met 18 miljoen euro. Vandaag staat het krediet SSI, zoals dat in het jargon heet, op 55 miljoen euro. Dat is voordien nooit het geval geweest.
Belangrijk is ook dat we in deze begroting voor het eerst stilstaan bij de problematiek van de private huurmarkt. Ik heb zelf als eerste dit penibele punt in de commissie onder de aandacht gebracht. Men focust heel vaak - en terecht - op de problemen in de sector van de sociale huisvesting. Maar het profiel van onze huurders op de private huurmarkt en op de markt van de sociale huisvesting is identiek: mensen die het moeilijk hebben, mensen met weinig financiële armslag die vaak aangewezen zijn op een vervangingsinkomen.
Wat doen we aan de leefbaarheid in de sociale wooncomplexen en -wijken? Mijnheer Penris, wat dat betreft is er de afgelopen tweeënhalf jaar heel wat proefperiode gepresteerd: het lokale maatwerk, eigen accenten door de lokale besturen, de proefcontracten van twee jaar. Dat laatste is een heel belangrijke maatregel om de leefbaarheid in de toekomst te bevorderen. Diegenen die zich gewoon gedragen kunnen een contract van onbeperkte duur krijgen na verloop van die termijn van twee jaar. Wie aan alles en iedereen zijn voeten veegt, is niet welkom in de sector van de sociale huisvesting. Daar moeten we korte metten mee maken, in de eerste plaats in het belang van de andere huurders.
We hebben de taalbereidheid bij mensen die aanspraak maken op een sociale woning. Dat is niet om ze uit te sluiten. Het gaat over een inspanningsverbintenis, geen resultaatverbintenis. Er is geen examen. Het is in het belang van de leefbaarheid binnen die wooncomplexen, maar ook om die mensen zelf te emanciperen en hen in staat te stellen om maatschappelijk te functioneren in onze Vlaamse steden en gemeenten.
Ook het kooprecht voor de sociale woningen is heel belangrijk, net als het ongezien dynamische programma voor de renovatie. De instrumenten om domiciliefraude te bestrijden zijn versterkt.
De randgemeenten, maar ook de andere gemeenten, moeten hun verantwoordelijkheid nemen in de sociale huisvesting. 6 percent is weinig, als je weet dat ongeveer eenzelfde percentage van onze bevolking vandaag onder de armoedegrens leeft. Dan weet je dat we daar alleen maar behoeftedekkend werken. Dan heb ik het niet over diegenen die vandaag net niet onder de armoedegrens leven, maar het ook ontzettend moeilijk hebben. Daarom is het belangrijk dat we dat aandeel verder uitbreiden.
Lokale bestuurders die zeggen dat het bij hen niet hoeft, onder het mom van lokale autonomie, zijn mensen die hun verantwoordelijk ontlopen. Zij wentelen hun problemen af op de centrumsteden en de grote steden in hun buurt.
De wachtlijsten zijn vaak te plaatsen in de strijd tussen woonbehoeftigheid en woonwensen, maar zijn ook altijd een aansporing om blijvend inspanningen te doen voor de sector. Het is wel belangrijk om mee te geven dat we het enige land in de wereld zijn waar geen woningnood bestaat. Ik wil daarmee niet ontkennen dat mensen het moeilijk hebben om hun huisvesting te betalen - ik ben mij daar meer dan wie dan ook van bewust. Maar in Nederland verwijst men bijvoorbeeld vaak naar ons, als een referentie die zij nastreven. Zij hebben een heel andere huisvestingsmarkt met veel meer huurders. Wij hebben veel meer eigenaars, dat is uniek. Nu is dat 74 percent, over enkele jaren zal dat 80 percent zijn. Zij dromen daarvan.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478057","id":1861,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1861?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Penris","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, ik volg u hierin, en ik ben blij dat we leven in de maatschappij waarin we leven. Eigendommen zijn hier bijna vanzelfsprekend voor degenen die het zich kunnen permitteren. De VLEM en de VHM verwijzen echter naar een Duitse deelstaat vlak over de grens, die vergelijkbaar is met Vlaanderen. In de omgeving van Keulen is het aandeel van de sociale woningmarkt veel sterker dan in Vlaanderen. Ze hebben in die stedelijke omgeving 20 percent sociale woningen. Volgens de VLEM moeten we ons daar niet op blindstaren, maar het is toch significant.
Hier penetreren we de markt tot 6 à 7 percent, en we mogen dus best een beetje ambitieuzer worden. Het moet geen 20 percent zijn, zoals in Keulen of in Nederland, maar we mogen toch een iets hogere graad van penetratie bereiken. We voelen immers dat 54.000 mensen nog altijd wachten. Die moeten we helpen.
","sprekertitel":"Jan Penris"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"In Vlaanderen hebben we in het totaal 2,4 miljoen wooneenheden als we de woningen en appartementen alleen tellen, en 2,7 miljoen als we er ook nog de bewoonde kamers bijtellen. We hebben hier een heel andere geschiedenis. Het is een grote verdienste van de syndicale organisaties in de jaren 1940, 1950 en 1960 de eigendomsmarkt mee gestimuleerd te hebben. Dat was goed, want voor de werkman is het de beste verzekering voor zijn oude dag dat hij eigenaar is van zijn eigen woonst. Drie op de vier mensen zijn hier eigenaars. Daar dromen ze in Duitsland ook van. Het gaat trouwens veelal om gewone mensen, gelukkig maar, en we evolueren nu naar de 80 percent.
Het aandeel van de huurmarkt is 19 percent voor de private huursector en 6 percent voor de sociale huursector. We moeten die twee samen aanpakken en niet alleen focussen op sociale huisvesting. Wel moeten we daar verder middelen aan besteden, zoals we bezig zijn, maar we moeten tegelijkertijd ook inwerken op de private huurmarkt. Immers, die 19 percent kunnen we niet zomaar uitschakelen. Dat zou ons in de grootste moeilijkheden brengen.
Met die huurders moeten we rekening houden, maar we mogen dat niet op de kap van de verhuurders doen, want die zijn dan geneigd hun huurwoningen te verkopen. Ze verhuren alleen maar om het rendement, en hebben met die woningen geen enkele emotionele band. Als het niet meer voldoende opbrengt, dan verkopen ze en beleggen ze het geld eventueel op de beurs of kopen er iets anders mee.
Daarom hebben we met de huursubsidies goede maatregelen genomen. Ook op federaal niveau gebeurt er een en ander. Investeringen in huurwoningen worden fiscaal aftrekbaar enzovoort. Dat is de weg die we verder moeten bewandelen.
Ik kom even terug op de gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Het is goed dat iedereen beseft hoe belangrijk die waren. Ik heb in de commissie vaak gezegd dat het een examen was waar we 100 percent op moesten halen. Dat is aartsmoeilijk. Als we op een of twee plaatsen de verkiezingen hadden moeten overdoen of ze ergens zelf hadden moeten organiseren omdat ze niet uit de startblokken geraakten, dan hadden we een gigantisch probleem. We hebben de verantwoordelijkheid gekregen om het van nul af op te bouwen, en we hebben dat bijna vlekkeloos gedaan.
Dat was maar mogelijk dankzij de medewerking van heel veel mensen. Ik breng dan ook hulde aan de mensen die er lokaal aan hebben bijgedragen, zowel in de stembureaus als in de telbureaus. Op zo'n dag zijn er 55.000 mensen in de weer om 4.700.000 Vlamingen te laten stemmen. Daar kunnen we alleen maar erkentelijk voor zijn, want het liep op wieltjes. Ik ben dan ook blij met de erkenning door het parlement, die ik opdraag aan de vele vrijwilligers.
Het fiscaal pact is de uitdaging voor 2007. We moeten vooral duidelijk maken aan de lokale besturen dat ze een gemeenschappelijk belang hebben met de bedrijven, namelijk het creëren van tewerkstelling op het eigen grondgebied. Daarvoor is er 50 miljoen euro beschikbaar in 2008. Vanaf 2009 wordt dat recurrent 100 miljoen euro. Daarmee kunnen we echter niet alles.
Wat ik zeker niet wil, is de fiscale autonomie van de gemeenten beknotten. Wel moeten we duidelijk overeenkomen. Als we met de ene hand belastingen afschaffen, dan kan het niet zijn dat we er met de andere hand nieuwe creëren. Dat is ter plaatse trappelen, en daar doe ik niet aan mee. We moeten ons woord nakomen en de filosofie van het pact respecteren.
Ook van de planlastenvermindering moeten we in 2007 werk maken, samen met de nieuwe besturen. Minister Anciaux heeft een goede aanzet gegeven. Hij heeft een kwalijke reputatie gekregen met zijn decreten op het lokale jeugdwerk en de daaruit voortvloeiende jeugdwerkbeleidsplannen en jaarplannen.
Hij heeft dat intussen heel wat toegankelijker en minder formalistisch gemaakt. Dat is de weg die ook wij moeten bewandelen. We moeten tot een schrapdecreet komen waardoor een deel van de planlasten wordt afgeschaft.
Wat wonen betreft, hebben we het al gehad over de renovatiepremie en de huursubsidies. De renovatiepremie is belangrijk als kwaliteitsinstrument. Op dat vlak is er in Vlaanderen nog wat werk aan de winkel. Op een totaal van 2.400.000 huizen zijn er 30.000 slechte woningen. Een renovatiepremie kan helpen. Bovendien is er een financiële stimulans voor wie een oude woning koopt.
Er is ook verwezen naar de projecten lokaal woonbeleid. Die projecten zijn opnieuw verlengd met drie jaar. Op die manier helpen we de gemeenten bij de uitbouw van hun huisvestingsbeleid. De meeste gemeenten reduceren dat beleid tot een ruimtelijkeordeningsbeleid. Het moet echter meer zijn. Ruimtelijke ordening is cruciaal, maar in een volgende stap moet met die ruimtelijke ordening iets gebeuren, en dat kan bijvoorbeeld huisvesting zijn.
Wat inburgering betreft, hebben we het al gehad over het inburgeringsdecreet. Het uitvoeringsbesluit is intussen goedgekeurd. In 2007 zetten we alles op de nieuwkomers, in 2008 focussen we op de oudkomers. De begroting voor inburgering stijgt in 2007 met 26,5 miljoen euro.
Ik hoop dat we op termijn een ernstig debat kunnen voeren over de huwelijksmigratie. We moeten dat ten gronde durven doen en met de nodige pudeur. Mensen trouwen met wie ze willen. Iedereen slaapt bij wie hij wil. Toch stellen we vast dat na 50 jaar multiculturele samenleving, 3 op de 4 migranten hun partner nog steeds gaan zoeken in het land van oorsprong. We moeten ons de vraag stellen in welke mate die mensen altijd de volle keuzevrijheid hebben. Ik heb intussen al heel wat getuigenissen gehoord over het dreigend isolement van wie de traditie niet respecteert. Dat probleem moeten we met de gemeenschappen zelf durven bespreken.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478057","id":1861,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1861?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Penris","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, u zegt dat iedereen trouwt met wie hij wil. Dat is de optie in de beste der werelden. In onze wereld is dat zo. In een ander deel van de wereld is dat echter niet zo. Er zijn mensen die niet trouwen met wie ze willen. Dat moet ook uw bekommernis zijn.
","sprekertitel":"Jan Penris"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Dit debat moet op een rustige manier worden gevoerd. We mogen daarbij niet vervallen in karikaturen en vooroordelen. We stellen echter vast dat bepaalde gemeenschappen fel verschillen van andere. Dat is geen verwijt maar een vaststelling. Daaraan gekoppeld zijn er ook de hoge echtscheidingscijfers die we niet kunnen loochenen.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478189","id":1900,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1900?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Hauthem","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, ik denk dat mevrouw Berx het had over de afstemming van het Vlaamse beleid op het federale beleid, los van de migratie via al dan niet gedwongen huwelijken. U hebt een inburgeringsbeleid op poten gezet waar wij kritiek op hebben gegeven maar waarvoor we ook onze appreciatie hebben uitgesproken. Zolang echter dat beleid niet wordt afgestemd op het federale beleid, blijft het dweilen met de kraan open.
We zitten nu met een programmawet in het federale parlement. De snelbelgwet wordt langs de ene kant een beetje verstrengd en aan de andere kant versoepeld. U doet misschien wel uw best. Als daar aan de andere kant van de straat geen gevolg aan wordt gegeven, is er een probleem.
Onze stelling is altijd geweest dat de verwerving van de nationaliteit het resultaat moet zijn van een bepaald proces. Ze mag geen cadeau zijn. We zullen dat debat hier niet meer voeren. Wat dat betreft, zitten we op dezelfde lijn. Wanneer zult u met uw collega's van de federale regering een ernstig debat voeren over dit onderwerp? U doet uw best om bepaalde zaken te realiseren. De federale overheid houdt er echter absoluut geen rekening mee. Nu zijn er weer diverse bepalingen waarbij de snelbelgwet opnieuw voor een aantal categorieën wordt versoepeld. U staat voor nieuwe uitdagingen. Waarschijnlijk zult u het decreet moeten aanpassen om de inburgering ook voor die gevallen toepasbaar te maken.
Het ene gaat niet zonder het andere. Als er niet minstens een afstemming is tussen de twee overheden, blijft het, ondanks uw moedige pogingen, dweilen met de kraan open. U moet daar eindelijk eens stelling in nemen.
","sprekertitel":"Joris Van Hauthem"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"We hebben deze discussie al heel wat keren gevoerd in de commissie. We moeten rekening houden met de constitutionele realiteit, waarbij integratie en inburgering een gemeenschapsbevoegdheid is, en de toegang tot het grondgebied en de nationaliteit een federale verantwoordelijkheid. De federale overheid heeft ondertussen een aantal stappen gezet en bepalingen verstrengd. Zo werd de leeftijd verhoogd. Dat valt ook niet te loochenen.
Daarnaast hebben we ook ten volle onze verantwoordelijkheid genomen via het Inburgeringsdecreet en de Wooncode. Mensen die hier terecht komen, hier wettelijk verblijven en ervoor hebben gekozen hun toekomst hier uit te bouwen kunnen daardoor bij ons ook maatschappelijk en sociaal functioneren.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478281","id":2846,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2846?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Berx","voornaam":"Cathy"},"sprekertekst":"We hebben die discussie al herhaaldelijk in de commissie gevoerd. Ook in de nota Stedenbeleid verwijst u naar de interministeriële conferentie met betrekking tot het spreidingsbeleid. U hebt gezegd dat het 'on hold' staat omdat op 1 oktober een nieuwe procedure in werking is getreden betreffende de asielzoekers. De boodschap was vooral om net dat thema op de interministeriële conferentie ter sprake te brengen. Het moet niet alleen over de spreiding gaan, maar ook over de afstemming tussen integratie, inburgering en het migratiebeleid.
U hebt gelijk als u zegt dat de discussie over de gezinshereniging en -vorming met de nodige pudeur moet worden gevoerd. Er ligt heel wat nuttig materiaal op tafel. Het lijkt me nuttig om die punten eens grondig te bespreken in de commissie voor Gelijke Kansen en Inburgering. Als we spreken met professor Timmerman valt op dat heel wat futiliteiten aanleiding geven tot een verdergaande migratie. De loutere band tussen Emirdag in Turkije en Gent bepaalt in heel grote mate of iemand al dan niet migreert in het kader van een huwelijk.
Nog crucialer is dat we als samenleving geen dubbele signalen mogen uitzenden. Daarom is het ook zo belangrijk dat die afstemming gebeurt. U zegt dat er een grondige discussie moet worden gevoerd en dat we die taboes ter sprake moeten brengen. Tegelijkertijd zendt de federale overheid andere signalen uit.
U zegt dat er een zekere verscherping is van het federale beleid. De Europese richtlijn werd omgezet in nationaal recht. Dat is echter op een heel beperkende manier gebeurd. De huwelijksleeftijd werd inderdaad opgetrokken tot 21 jaar. Wel zijn daar uitzonderingen op. Het gevolg zou kunnen zijn dat mensen vroeger kinderen krijgen. Dat is immers een mogelijkheid om van de leeftijdsregel af te wijken.
Die leeftijdsbepaling is belangrijk omdat ze een rem zet op gearrangeerde huwelijken. Men maakt kinderen en volwassen weerbaarder als die leeftijd wordt opgetrokken. Er zijn echter mogelijkheden om de regel te omzeilen.
Het meeste cruciale element is dat voor het eerst het verblijfsrecht gekoppeld kan worden aan het volgen van een inburgeringstraject. Wanneer mensen niet voldoen aan de inburgeringsplicht van een regio of lidstaat van de Europese Unie, dan kan alleen al op grond daarvan het verblijfsrecht worden afgenomen. Deze dingen zijn echt wel cruciaal om een sterk inburgeringsbeleid te voeren. We moeten roeien met de riemen die we hebben, maar het meest efficiënte instrument is de inburgering. Het recht op het eerbiedigen van het gezinsleven - het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens - geldt voor bestaande gezinnen en niet voor gezinsvorming. De samenleving moet een eenduidig signaal geven, want anders komen we er niet uit.
","sprekertitel":"Cathy Berx"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"Ik wil tot slot nog iets zeggen met betrekking tot betaalbaar wonen. Mevrouw Heeren, er zijn geen vingerknipoplossingen, maar er kunnen wel een aantal dingen gebeuren. De optie van minister Van Mechelen waarbij openbare besturen zelf hun gronden op de markt brengen, is een eerste manier om druk van de markt te halen. Dat kan een eerste aanzet tot oplossing zijn.
Gemeenten kunnen bij grote verkavelingen afspraken maken met privéverkavelaars waarbij ze iets doen voor de middengroep. Dat zijn gezinnen die te rijk zijn voor een sociale woning, maar net niet geld genoeg hebben om op de privémarkt een woning of bouwgrond te kopen. Er kan dan met een soort PPS-formule worden gewerkt. Er kunnen eigen gemeentelijke verkavelingen worden gerealiseerd en sociale woningen worden gebouwd. Er kunnen premiestelsels worden uitgewerkt. Er is geen alleenzaligmakende formule. Er zijn een aantal opties die ter beschikking staan van de gemeentebesturen. De ene optie zal voor het ene bestuur al wat makkelijker in praktijk te brengen zijn dan de andere, maar er zijn mogelijkheden waarop ze allemaal kunnen terugvallen.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478358","id":1824,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1824?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Heeren","voornaam":"Veerle"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, wanneer wordt de renovatiepremie van kracht?
","sprekertitel":"Veerle Heeren"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1482713","fractie":{"id":1279901,"kleur":"003d6d","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737105","naam":"Open Vld","zetel-aantal":14},"id":1834,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1834?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Keulen","voornaam":"Marino"},"sprekertekst":"De facturen gelden in elk geval vanaf begin 2006. Daarmee gaat geen tijd verloren. De hele procedure zal waarschijnlijk in februari 2007 zijn afgerond, maar al vanaf 2006 gelden de facturen en kunnen de kosten voor een stuk worden gerecupereerd via de premie, met 10.000 euro als plafond.
","sprekertitel":"Minister Marino Keulen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Dan gaan we nu over tot de bespreking van het onderdeel Leefmilieu, Natuur, Landbouw, Visserij, Plattelandsbeleid, Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed, Openbare Werken, Mobiliteit en Energie.
De heer Callens heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478507","id":2758,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2758?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Callens","voornaam":"Karlos"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw en heren ministers, collega's, ik wil het vooral hebben over de landbouw. We hebben nu al genoeg gehoord over inburgering en wonen. Er is immers ook nog de landbouw. Ik zal kort zijn. De Vlaamse landbouw heeft een goed jaar achter de rug. Het zal u niet verwonderen dat ik als pleitbezorger van het telen van biobrandstoffen erg verheugd heb vastgesteld dat vooral de akkerbouwers dankzij de markt van biobrandstoffen hun inkomen met liefst 17,5 percent hebben zien toenemen.
Dat is economisch fantastisch nieuws, want zo kunnen landbouwers vermijden dat een deel van hun areaal braak blijft liggen. Voor de varkenssector betekent dit dat men wegens MAP 3 en het stimuleren van mestverwerking niet langer wordt gedwongen de varkensstapel af te bouwen. Dat nieuws zet meteen ook de critici een neus die menen dat landbouw en ecologie niet hand in hand kunnen gaan. Dat is een belangrijke vaststelling.
De goede resultaten poetsen het imago van de sector op en maken hem een stuk attractiever voor jongeren. Dat is een hart onder de riem van de sector, want die heeft de afgelopen jaren serieus wat opdoffers moeten incasseren. Een zwaluw maakt echter de lente niet. Het hoerasfeertje moet worden genuanceerd. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de verbetering er deels is gekomen wegens de slechte resultaten van de afgelopen jaren. Bovendien is de financiële winst vaak gerealiseerd ten gevolge van negatieve omstandigheden. Zo heeft het slechte klimaat de oogst van een aantal akkerbouwproducten - aardappelen op kop - serieus aangetast, met prijsstijgingen tot gevolg.
De goede resultaten van onze varkenssector zijn grotendeels het gevolg van een verschuiving van de buitenlandse vraag nadat in Duitsland de varkenspest heeft gewoed. En laat ons in het algemene plaatje niet vergeten dat de kippenkweek en de melkveehouders niet delen in de hoogconjunctuur. Het tegendeel is waar. De melksector moet trouwens goed worden voorbereid op de liberalisering van 2015, wanneer de melkquotaregeling wordt stopgezet.
Toch zijn we blij te mogen vaststellen dat onze landbouw in een zich globaliserende economie levensvatbaar blijft. Dat is niet echt verwonderlijk, want onze exportgerichte Vlaamse land- en tuinbouwsector wapent zich al jaren tegen de internationale concurrentie met een intensieve en innovatieve aanpak. Wie vandaag nog gelooft dat we moeten terugkeren naar de tijd van de kleinschaligheid is niet alleen naïef, maar hypothekeert het voortbestaan van onze land- en tuinbouwsector.
Een van de allerbelangrijkste opdrachten voor het beleid is integendeel te streven naar een grotere professionalisering van de land- en tuinbouw. Dat vergt grote flexibiliteit en zware investeringen. De aanpassing van de sector aan de voortschrijdende mondialisering van de economie en het wegvallen van de marktbescherming verplicht ons om de land- en tuinbouwers op alle vlakken zo goed mogelijk te wapenen en innovatie aan te moedigen, zodat zij goed omkaderd en met de beste competenties hun stiel rendabel kunnen uitoefenen.
Ik wens ook aandacht te vragen voor enkele bijzondere punten die van belang zijn voor het toekomstige beleid.
In de loop van volgende maand verwachten we een voorstel van de Europese Commissie over de wijziging van de bestaande marktverordening van groenten en fruit. De huidige GMO is voor Vlaanderen relatief interessant. We rekenen erop dat de minister-president, gesterkt door het memorandum dat we samen met hem hebben opgesteld, de centrale rol van de telersvereniging kan behouden en haar werking en structuur zo flexibel mogelijk kan uitwerken.
Gezien de grote energiekosten, zou ik willen stellen dat de Vlaamse Regering investeringen voor rationeel energiegebruik.in de glastuinbouw ten volle moet stimuleren. Ik meen zelfs dat de aanwezige minister daar wel iets zal aan doen. Overigens hopen we dat er in de loop van het volgende jaar een doorbraak komt voor de glastuinbouwbedrijvenzones. Minister Van Mechelen heeft immers aangekondigd voorstellen te zullen uitwerken over initiatieven vanuit het provinciale niveau, omdat dit daarvoor het meest geschikt is.
Ondanks de afname van de varkensstapel wordt er veel geïnvesteerd in deze sector. Daarom vragen we hoofdzakelijk steun van het VLIF. Ten slotte vragen wij de minister-president om initiatieven voor zelfvermarkting, hoevetoerisme of niche-producten te blijven stimuleren. Ik dank u voor uw aandacht.
","sprekertitel":"Karlos Callens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Penris heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478057","id":1861,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1861?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Penris","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, ik heb met veel plezier collega Callens van het platteland voorrang gegeven, al was het maar omdat ik als stadsmens in de toekomst van de landbouw blijf geloven.
Minister Peeters, ik ben vandaag een gelukkige man. Ik heb zojuist de bevestiging gekregen dat we deze vrijdag de fameuze maquette kunnen gaan bewonderen. Ik nodig u dan ook uit om u bij ons commissiebezoek aan te sluiten. U bent een man van uw woord en dat siert u. U hebt een interessant departement. Alles wat u investeert, rendeert ook. Elke meter beton, elke meter kade, elke brug die u bouwt, brengt in veelvoud op. Men zou voor minder minister voor Openbare Werken willen zijn. In tegenstelling tot de minister voor Financiën die het allemaal moet betalen, hebt u een mooie en aangename job. Vandaar dat we voor hem met onze kritiek wat milder zullen zijn.
Als u, zoals uw regering, werkelijk de ambitie koestert om van Vlaanderen een distributieland te maken en Vlaanderen als distributieland dat het altijd al is geweest, te behouden dan zult u een tandje moeten bijsteken en meer investeren dan uit de begroting van vandaag blijkt.
Ik heb op 10 juli de fameuze nota van u en uw collega Leterme gelezen en vastgesteld dat over Vlaanderen als distributieland heel weinig is gezegd, een drietal bladzijden niet te na gesproken. We moeten Vlaanderen als het logistieke centrum van Europa behouden. Wie zou dat niet zeggen? We moeten ervoor zorgen dat Vlaanderen maritieme snelwegen krijgt. Ik reken u daar op af, al vind ik daar niets op de begroting van terug. En we moeten in onze luchthavens blijven geloven. Daar kom ik straks op terug.
Ondertussen zijn er de cijfers van de Nationale Bank, die de benaming Vlaanderen distributieland ondersteunen. De Belgische havens hebben in 2005 voor een totale toegevoegde waarde van 15,35 miljard euro gezorgd. In 2004 was dat nog maar iets meer dan 14 miljard euro. Ook de werkgelegenheid steeg aanzienlijk. In en rond de havens werken op dit moment 118.000 mensen. De haven van Antwerpen is daarbij koploper. De ontslagnemende voorzitter Leo baron Delwaide heeft er samen met zijn hele bestuur voor gezorgd, dat twee derde van die hele omzet wordt gerealiseerd in Antwerpen. Ook de haven van Gent doet het goed. De haven van Zeebrugge blijft het goed doen. Ook de haven van Oostende doet het goed en zelfs de binnenhaven van Luik doet het niet slecht.
Dat alles bewijst dat Vlaanderen een distributieland bij uitstek is. Ik denk dat we de ambitie moeten hebben om dat te blijven. In uw begroting zie ik dat het ook voor u menens is. In het kader van de Sigmawerken zijn er een aantal verdiepingswerken aangekondigd. Daar is 54,6 miljoen euro extra voor vrijgemaakt. U blijft, mijnheer de minister, bij het uitbaggeren de tijgebonden infrastructuur financieren. U laat de Schelde uitdiepen, maar ook de tijkaaien, voor 26,3 miljoen euro. U laat de Scheur en de Pas van het Zand verdiepen, de belangrijkste hinderpalen voor de toegang tot Antwerpen. U hebt de ambitie om het Kluizendok verder te realiseren. Het Deurganckdok moet verder afgebouwd worden. En de Toyotaterminal in Zeebrugge is ook een van uw bekommernissen.
Maar dat alles zal niet volstaan om van Vlaanderen het distributieland te maken dat we allemaal in gedachten hebben. We hebben nood aan een tweede sluis in Terneuzen, we hebben nood aan een tweede sluis in de Waaslandhaven, we hebben nood aan de modernisering van de Kattendijksluis, we hebben nood aan de realisatie van een Saeftinghedok.
U bent ook voorstander van de modernisering van onze waterwegen. U laat een gedeelte van het Albertkanaal verbreden en verdiepen. Ik hoop dat u rekening houdt met het aansluiten van Merksem op de rest van de stad. U doet een aantal prefinancieringsinspanningen voor spoorwerken. Dat is goed, want ik denk dat we inspanningen moeten doen voor de Liefkenshoekspoortunnel en de spoorverbinding naar Zeebrugge. Laten we ook voor de IJzeren Rijn aan prefinanciering denken, want ik vrees dat de NMBS hier haar verantwoordelijkheid niet gaat nemen.
We weten dat de hele BAM steeds duurder wordt. De initiële begroting bedroeg 1,45 miljard euro. Op dit moment verwacht men een totaal kostenplaatje van minimum 3,51 miljard euro. Wie realistisch is, weet dat dit bedrag nog zal oplopen. Wij hebben de BAM destijds mee opgericht en goedgekeurd omdat we dachten dat zij het PPS-vehikel bij uitstek zou kunnen zijn om de kosten te dekken. Wij hebben moeten vaststellen dat de banken niet meer meedoen en dat er dus een nettofinancieringstekort is van ettelijke honderden miljoenen euro. U gaat misschien - u hebt daarover vorige week geen uitsluitsel kunnen geven en uw minister van Financiën al evenmin - het gat dichtrijden of het althans proberen door de integrale opbrengst van de verkoop van de GIMV-aandelen, goed voor 129 miljoen euro, in de BAM te steken.
Ik wil u tijdens deze begrotingsbesprekingen nogmaals vragen of we daarop mogen rekenen of niet. Ik lees daar niets over in de stukken die ik ter beschikking heb gekregen. Uiteraard niet: u hebt redenen om te zeggen waarom niet. Maar uw minister van Financiën, een vooruitziend man, zal u misschien kunnen depaneren.
Mijnheer de minister, er moet mij nog één iets van het hart. Het is een beetje spijtig dat we voor dergelijke belangrijke projecten altijd op de PPS moeten terugvallen. Zou deze regering, wanneer ze het meent met Vlaanderen distributieland dan niet minstens de ambitie kunnen hebben om in haar reguliere begroting de middelen te vinden om al deze nuttige projecten te financieren? En zou ze, als ze die middelen niet vindt, niet op zoek kunnen gaan naar middelen om die projecten te financieren? Wij hebben in de commissie Openbare Werken regelmatig kunnen spreken en hardop denken over het wegenvignet, dat buitenlandse gebruikers van ons dichte wegennet tot medebetalers van de infrastructuur zou kunnen maken. Zeker nu in het Duitse parlement steeds luidere stemmen opgaan om de Autobahn een wegenvignetstatuut te geven. Mijnheer de minister, het is een open, retorische vraag. Ik vermoed in welke richting u denkt, ook uw collega van Mobiliteit mag hierop een antwoord geven. (Applaus bij Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Jan Penris"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478445","id":2801,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2801?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Demeulenaere","voornaam":"Stern"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, naar aanleiding van de begrotingsbespreking Leefmilieu had ik graag een aantal elementen in het beleid aangestipt die voor de VLD in 2007 belangrijk zijn.
Ten eerste stellen we tot ons genoegen vast dat de minister, althans budgettair, opnieuw meer werk maakt van het dossier bodemsaneringen. Het nieuwe decreet, dat op initiatief van het parlement en de regering tot stand kwam en dat de aanloop kan zijn voor een hernieuwd beleid wekt in die sector veel verwachtingen. De minister trekt dan ook terecht meer middelen uit voor de ambtshalve uitgevoerde saneringen van vorig jaar. De VLD hoopt daarenboven dat door de andere hiërarchie van verantwoordelijkheden, die door het nieuwe decreet wordt vastgesteld, en door de participatie van die sectoren door middel van bodemsaneringsorganisaties nog bijkomende middelen zullen worden gegenereerd, zodat een realistische sanering van de betrokken gronden mogelijk wordt.
Dit is dus voor ons een voorbeeld van een beleid dat oog heeft voor de medeverantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Daarbij willen wij er wel op aandringen om bij de sanering van een aantal sites oog te hebben voor de nood aan bijkomende kmo- en industriezones. In samenwerking met geïnteresseerde bedrijven kan een dergelijke sanering op die manier een win-winsituatie worden.
Nog zo'n nieuw decreet is het MAP, dat we vandaag bespreken en dat volgend jaar hopelijk zal worden uitgevoerd. Mijnheer de minister, het ziet ernaar uit dat we eindelijk een definitieve oplossing krijgen waarmee, verwonderlijk genoeg, zowel de landbouw als de natuursector blijken te kunnen leven.
Na de problemen die we in de afgelopen jaren met dit dossier in Europa hebben gehad, lijkt dit de laatste kans om de milieudoelstellingen te halen. Daarom is het lukken van de mestverwerking cruciaal. De VLD heeft die oplossing al in het begin van de jaren 90 naar voren geschoven. Nu blijkt dat we niet zonder kunnen. We willen bij de minister aandringen op realistische verwerkingsnormen.
Ook de handhaving zal een niet te onderschatten uitdaging zijn. Het belangrijkste is dat aan de landbouwers rechtszekerheid kan worden gegeven. Niemand kan ontkennen dat het afvalbeleid in Vlaanderen hoge toppen scheert. De tijd is rijp om ervoor te zorgen dat, rekening houdend met de toegenomen verbrandingscapaciteit, het storten zoveel mogelijk tot het verleden behoort.
De veranderingen inzake de heffingsstructuur lijken de juiste stap op het juiste moment. De VLD denkt dat we op dit vlak niet mogen blijven stilstaan. We moeten kijken naar de nieuwe evoluties inzake afvalverbranding, waar we verschillende technieken ontwaren die het mogelijk maken een beter energierendement te halen en een nog betere selectie door te voeren.
De VLD is ook blij met de verhoging van het budget voor de aanleg van de gemeentelijke riolering, en de vereenvoudiging van de procedures om die subsidies aan te vragen, waardoor de dossiers sneller worden afgewerkt. Dit was in het verleden een ernstig knelpunt, wat de niet zo populaire beleidsoptie van de aanleg van de rioleringen voor de gemeenten niet echt bevorderde. Ondertussen lijken de wijzigingen in het beleid, waarbij de drinkwatermaatschappijen een grotere rol spelen, op kruissnelheid gekomen. De VLD wil dat de inspanningen van de gemeenten beleidsmatig worden ondersteund. Hoe zullen de middelen worden aangewend die uit de verkoop van de Indaver-aandelen voortvloeien? Daarnaast is het belangrijk om sensibiliseringsacties op alle betrokken terreinen vol te houden. Voorkomen is beter dan genezen. Zonder de medewerking van al de burgers is het onmogelijk om een degelijk milieubeleid te voeren. Dan blijft alleen een schoonmaakbeleid over, wat normaliter een kostelijke aangelegenheid wordt.
Het verstrekken van correcte en objectieve informatie aan de bevolking is, zonder te vervallen in doemdenken en paniek zaaien, heel belangrijk. De brochure over de reductie van CO2-uitstoot was een voorbeeld van hoe het in de toekomst wel moet. We vragen dat dergelijke inspanningen op alle leefmilieuterreinen worden volgehouden.
We moeten ophouden met het leefmilieubeleid en de daarbijhorende technologieën als een noodzakelijk kwaad te zien. Leefmilieu is een economisch goed. Technologieën die betrekking hebben op het vrijwaren ervan of het beperken van de milieuvervuiling van welke aard ook kan economisch interessant zijn in Vlaanderen en in het buitenland. Vlaanderen staat op het vlak van milieutechnologie aan de kop van de wereld, op alle beleidsterreinen. Het is daarom belangrijk dat de Vlaamse regering signalen stuurt naar onze bedrijfswereld en onderzoeksinstellingen, dat inspanningen en onderzoek op dit vlak worden bevorderd.
Dat kan door innovatieve projecten te ondersteunen op het vlak van milieutechnologie in alle vormen en met alle middelen. Wegens het toegenomen belang van de leefmilieuproblematiek in heel de wereld kunnen de technieken die we toepassen of ontwikkelen inzake de beperking van de milieuvervuiling een economisch goed worden, en voor een sterk terugverdieneffect zorgen. We kunnen daarmee een voorsprong behalen die ons op dit beleidsdomein vooraan plaatst. De VLD vraagt dat u, mijnheer de minister, samen met de minister van Economie, daarvoor ernstige inspanningen wilt leveren. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Stern Demeulenaere"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Martens heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478249","id":2819,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2819?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Martens","voornaam":"Bart"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, beste minister, beste collega's, sta me toe even kort in te zoomen op de beleidsbrieven Milieu en Energie en op het programmadecreet.
Het heeft ons aangenaam verrast dat het economisch instrumentarium in het milieubeleid drastisch gerenoveerd is. Het plezierde ons enorm dat de grondwaterheffing verhoogd is in de gebieden waar de grondwaterlagen schrikbarend dalen. In een deel van het Waasland en het oosten van de provincie Antwerpen wordt voorzien in een hogere grondwaterheffing. Hetzelfde geldt voor de waterwinningen uit afgesloten lagen, die zeer traag natuurlijk worden aangevuld. Op die manier kunnen we voorkomen dat er nog een grotere verdroging van het milieu ontstaat en dat de industrie die van dat hoogwaardige grondwater gebruik moet maken op termijn met droogvallende putten wordt geconfronteerd.
Een ander economisch instrument dat is gerenoveerd, is het instrumentarium van de afvalheffingen. Het doet ons bijzonder veel plezier dat de stortheffing voor brandbaar afval dermate is opgetrokken, dat storten niet langer een goedkopere optie blijkt dan het verbranden en het termisch valoriseren van brandbaar afval. Op deze manier wordt de afvalbeheershiërarchie, die energierecuperatie boven storten plaatst, beter gerespecteerd.
Ook de afschaffing van de vrijstelling van de heffing op het verwijderen van sorteer- en recyclageresidu's, kan ervoor zorgen dat de achterpoort, die in de praktijk werd misbruikt om heel veel afvalstoffen zonder heffing te verwijderen, wordt gesloten.
Ook voor de lozingen van afvalwater wordt het heffingtarief verhoogd. Ik denk dat dat correspondeert met het principe dat de vervuiler betaalt en tegemoetkomt aan de vraag van de Europese Unie om het terugwinningsbeginsel vorm te geven en een deel van de kosten die de overheid maakt voor het inzamelen en zuiveren van afvalwater te recupereren.
Mijnheer de minister, ik denk wel dat we er effectief voor moeten zorgen dat de middelen die de gemeenten via de eengemaakte waterfactuur en de gemeentelijke saneringsbijdrage van de burgers innen, ook effectief worden besteed. Met de zoneringplannen zullen we weten waar uiteindelijk gerioleerd zal moeten worden en waar de burger individueel zijn afvalwater zal moeten zuiveren. Maar ik denk dat we via uitvoeringsplannen ook moeten aangeven hoe en wanneer gerioleerd zal moeten worden. Het zou spijtig zijn als de burger door de rioolbijdrage geresponsabiliseerd wordt, maar de gemeenten achterblijven. We denken dat in het programmadecreet een goede aanzet is gegeven om er via de economische instrumenten voor te zorgen dat onze watersystemen minder vervuild worden en minder verdrogen en dat de hoeveelheid te storten afval aanzienlijk zal verlagen.
Het succes van de milieuheffingen, die ook al in het verleden vruchten hebben afgeworpen, toont ook de zwakte van het milieubeleid. Naarmate de milieuheffingen succes hebben en de vervuiling effectief vermindert, nemen de opbrengsten voor de milieubegroting en het Minafonds af. Mijnheer de minister, ik denk dat we moeten nagaan hoe we dat kunnen ondervangen.
Misschien kunnen we, naar analogie met het leeg laten lopen van een luchtmatras, waar eerst op een compartiment wordt gedrukt tot de lucht er volledig uit is, ook andere compartimenten aanpakken en bijvoorbeeld voor de lozingen in de lucht een regulerende, gedragssturende heffing instellen. Ik weet dat u daarover al onderzoek hebt verricht, maar ik denk dat het tijd is dat het onderzoek ook iets oplevert, want uit het recente milieu- en natuurrapport blijkt dat we voor de lozingen in de lucht nog een inhaalbeweging moeten maken, zeker voor de ozonvormende en verzurende stoffen zoals stikstofoxide. Als we daarvoor niet dringend een tandje bijsteken, zullen we de Europese richtlijn, die ook ons land een uitstootplafond oplegt voor ozonvormende en verzurende stoffen, niet halen.
Het is tijd om op te leveren, en om op basis van het uitgebreid onderzoek dat is verricht, knopen door te hakken en ofwel bijkomende emissiereducties via 'command and control' en via het vergunningenbeleid af te spreken, ofwel met meer marktconforme instrumenten de bijkomende inspanningen te laten realiseren.
Het doet ons plezier dat in het huidige klimaatbeleidsplan al 80 percent van onze reductiekloof wordt gerealiseerd met interne maatregelen, met het terugdringen van de uitstoot in de eigen regio. We hopen dat daar ook de middelen voor kunnen gevonden en gegarandeerd worden. We hebben die oefening op vraag van de heer Sannen in de commissie gemaakt. In die zin denken we dat het nuttig en nodig is om de task force van het klimaatbeleidsplan te laten nagaan in welke mate ook in andere beleidsdomeinen de middelen al effectief gereserveerd zijn en, zo neen, in welke mate er in het kader van de meerjarenbegroting alsnog in kan worden voorzien.
Blijft natuurlijk nog de kloof van 20 percent. Als we die resterende reducties volledig zouden moeten afkopen met de aankoop van emissierechten of emissiekredieten in het buitenland, zal ons dat ook handenvol geld kosten, meer bepaald 170 miljoen euro. Daarvan is voorlopig maar een goede 30 miljoen euro effectief vastgelegd. We hopen dat in de eerste plaats wordt gekeken in welke mate het resterende bedrag niet gebruikt kan worden om bijkomende, aanvullende maatregelen in eigen regio te financieren en te kijken of er vanuit de maatschappij, zoals initiatieven van bedrijven, lokale besturen en noem maar op, geen bijkomende emissiereducties in de eigen regio gerealiseerd kunnen worden. Uiteindelijk zorgen die extra reducties in Vlaanderen ook voor bijkomende economische activiteit en werkgelegenheid en een verbetering van onze eigen luchtkwaliteit. Het maakt onze economie ook competitiever, want vanaf het ogenblik dat die bijkomende investeringen zijn afbetaald, zorgt dit voor een blijvende daling van onze productiekosten.
Wat ons betreft, moet nagegaan worden in hoeverre nog aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen om het gat dicht te rijden. We denken dat het systeem van audits en van de gratis energiescans, die recent door de regering zijn goedgekeurd, het verborgen besparingspotentieel duidelijk zichtbaar kunnen maken en dat instrumenten zoals de energiesnoeiers er toe kunnen leiden dat het energiebesparingspotentieel effectief wordt benut. (Applaus)
","sprekertitel":"Bart Martens"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Daems heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478425","id":2790,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2790?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Daems","voornaam":"Rudi"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, beste collega's, mijnheer Penris, de ambitie die u daarnet hebt tentoon gespreid wat betreft de investeringen in openbare werken en mobiliteit, vindt onze fractie jammer genoeg niet terug in het leefmilieuverhaal. Dat was ook de rode - of groene - draad doorheen onze kritiek de voorbije weken in het debat in de commissie. Het beleid van de minister van Leefmilieu loopt niet bepaald over van ambitie terwijl er duizend-en-een redenen zijn om dat wel te doen. Zoals de milieubeweging vorige vrijdag nog zei: er gaapt een ongelooflijk grote kloof tussen de retoriek van de Vlaamse Regering en de praktijk van het Vlaamse milieubeleid.
Mijnheer de minister, het zal u niet verbazen dat ik terugkom op vorige vrijdag, toen we samen aanwezig waren op de presentatie van het MIRA-rapport 2006 dat ikzelf als heel belangwekkend beschouw. Ik ga niet de berg informatie doorlopen. Uzelf bent ook een pleitbezorger en voorvechter van 'facts and figures'. Welnu, vorige vrijdag zijn een aantal 'facts and figures' gepresenteerd die de moeite waard zijn om even bij stil te staan.
Het is inderdaad niet voor alle parameters kommer en kwel. Eerlijkheidshalve moeten we dat zeggen. Wat een aantal parameters betreft, gaan we de goede richting uit, maar voor een aantal heel belangrijke parameters zijn we nog heel ver weg van goed nieuws.
Mijnheer de minister, een aantal cijfers hebben me verrast, en u ook, vermoed ik. Zo weten we allemaal dat we wettelijk in de problemen zitten om de daggrenswaarden qua fijn stof te halen. Zeer merkwaardig is de vaststelling dat Vlaanderen tweemaal meer fijn stof exporteert en dus tweemaal meer gezondheidsschade veroorzaakt in de buurlanden dan de uitstoot afkomstig uit het buitenland hier aanricht. Die schade gaat zelfs tot in Scandinavië. Dat is niet gering.
Een aantal vaststellingen met betrekking tot het klimaat zijn niet echt verrassend. Nog steeds is 83 percent van onze uitstoot van broeikasgassen een rechtstreeks gevolg van het energiegebruik. Daartegenover staat dat slechts 1 percent van ons primair energiegebruik afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen, zoals wind en zon. Wat dat laatste betreft, bengelen we dus onderaan de rangschikking. De industrie scoort als sector vrij goed wat het behalen van die Kyotodoelstellingen betreft. Heel opvallend is echter dat die winst toe te schrijven is aan één ingreep van één bedrijf. Dit werpt een ander licht op het cijfer dat de industrie behaalt inzake broeikasgassen.
Ook opvallend was de informatie die ons bereikte over de bagger- en ruimingsspecie. In Vlaanderen zitten we met 24 miljoen kubieke meter vervuilde specie. Jaarlijks komt er daar, door lozingen en erosie, 2 miljoen kubieke meter bij, terwijl we in het beste geval 1 miljoen kubieke meter van deze specie daadwerkelijk geruimd krijgen. We dweilen dus met de kraan open. Er is dus een extra inspanning nodig in dat baggerspeciebeleid.
Onze conclusie was en is dan ook dat er meer naar economische en financiële instrumenten moet worden gegrepen. Naast het bestaande sensibiliseren, met het CO2-Toncontract en dergelijke, is er een doortastend beleid nodig met betrekking tot het economische instrumentarium. We zijn immers niet alleen een ecologische schuld aan het opbouwen, maar ook economisch zijn we de toekomst zwaar aan het belasten. Iedereen begint nu stilaan de skilatten boven te halen. U misschien ook. Ik niet. Het zal een ongelooflijk grote economische aderlating zijn voor de mensen die in Zwitserland, Frankrijk en Oostenrijk de komende maanden 80 miljoen toeristen verwachten.
Hetzelfde geldt voor de overstromingen. Het MIRA-rapport stelt duidelijk dat aan onze kust de zeespiegel elk jaar met gemiddeld 2 millimeter stijgt. Dit gaat, aldus het rapport, een economische kostprijs met zich meebrengen. De vraag rijst wanneer we ons beleid daarop gaan afstemmen. Een paar weken geleden was ik aanwezig op een studiedag, waar het hoofd van de leefmilieudienst van Londen verklaarde dat we er helemaal niet zullen komen met ons klimaatpreventiebeleid, en dat we heel dringend werk moeten maken van een adaptatiebeleid. Als we dat niet doen, aldus de man, dan mogen we tussen vandaag en een jaar of twintig rekenen op een kostprijs van 80 miljard pond voor de opgelopen schade. Dan heb ik het over de schade aan onroerend goed, over het verlies aan ruimte, over de kosten inzake gemeenschapsvoorzieningen en dergelijke meer.
Eenzelfde economisch betoog kunnen we houden, uiteraard naast het ecologische, met betrekking tot de bagger- en ruimingsspecie. Het MIRA-rapport zegt dat veel meer specie dan vandaag het geval is als secundaire grondstof, dus als bouwstof, kan worden ingezet. Het zou gaan over 80 percent, volgens het rapport. Dit is een win-winsituatie op alle vlakken. Er moet minder worden gestort, wat maatschappelijk en economisch een voordeel is. We winnen ook doordat er minder primaire grondstoffen, zoal klei, leem en grind, moeten worden bovengehaald, wat een economisch voordeel oplevert.
Wat houdt ons tegen, mijnheer de minister? De factuur houdt ons tegen, de kostprijs. Het kost inderdaad meer om de specie te recycleren. Ik vraag me af waar de economische instrumenten blijven om er werk van te maken. Ik zie echter het tegenovergestelde. In het programmadecreet wordt niet voorzien in een verhoging van de heffing op het storten en ruimen van baggerspecie, maar in een verlaging van de heffing. Zoals de MiNa-Raad fijntjes opmerkte, is dit verlaagde tarief niet bepaald compatibel met meer hergebruik van dat soort bagger- en ruimingspecie.
Ik keer nog even terug naar het algemene budget. Mijnheer de minister, ik hoor u in de commissie graag vertellen dat leefmilieu niet het stiefmoederlijk behandelde kindje in het Vlaamse budget is. We zitten met 4,7 percent inderdaad opnieuw op het niveau van het begin van de jaren 2000, maar tegelijkertijd moeten we erkennen dat het budget voor leefmilieu onder druk staat door de almaar dalende inkomsten uit heffingen. Er moeten nieuwe inkomstenbronnen worden gezocht. Ik zou u daarom twee belangrijke vragen willen stellen.
Ten eerste, wanneer zult u werk maken van meer economisch instrumentarium om het beleid dat vandaag traagjes voortkabbelt, een beetje daadkrachtiger te maken? Ik denk bijvoorbeeld aan een bijsturing van de verkeersbelasting in de zin dat de milieuvriendelijkheid van een wagen meer wordt beloond, aan een verandering van het fiscaal stelsel voor bedrijfwagens - al weet ik dat dit niet tot uw bevoegdheden behoort - , aan een heffing op de uitstoot van luchtverontreiniging en aan een forse Kyotopremie voor iedereen die aan zijn woning wil werken in plaats van de wirwar aan subsidies waardoor heel veel mensen door het bos de bomen niet meer zien.
Mijn tweede vraag gaat over een verhoging van de algemene middelen. De lucratieve verkoop van Indaver is een opportuniteit. Wij voeren een pleidooi om al deze middelen integraal naar leefmilieu te laten vloeien. Ik ben benieuwd naar het standpunt hierover van uw regering en zeker naar dat van u.
Ik sluit af met een beeldspraak die ook vorige vrijdag tijdens de voorstelling van het MIRA werd gebruikt: de vergrijzing is almaar meer een feit, niet enkel onder onze bevolking, maar ook in ons leefmilieu en het is hoog tijd dat ook daarvoor een zilverfonds wordt aangelegd. (Applaus bij Groen!)
","sprekertitel":"Rudi Daems"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Peumans heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer de voorzitter, heren ministers, mevrouw de minister, collega's, u weet dat mobiliteit en openbare werken mij bijzonder interesseren. Ik stel vast dat zowel in de beleidsbrief als in de begroting sprake is van het verder uitvoeren van wat nog altijd een ontwerp van mobiliteitsplan Vlaanderen heet.
Minister Van Brempt heeft toegezegd om een tussentijdse stand van zaken te geven over de uitvoering van het mobiliteitsplan Vlaanderen. We zouden dat erg op prijs stellen en het is een goede oefening die het parlement kan maken. Ik vind het nog steeds een goed mobiliteitsplan, maar we hebben natuurlijk niet de traditie zoals in Nederland waar de verkeers- en vervoersplannen regelmatig worden geactualiseerd.
Mevrouw de minister, het is ook positief dat u voor wat de basismobiliteit betreft, voort gaat inzetten op het netmagagement. We hebben daar al een uitgebreide discussie over gehad in de commissie. Op een bepaald moment moet een kosten-batenanalyse gemaakt worden en moet men durven toegeven dat bijkomende investeringen disproportioneel worden. Volgens mij moeten we opteren voor het taxigebruik of het maximaal inzetten van wat u een openbaarvervoerauto noemt, maar in feite een ordinaire taxi is. Taxigebruik zal in een aantal gevallen veel goedkoper zijn dan de systemen die we op dit ogenblik kennen.
Een derde punt is het beïnvloeden van wat zo mooi de modal shift wordt genoemd, om mensen meer naar het openbaar vervoer te krijgen. Dat is een van de middelen om congestie te vermijden.
Er zijn een aantal factoren van belang. Prijszetting is daar één van, maar zeker niet de belangrijkste. Er wordt veel gepraat over het gratis openbaar vervoer, maar daar ga ik niet verder op in. Frequentie, comfort, flexibiliteit en vooral onderlinge afstemming zijn van even groot belang. Carpoolinitiatieven, zoals Cambio, zijn weliswaar goede initiatieven, maar ik vind dat de creativiteit rond het gebruik van de taxi niet ver genoeg gaat.
Wat betreft de beeldvorming hoop ik dat het veiligheidsplan, dat u op het getouw zet, het openbaar vervoer niet verder zal besmeuren met allerlei incidenten. U weet dat ik dat overdreven vind. Ik hoop dat u nu eindelijk eens, samen met de federale minister van Binnenlandse Zaken, de protocollen die een aantal jaren geleden zijn afgesloten, effectief gaat uitvoeren.
De grootste bedreiging van het openbaar vervoer is op dit moment de zelfdekkingsgraad. Ik blijf dat herhalen. Vroeg of laat komen we voor het probleem te staan dat de kostendekking van De Lijn niet meer betaalbaar is. We moeten de reiziger blijven vragen dat hij een prijs betaalt voor kwaliteit. Maar aan de andere kant moeten we blijven benadrukken dat de wagen altijd externe kosten met zich meebrengt, die niet door de gebruiker betaald worden.
In het geval van het wegenvignet zeggen we dat er geen bijkomende belasting mag zijn voor onze burgers, en dus laten we de buitenlanders betalen. Ik vraag mij af wat we nu eigenlijk doen met dat wegenvignet en wat we ermee willen bereiken. Volgens mij vervangen we gewoon de ene belasting door een andere. We laten de buitenlanders betalen en daarmee is de kous af. Ik krijg de indruk dat dat inderdaad het doel is van dat verhaal.
Ik hoop dat MOBER en MER nu eindelijk geïmplementeerd gaan worden. De Vlaamse Regering heeft vorige week heel het project voor de stationsomgeving van Gent goedgekeurd. Ik zou graag weten wat het milieu-effectrapport daarvan zegt, want dat is nu eens een investering die heel veel verkeer aantrekt, waarbij men een stadsautosnelweg tot bijna aan het station brengt.
Dan richt ik mij nu tot de minister van Openbare Werken. Wij hebben deze week het rapport-Helleven gekregen. U weet dat ik daar een trouwe lezer van ben. Het blijft mij verontrusten dat er bijkomende middelen nodig zijn om het wegennet in Vlaanderen beter te onderhouden. Hoe langer wij dit soort zaken uitstellen, hoe groter de rekening achteraf wordt. De minister van Begroting moet u bijkomende middelen geven om het wegennet te onderhouden.
U wilt ook het systeem van de verkeerscentra uitbreiden. Ik hoop dat we eerst gaan kijken wat er tot nu toe al geïnvesteerd is in het Verkeerscentrum Antwerpen en wat daar de resultaten van zijn. Zo kunnen we leren uit de fouten van het verleden.
Tot slot verwijs ik naar de vroegere minister van Mobiliteit en Openbare Werken, de heer Steve Stevaert, die hier destijds een hevig pleidooi heeft gehouden voor de regionalisering van het verkeersveiligheidsbeleid. Het verheugt mij dat u dat voortzet en dat u bepleit dat alles van verkeersveiligheid naar de gewesten moet komen, zodat elk gewest daarin zijn eigen politiek kan voeren. (Applaus bij de meerderheid)
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478328","id":1892,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1892?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van den Eynde","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, in de commissie voor Mobiliteit werd tijdens de begrotingsbesprekingen een grondige discussie gevoerd over het mobiliteitsbeleid in Vlaanderen. Niemand zal ontkennen dat de uitbouw van een goed openbaarvervoerssysteem een zeer belangrijke opdracht is voor de minister van Mobiliteit. De vraag is echter op welke manier die opdracht wordt ingevuld. In deze korte bespreking beperk ik me tot enkele aandachtspunten.
Een pijnpunt in het mobiliteitsbeleid is de veiligheid op het openbaar vervoer. Het aantal geregistreerde gevallen van agressie tegen chauffeurs van De Lijn is de laatste jaren steeds toegenomen. Uit de cijfers blijkt dat de agressie vooral is toegenomen in Antwerpen, maar ook andere steden en gemeenten worden er steeds meer mee geconfronteerd. Zo legden de Limburgse buschauffeurs nog in het begin van deze maand het werk neer na een geval van agressie. Ook in Tervuren, waar een buschauffeur werd neergeslagen door agressieve jongeren, zijn de chauffeurs van De Lijn de agressie op hun voertuigen grondig beu.
Een dringende aanpak van het probleem is dan ook meer dan noodzakelijk. Jammer genoeg moeten er altijd ongelukken of misdaden gebeuren vooraleer de overheid met de grote middelen komt om de veiligheid op het openbaar vervoer te verhogen. De vraag is echter of deze middelen zullen volstaan. Mevrouw de minister, het gaat er immers niet om het veiligheidsgevoel te verhogen, zoals u schrijft in uw beleidsbrief. De veiligheid van zowel het personeel van De Lijn als de reizigers moet zeer grondig worden aangepakt.
U zult het komende jaar het veiligheidsplan in versneld tempo actualiseren en een aantal concrete initiatieven kondigen zich al aan, zoals de langverwachte camerabewaking, maar ook het bijkomend inzetten van 214 mensen. De nadruk wordt bij deze extra beveiliging terecht in Antwerpen gelegd, maar ik heb al aangetoond dat de agressie op tram en bus niet langer een Antwerps probleem is en ook in andere streken toeneemt. Onze fractie vreest dan ook dat u met de voorziene middelen en initiatieven niet zult toekomen.
Het decreet op de basismobiliteit houdt een verhoging van het aanbod van openbaar vervoer in. We stellen echter vast dat daarmee vooral de kwantiteit, maar niet noodzakelijk de kwaliteit verhoogd is. Een verhoging van het aanbod is niet noodzakelijk kwaliteitsvol. Iedereen heeft al wel het fenomeen van de lege bussen kunnen vaststellen. Dat is niet echt een kwaliteitsvolle investering.
We zijn van mening dat het parlement de discussie over de invulling en de visie van het decreet op de basismobiliteit dringend moet herzien. Kwaliteitsvol openbaar vervoer betekent ook meer comfort voor de reizigers, en op dat punt blijven we met uw beleidsbrief op onze honger zitten. Een beter aanbod van openbaar vervoer door bijkomende lijnen, betekent ook meer haltes.
Volgens onze fractie moet er dan ook een beter comfort worden aangeboden aan de reizigers. Degelijke schuilhuisjes om reizigers te beschermen tegen barre weersomstandigheden zijn absoluut noodzakelijk. De investeringen die door de Vlaamse overheid worden gedaan, zijn te beperkt, en dat terwijl de last van de investeringen in schuilhuisjes groter wordt voor de gemeenten waarin het bijkomend vervoer wordt aangeboden. De aankoop, maar ook het onderhoud pikken een grote som uit de begroting van de gemeenten. De vraag die ik me hierbij stel, is of het wel aan de gemeenten is om deze lasten te dragen. Het is immers de Vlaamse overheid die het openbaar vervoer regelt.
In de commissie werd het voorbije jaar meermaals de discussie over de vrije busbanen gevoerd. In deze beleidsbrief wordt een lichte uitbreiding van de vrije busbanen voorgesteld. Het Vlaams Belang meent dat deze kleine toegevingen slechts een druppel op een hete plaat zijn. Wij willen waarschuwen voor het al te veel inrichten van vrije busbanen. Vele automobilisten hebben zich al geërgerd aan de lege busstroken die de capaciteit van ons wegennet beperken, met fileproblemen tot gevolg.
Het inrichten van vrije busbanen betekent immers dat op vele plaatsen in Vlaanderen het aantal rijstroken gehalveerd wordt, terwijl we over een oorspronkelijk zeer brede rijbaan beschikken die heel wat verkeer kan herbergen. Het al te veel inrichten van vrije busbanen en het herleiden van tweevaksbanen tot eenvaksbanen heeft tot gevolg dat fileontwijkende automobilisten via woonwijken en sluipwegen de grote files en de problemen met de doorstroming van het verkeer willen ontvluchten.
U hebt zelf al aangegeven dat het gebruik van vrije busbanen moet worden versoepeld. Toch vrezen wij dat de beperkte toegeving om voertuigen tot 8+1 toe te laten op de vrije busbanen, geen essentiële bijdrage zal leveren aan de mobiliteitsproblematiek. Het gaat hier dan ook om een zeer kleine toegeving. We vinden echter wel een partner in minister Peeters, die stelt dat deze infrastructuur beter moet worden benut buiten de spitsuren.
U geeft aan, mevrouw de minister, dat u nog meer vrije busbanen wilt creëren. We blijven echter van mening dat de gewestwegen ten volle moeten worden benut om een kans en oplossing te bieden aan de mobiliteitsproblematiek.
Wij staan dus zeer afwijzend tegenover bijkomende busbanen binnen de huidige toepassingsmodaliteiten.
Mevrouw de minister, de voorbije weken en ook tijdens de begrotingbesprekingen is meermaals de discussie gevoerd over de geldstromen en de verkeersstromen in het openbaar vervoer. Een studie daarover heeft tot een aantal belangrijke vaststellingen geleid. Mijn fractie is dan ook tevreden dat dit debat in januari opnieuw zal worden aangevat. We hopen dat dit debat u zal doen inzien dat het mobiliteitsbeleid meer inhoudt dan openbaar vervoer alleen.
Mevrouw de minister, wij verwachten van u tijdens het komende jaar zware inspanningen om de steeds stijgende subsidies van De Lijn verantwoord in te vullen. Naar onze mening kan het mobiliteitsbeleid in Vlaanderen kwalitatiever worden ingevuld. Daarvoor zitten we jammer genoeg voorlopig nog aan de verkeerde kant van de tafel. In elk geval zal het Vlaams Belang met argusogen en een heel kritische blik maar ook met een gezonde dosis realisme het mobiliteitsbeleid verder opvolgen.
Mijnheer de minister, ik wil het ook nog even hebben over de begroting Leefmilieu. U bent wellicht niet verbaasd wanneer ik u zeg dat mijn fractie zich in grote mate kan terugvinden in uw milieubeleid. U bent een minister die met een zakelijke blik het milieubeleid voert en zich niet laat verleiden tot dogma's en rampscenario's. Het voorbije jaar hebben we wel wat kritiek geuit op een aantal aspecten van uw milieubeleid. Ik beperk me tot twee thema's.
Wanneer we uw beleidsbrief en de begroting bekijken, blijven we vooral inzake het waterbeleid heel kritisch. Het waterzuiveringsbeleid werd de afgelopen jaren in die mate gevoerd dat de investeringen niet loonden tegenover de zuiveringsresultaten. We kunnen niet ontkennen dat de kentering die u als minister van Leefmilieu hebt teweeggebracht inzake Aquafin en de btw-carrousel een zeer goede zaak is. De vorige ministers van Leefmilieu zijn er nooit in geslaagd om deze problemen op te lossen.
Mijnheer de minister, het is uw taak om de Europese kaderrichtlijn Water uit te voeren. Die richtlijn bepaalt dat alle waterlopen in Vlaanderen tegen 2015 een goede waterkwaliteit moeten bereiken. De kaderrichtlijn Water zet Vlaanderen echter voor voldongen feiten. De installatie van de waterzuiveringsinfrastructuur in de grote agglomeraties betekent ook een uitbreiding van de Aquafin-infrastructuur met 37 miljoen euro. Daarvan wordt 22 miljoen euro rechtstreeks doorgerekend aan de verbruiker door een stijging van de saneringsbijdrage.
Mijn fractie is het niet eens met een tweede tariefverhoging op korte termijn. Wij vragen ons dan ook af of die hogere saneringsbijdrage voor vele burgers nog wel een haalbare kaart is. De waterfactuur was al gevoelig verhoogd. Een nieuwe verhoging betekent voor vele gezinnen een zeer zware financiële kost.
Wij menen dat de extra factuur van 22 miljoen moet worden geregeld via de algemene middelen. Sommige collega's zeggen dat artikel 9 van het kaderdecreet bepaalt dat aan de gebruikers een redelijke bijdrage mag worden gevraagd voor de kosten van de waterdiensten en dat Vlaanderen nog lang niet aan het niveau van onze buurlanden zit. Ik wil die collega's er echter op wijzen dat België een zeer hoge belastingsgraad kent ten aanzien van onze buurlanden. Mijnheer de minister, wij blijven erbij dat de stroomversnelling er moet komen - we willen geen boetes krijgen van Europa - maar ze moet wel een haalbare kaart zijn voor de Vlaamse bevolking.
Een steeds terugkerend probleem is dat van de bodemverontreiniging door particuliere stookolietanks. Door middel van een resolutie hebben we getracht een oplossing te vinden voor de schrijnende toestanden die door de verplichte sanering worden veroorzaakt. Er werd meermaals beloofd dat er een oplossing zou komen om slachtoffers van zulke bodemverontreiniging te ondersteunen bij de sanering. De meerderheid deelde deze bezorgdheid toen mijn fractie een voorstel ter zake indiende maar keurde het voorstel af omdat de minister een extra inspanning zou doen om het akkoord te deblokkeren. Deze resolutie dateert van 20 februari 2006. Hoe lang moeten we nog geduld hebben?
Mijnheer de minister, ik vraag me eigenlijk af of er nog iemand wakker ligt van de problematiek van een fonds voor slachtoffers van lekkende stookolietanks. Op de webstek van ministers lezen we dat het fonds er eerst komt en dan weer niet. Mijnheer de minister, we hebben al te lang gewacht, we zijn al te lang geduldig geweest. Ons geduld is in ieder geval op. Indien deze meerderheid geen plan B invoert, dan zal het Vlaams Belang de slachtoffers van lekkende stookolietanks bijstaan. Zij zijn het wachten ook moe. En ze geloven niet meer in een oplossing om het probleem aan te pakken. Ondertussen blijven we met een ernstige bodemverontreiniging zitten.
Collega's, hoe zit het nu eigenlijk? Komt dat plan B er nu eigenlijk? In elk geval zal onze fractie wel werk maken van een zogenaamd plan B. We hebben geen communautaire onderhandelingen meer nodig om in Vlaanderen initiatieven te nemen.
Voor ons is het duidelijk: wij willen een Vlaamse minister van Milieu die de Vlaamse belangen verdedigt, een minister die zich niet laat rollen als het om communautaire zaken gaat, niet in dit dossier, in geen enkel dossier.
Mijnheer de minister, onze fractie hoopt dan ook dat u in dit dossier uw tanden eens laat zien. Wat mij betreft, moet u maar eens goed brullen. Wij Vlamingen zijn deze communautaire blokkeringen meer dan beu. (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Marleen Van den Eynde"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Matthijs heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478499","id":1854,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1854?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Matthijs","voornaam":"Erik"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, de legislatuur is nu halfweg. Het is het moment om bij deze begrotingsbespreking voor 2007 een bilan op te maken. Wat is er gerealiseerd op het vlak van het leefmilieu? Op welke terreinen is er vooruitgang geboekt? Iedere waarnemer van het Vlaamse milieubeleid zal vaststellen dat de lijst indrukwekkend is en dat in de afgelopen tweeënhalf jaar op vele vlakken moeilijke dossiers zijn opgelost. Ik noem er enkele op en ga daar dan verder op in.
Ik zal het eerst echter hebben over de financiering, het algemene kader en internationale beoordeling. Het probleem met betrekking tot Aquafin werd aangepakt. Het BTW-dossier werd opgelost. Er werd ook een oplossing gevonden voor de aandeelhoudersstructuur. Indaver werd met succes geprivatiseerd. Belangrijk daarbij is dat werd gezorgd voor een blijvende of strategische verankering, zodat het afvalbeleid verder kan worden gestuurd.
Het Bodemsaneringsdecreet werd volledig herwerkt door enkele parlementsleden met steun van het kabinet van minister Peeters en de OVAM. Vergeten wij ook niet de operationalisering van de sectorfondsen: de droogkuissector, BOFAS en de decretale verankering ervan. Het klimaatplan 2006-2012 werd opgemaakt na ruime inspraak van alle mogelijke betrokkenen zoals de SERV, Mina, milieuverenigingen, industrie, landbouw. Het gevolg was een daling van de CO2-uitstoot in 2005. Ik verwijs hiervoor naar het MIRA-rapport dat enkele dagen geleden in het Vlaams Parlement werd voorgesteld.
Er werd gezorgd voor de oplossing van de mestproblematiek. Een nieuw MAP 3 werd op punt gesteld door parlementsleden, het kabinet en de Mestbank. Ook hier werd aan belangrijke opmerkingen van de Europese Commissie tegemoetgekomen. Ten slotte wil ik nog de integrale milieuvoorwaarden voor schrijnwerkers en garagehouders vermelden en de voorbereiding van een gecoördineerd Milieuhandhavingsdecreet en de rondetafelconferentie over het Milieuschadedecreet.
Op enkele van deze punten wil ik even nader ingaan. Ik spreek ook in naam van enkele collega's, die wel als spreker waren ingeschreven, maar verhinderd zijn. Eerst zal ik het hebben over het aandeel van het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur in de globale begroting van de Vlaamse Gemeenschap. Als we de evolutie van het aandeel in de uitgavenbegroting voor het beleidsdomein Leefmilieu 2002-2007 bekijken, stellen we vast dat het aandeel in 2007 4,7 percent bedraagt. Dat is evenveel als het percentage in 2006, en hoger dan in 2003 en 2004, toen het respectievelijk 4,6 percent en 4,4 percent bedroeg.
Dit staat in schril contrast met een studie van een medewerker van de MiNa-Raad die tot de verkeerde conclusie kwam dat er minder middelen voor Leefmilieu waren dan in de jaren voordien. De beleidskredieten stijgen nominaal, gelet op de stijging van de globale uitgavenkredieten in Vlaanderen met ongeveer 1,2 miljard euro. Dit is een stijging van de samengevoegde en gedeelde belastingen door de economische groei en inflatie.
Belangrijk voor de toekomst is de verdere financiering van het milieubeleid. In de begrotingstabellen zien we dat de inkomsten voor het beleidsdomein Leefmilieu verder blijven dalen. Het grootste deel van de eigen middelen, ongeveer 65 percent, komt nog steeds van milieuheffingen. Vandaar dat een gedachtewisseling over de structurele financiering van het milieubeleid in de commissie voor Leefmilieu en Natuur zich opdringt.
Dan ga ik over tot de internationale beoordeling. OESO-deskundigen hebben voor de tweede keer het milieubeleid en de milieuprestaties van ons land doorgelicht. De OESO stelde vast dat België en dus zeker het Vlaamse Gewest sinds 1998 - het jaar van de eerste doorlichting - belangrijke inspanningen heeft geleverd op het vlak van milieubeleid. Ze stelden vast dat er beleidsmatig goed functionerende instellingen zijn en dat de milieu-uitgaven gestegen zijn tot een behoorlijke 1,7 percent van het bruto nationaal product. We hebben wel nog een achterstand uit het verleden die ongedaan moet worden gemaakt. De OESO stelt ook vast dat de grote bevolkingsdichtheid, de sterke economische ontwikkeling en activiteit, het dichte wegennet en de intensieve landbouw ervoor zorgen dat de milieudruk in ons land erg hoog is in vergelijking met de ons omringende landen. Daardoor moeten we zwaardere inspanningen leveren om de Europese normering te halen.
Pijnpunt blijft de uitstoot van fijn stof dat negatieve gevolgen heeft op de menselijke gezondheid. Ook de luchtverontreiniging veroorzaakt door verkeer en transport en de verwarming door de huishoudens en overheidsgebouwen moet verder worden aangepakt. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat de plannen van de minister zullen worden uitgevoerd. Tot slot stipt de OESO aan dat er in de waterzuivering al een hele weg is afgelegd, maar dat nog substantiële inspanningen nodig zijn om de doelstellingen van de richtlijn Stedelijk Afvalwater en de kaderrichtlijn Water te halen.
Dan ga ik verder met de Aquafinproblematiek. De BTW-problematiek werd weggewerkt door de drinkwatermaatschappijen saneringsplichtig te maken voor het door hen geleverde water. Op die manier wordt de BTW op rioleringswerken ook voor steden en gemeenten teruggebracht naar 6 percent, wat de investeringsruimte binnen eenzelfde budget aanzienlijk verruimt. Op 18 oktober 2002 werd het Vlaamse Gewest door de Europese Commissie in gebreke gesteld voor de Aquafinconstructie van 1991 wegens het niet naleven van de mededingingsregels. De minister heeft op 2 juni 2006 na moeizame onderhandelingen met de privépartners het fiat gekregen van de regering om de 49 percent aandelen van de privésector weder in te kopen voor 103 miljoen euro. Ondertussen werden ook de zoneringsplannen naar de ondergeschikte besturen opgestuurd zodat die volgend jaar in openbaar onderzoek kunnen worden gesteld.
Dan is er nog de Indaverproblematiek. De door de vorige regering opgestarte volledige privatiseringsoperatie werd midden 2004 door minister Peeters stopgezet in afwachting van betere omgevingsfactoren. Ik verwijs naar de opstart van de wervelbedoven in Beveren. Tevens werd de beslissing genomen om een strategische verankering aan te houden samen met andere privébedrijven. Op 12 december, acht dagen geleden, werd bekend dat de Nederlandse nutsgroep Delta door de Vlaams milieuholding als kandidaat-overnemer werd geselecteerd. Ik citeer De Standaard van 13 december 2006: "De verkoop van Indaver aan Delta is een onverwachte meevaller voor de Vlaamse schatkist en een zeldzaam voorbeeld van een geslaagde privatisering in Vlaanderen."
Ik ga verder: ´Peeters, de architect van de privatisering, kan met de verkoop van Indaver de tot nu toe succesvolste Vlaamse privatisering op zijn naam schrijven.´ Hij kan dat ondanks naamloze klachten bij het gerecht, maar daarover wil ik het niet hebben. De VMH, of anders gezegd het Vlaams Gewest, blijft een belangrijke aandeelhouder en zal verder kunnen wegen op het afvalbeleid. Dat is van belang voor het sturen van het afvalbeleid van het gewest.
Een ander punt is de bodemsanering. Ook op dat vlak is een belangrijke vooruitgang geboekt. Het decreet is volledig herwerkt. De procedures werden vereenvoudigd, met resultaatgerichtheid als leidraad. Voor 2007 wordt in een bedrag van 32,5 miljoen euro voor bodemsaneringswerken voorzien: 31,5 miljoen voor ambtshalve saneringen en 1 miljoen voor de financiële sectorfondsen voor bodemsanering. Ook het uitvoeringsbesluit van het decreet sectorfondsen is goedgekeurd door de regering. De decretale mogelijkheid om sectorfondsen op te richten leidde ertoe dat de droogkuissector een erkenningsdossier heeft ingediend.
Ook de daling van de broeikasgassen in 2005 mag worden aangestipt. De uitstoot in 2005 overschrijdt nog met 1,9 percent het niveau van 1990. In 2003 was dat nog 4,1 percent boven het niveau van 1990. Er zullen evenwel nog grote inspanningen moeten gebeuren om in de periode 2008-2012 een daling met 5,2 percent tegenover het emissieniveau van 1990 te realiseren. Belangrijk is te vermelden dat zowel de industrie als de landbouwsector reeds aanzienlijke emissiereducties hebben gerealiseerd. In dat verband verwijs ik naar het MIRA-rapport op de bladzijden 48, 49, 52 en 53. De sectoren huishoudens en transport moeten verder worden aangepakt.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat het MAP 3 donderdag uitgebreid zal worden besproken. Er is hard aan gewerkt, samen met het kabinet en de administratie. Daarnaast is er verdere co?rdinatie op Europees niveau nodig(Applaus)
","sprekertitel":"Erik Matthijs"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer van den Abeelen heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478092","id":1889,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1889?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"van den Abeelen","voornaam":"Marc"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, ik zal het hebben over mobiliteit. Onze fractie dringt er bij de regering al geruime tijd op aan om de investeringen in het onderhoud van onze wegen drastisch op te krikken. De verbetering van de kwaliteit van de Vlaamse wegen zorgt niet enkel voor een betere mobiliteit, ook de verkeersveiligheid is er rechtstreeks mee gebaat. Naast de weggebruikers zelf en de autoconstructeurs draagt ook de Vlaamse wegbeheerder een grote verantwoordelijkheid, want hij moet voorzien in kwaliteitsvolle, goed onderhouden en dus veilige wegen.
Een recent onderzoek over de geldstromen voor het openbaar en privévervoer in opdracht van Febiac en Touring deed veel stof opwaaien. Er kwamen nogal wat anomalieën aan het licht. De onderzoekers rekenden uit dat het budget voor investeringen in wegeninfrastructuur slechts een derde van het budget voor investeringen in openbaar vervoer bedraagt, hoewel onze wegen goed zijn voor 90 percent van alle verplaatsingen. Zelfs voor het woon-werkverkeer gebeurt 73 percent van de verplaatsingen nog steeds via de weg. Vrijwel alle transportprognosemodellen voorspellen dat het aantal voertuigkilometers zal blijven toenemen.
We zijn dan ook tevreden met het voornemen van de minister in zijn beleidsbrief om in 2006 een bedrag van 47,5 miljoen euro uit te trekken voor het onderhoud van het wegennet. Het investeringsbudget van het agentschap Infrastructuur komt daardoor voor het eerst opnieuw in de buurt van het budget van 2002.
Deze budgetstijging is absoluut noodzakelijk om de doelstelling te realiseren die in het regeerakkoord stond, namelijk het achterstallige structurele onderhoud tijdens deze legislatuur verminderen. Eigenlijk moeten we nog ambitieuzer zijn. Als we de externe kosten van het wegvervoer onder de vorm van wegslijtage beter willen beheersen, moet ook de schade veroorzaakt door buitenlandse weggebruikers mee in rekening worden gebracht.
Wij zijn dus gematigd positief over het voornemen van de Vlaamse Regering om het wegenvignet tegen 1 januari 2008 in te voeren. In de loop van volgend jaar zullen de ministers bevoegd voor Financiën, Mobiliteit en Openbare Werken voorts werk maken van een studiesyndicaat dat gemeenschappelijk door de verschillende gewesten wordt opgericht.
We zijn gematigd positief, niet omdat we de noodzaak van het wegenvignet niet erkennen. De VLD schaart zich nog altijd volop achter de formulering ervan in het Vlaams regeerakkoord. Niettemin stellen we vast dat er nog altijd een groot aantal onduidelijkheden en vragen over dit project overeind blijven. De aanbevelingen die eind vorig jaar naar voor gebracht werden in het kader van het maatschappelijke debat in opdracht van de SERV, zijn nog altijd bijzonder relevant en actueel.
Wij herhalen onze oproep om de opbrengsten uit het wegenvignet prioritair te herinvesteren in een beter onderhoud van het wegennet en in het versneld wegwerken van de missing links. Ten tweede hameren wij erop dat de kostenneutraliteit voor de binnenlandse gebruiker, onze eigen vervoersector en onze eigen wagens, overeind moet blijven.
Ook de doorstroming van het verkeer op onze wegen vergt bijkomende inspanningen. Niet alleen op de ring rond Brussel, maar ook nog op vele andere plaatsen. Moderne middelen zoals telematica, kunnen daarbij een helpende hand bieden.
Een ander aanzienlijk obstakel voor een vlotte verkeersafwikkeling en optimale benutting van onze wegencapaciteit zijn de capaciteitsbeperkende incidenten zoals verkeersongevallen of ladingverlies bij vrachtwagens. Op federaal niveau zijn de ministers van Mobiliteit, Binnenlandse Zaken en Justitie druk bezig met het opstellen van een draaiboek 'Interventie na ongeval' en de uitwerking van een Interventiechronometer met als doel de interventietijd bij ongevallen te minimaliseren.
Voor deze Vlaamse Regering en in het bijzonder voor de minister van Openbare Werken is er een taak weggelegd om als wegbeheerder toe te kijken. De federale regering bezigt een andere interpretatie van het woord onverwijld dan wij. Het is nuttig te blijven wegen op de federale regering want het is belangrijk dat dit tot stand komt. Ik dank u.
","sprekertitel":"Marc van den Abeelen"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Vandenbroucke heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, bij de bespreking van de begroting en de beleidsplannen inzake Mobiliteit en Openbare Werken, wil ik graag focussen op twee thema's die volgens de sp.a-spirit-fractie een grote prioriteit verdienen, namelijk milieu en veiligheid.
Ik voeg er op eigen initiatief nog een addendum aan toe. De heer Daems heeft er al naar verwezen. Vorige week heeft de Vlaamse Milieumaatschappij het Milieurapport Vlaanderen voor 2006, MIRA-T-rapport, overhandigd. Dit actueel en kritisch overzicht van de toestand van het leefmilieu in Vlaanderen is volgens mij ook een bijzonder interessant aanknopingspunt voor het debat inzake Mobiliteit en Openbare Werken. Alleen al de inhoudstafel van de opeenvolgende milieurapporten laat vermoeden waarom.
In 2004 werden de milieuprestaties van de sector transport geanalyseerd in hoofdstuk VI. Vorig jaar was het hoofdstuk V en in 2006 wordt de lezer geconfronteerd met hoofdstuk I met als titel 'Transport, energie-efficiëntie: kan beter'.
In het jaar waarin we allemaal naar de film van Al Gore zijn gaan kijken over de opwarming van de aarde, is dat geen toeval. Als er nog veel werk aan de winkel is om de broeikasgassen in Vlaanderen terug te dringen, heeft dat veel te maken met de stijgende CO-2 uitstoot door de transportsector. Dat komt omdat de meest energie-efficiënte transportmiddelen, namelijk het openbaar vervoer, het minst worden gebruikt.
Ik lees dat de energie-efficiëntie van een stadsbus meer dan dubbel zo hoog is als die van een doorsnee familiewagen. Bij de tram is dat een factor 100. Ook wat de externe kosten betreft inzake milieu- en lawaaihinder en ongevallen, valt de vergelijking zuiver in het voordeel van het openbaar vervoer uit.
Voor sp.a-spirit betekent dit dat we moeten doorgaan met investeren in openbaar vervoer. Het opstaprecht voor alle Vlamingen is zo goed als gerealiseerd. Met de implementatie van het netmanagement, de uitvoering van het pendelplan en het doorstromingsprogramma, moeten we bijkomende garanties kunnen leveren inzake snelheid en efficiëntie. Dat heeft niet alleen te maken met de Kyotodoelstelling, maar ook met het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Dat plan wil tegen 2010 een trendbreuk realiseren wat het aandeel van het openbaar vervoer in het personenverkeer betreft.
Tussen 2000 en 2005 is het aandeel van het openbaar vervoer in het totale aantal personenkilometers gestegen van 3 percent naar 4,5 percent. Dat is vele malen meer dan de 10 jaar daarvoor. Het aandeel van het individueel gemotoriseerd vervoer is gedaald van 91 percent naar 89 percent.
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"U bedoelt voertuigkilometers en niet reizigerskilometers?
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Nee, het gaat over personenkilometers.
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Dat is knap, u hebt die kunnen vaststellen voor het openbaar vervoer?
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"In het zakboekje dat bij het MIRA-T-rapport hoort, staan die cijfers, mooi verdeeld per vervoersmodus. Het is simpel om dan het aandeel te berekenen. Het aandeel van het individueel gemotoriseerd vervoer is effectief gedaald van 91 percent naar 89 percent.
We zijn hiermee nog niet op het punt van de wenselijke trendbreuk beland. Maar deze cijfers bieden een perspectief op een duurzame verschuiving, tenminste als we bereid zijn om door te gaan op de ingeslagen weg. Ik wil me dan ook verzetten tegen het betonpopulisme dat wordt gepropageerd in een studie die werd besteld door Febiac en Touring. Daarin staat dat het huidige aandeel van de verschillende vervoersmodi en het verplaatsingsgedrag als basis moet dienen voor onze investeringspolitiek. Dat is volgens mij een kromme logica die compleet tegengesteld is aan de doelstellingen van een duurzaam mobiliteitsbeleid. Elk historisch perspectief ontbreekt in deze studie. Men gaat compleet voorbij aan de veroorzaakte externe kosten en aan de analyses die we terugvinden in het Milieurapport Vlaanderen.
Maar in de oplossing van het mobiliteitsprobleem blijft de automobiliteit uiteraard een belangrijke rol spelen. Onze fractie staat dan ook achter de ambitie van minister Peeters om tijdens deze legislatuur een derde van de missing links weg te werken, om te komen tot een betere verkeersafwikkeling op onze hoofdwegen. In 2006 werden de eerste stappen tot uitvoering gezet. Ik zie in de beleidsbrief dat een aantal extra projecten in de steigers worden gezet. De verdere investeringen in verkeerstelematica voor een optimaal gebruik van de wegcapaciteit sluiten hierbij aan en zullen ook een bijdrage leveren aan de doorstroming en de veiligheid op het hoofdwegennet.
Met het oplossen van de grote knelpunten en dynamisch verkeersbeheer alleen zullen we er echter niet komen. Het finetunen van weginfrastructuur is nu eenmaal een eindig proces, terwijl de mobiliteitsbehoefte en de automobiliteit de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid niet zal afnemen. Ik denk dat we moeten zoeken naar een andere, creatieve omgang met automobiliteit. Ik zou willen verwijzen naar een recente terminologie die minister Van Brempt hanteerde: "de monogame relatie met de wagen". Daar moeten we inderdaad van af. Mensen moeten in staat zijn om in het kader van zo veel mogelijk verplaatsingsmotieven een duurzame keuze te maken. De wagenbezitter mag best gestimuleerd worden om ook verschillende vormen van openbaar vervoer te gebruiken. Zoals we in een resolutie van de meerderheid gevraagd hebben, moeten de vrije busbanen geopend worden voor het collectieve woon-werkverkeer. Maar de wagen kan ook het bezit zijn van verschillende eigenaars via de Cambio- of autodelenprojecten. Ik ben daar een grote voorstander van en juich het initiatief toe om de klanten van De Lijn gratis te laten kennismaken met autodelen. Tot op heden bereikt Cambio jongeren, voltijds werkenden en hoogopgeleiden. Ik ben ervan overtuigd dat er nog een groot doelpubliek is dat zich meer en meer bewust is van de impact van zijn individuele mobiliteitskeuze op de leefbaarheid van de eigen omgeving.
Het tweede punt is de verkeersveiligheid. Tegen 2010 willen we het aantal verkeersdoden met 50 percent doen dalen. In het regeerakkoord wordt, onder meer met het oog op die verkeersveiligheid, het STOP-principe gehanteerd voor investeringen die de bijkomende vervoersbehoeften moeten dekken. De inspanningen van de laatste jaren, zoals het plaatsen van de onbemande camera's, het aanpakken van de gevaarlijke punten en de doorgedreven sensibilisering, hebben geresulteerd in een positieve trend. We zitten op koers. Het komt er nu op aan om dit beleid voort te zetten en zelfs te versterken. Alleen op deze manier zullen we onze doelstelling halen.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat de inhaaloperaties, zoals het wegwerken van gevaarlijke punten en de aanleg van fietspaden via de subsidiemodules, worden voortgezet. Ik zie ook dat u daarvoor buiten de reguliere kredieten de nodige middelen heeft voorzien. Ik had echter gehoopt dat deze inhaalbeweging verder zou worden ondersteund of zelfs versterkt door de reguliere kredieten voor het agentschap Infrastructuur.
Het meerjarenprogramma voor de wegen, dat u onlangs hebt neergelegd in de commissie, levert een ander beeld op. Ik geef enkele voorbeelden. In de provincie Antwerpen worden, gespreid over de komende drie jaar, slechts twee doortochten gepland: in Herselt en Kapellen. Op een totaal investeringsbedrag voor die provincie van 1,3 miljard euro wordt amper 350.000 euro uitgetrokken voor een fietspadenproject, en dat dan nog in het kader van een overeenkomst met de Fietsersbond. In Vlaams-Brabant tel ik vier projecten die specifiek bedoeld zijn om de verkeersveiligheid te verbeteren. In West-Vlaanderen zes. In deze provincies worden er meer doortochten aangelegd, maar ik stel vast dat die in grote mate overeenkomen met doortochten die al te vinden waren in het laatste meerjarenprogramma van de vorige legislatuur en die dus blijkbaar enkele jaren vertraging hebben opgelopen.
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer Vandenbroucke, u moet de eerlijkheid hebben om toe te geven dat wat ministers van uw partij hebben vastgelegd in het begin van de jaren 2000. Neem het voorbeeld van de fietspadenaanleg. Hoeveel projecten zitten er in de pijplijn, hoeveel daarvan zijn er uitgevoerd, hoeveel daarvan zijn er nog niet uitgevoerd? Als u dat eens zou opvragen, zou u grote ogen opentrekken bij de vastleggingen die de ministers vóór minister Peeters hebben gedaan. Wij hebben die cijfers onlangs ingezien, naar aanleiding van de mobiliteitsconvenants. Daar bleek uit dat een heleboel projecten nog altijd in de pijplijn zitten, dat voor sommige nog projectnota's bezig zijn van gelden die vastgelegd werden op FFEU-kredieten enzovoort. Ik vind dus dat u iets moet nuanceren.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Mijnheer Peumans, u hebt gedeeltelijk gelijk met uw kritiek op mijn stelling. Maar ik stel toch vast dat we intussen tweeënhalf jaar verder zijn. Die projecten moeten niet per se op tafel blijven liggen. Als er dan toch nog zoveel projecten met betrekking tot doortochten en fietspaden moeten worden gestart, waarom vind ik die dan niet terug in de meerjarenprogramma's voor de komende drie jaar? Op die manier zullen ze natuurlijk nooit worden uitgevoerd.
Ik heb dus de indruk dat de inhaalprogramma's die werden opgezet om bijkomende projecten te realiseren een beetje als een alibi worden gebruikt om de inspanningen via de reguliere middelen terug te schroeven. Dat ondergraaft toch op zijn minst gedeeltelijk het engagement om jaarlijks extra ruimte vrij te maken voor verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid.
Wanneer u stelt dat deze Vlaamse Regering een investeringsregering is, hoop ik dat dit voor het agentschap Infrastructuur - en daar lijkt het echt wel op als ik de meerjarenprogramma's bekijk - niet alleen slaat op de aanleg van missing links en structureel onderhoud van wegen.
Mijn derde punt heeft ook te maken met een onduidelijkheid met betrekking tot het meerjarenprogramma voor de wegen: de middelen voor de provincie Limburg. Die bedragen 165,3 miljoen euro, dat is 20 percent van de middelen. In Limburg is men echter verbaasd dat men hiermee ook de herinrichting van het verkeersknooppunt in Lummen en de Noord-Zuid in Houthalen-Helchteren worden gefinancierd. Deze twee projecten staan als topprioriteit in het Limburgplan opgenomen. De bedoeling van dit plan is om tijdens deze legislatuur in Limburg een inhaalbeweging te realiseren op economisch, sociaal, infrastructureel en onderwijsvlak. Maar van een inhaalbeweging is natuurlijk geen sprake als er geen extra middelen worden voorzien voor de projecten die zijn opgelijst. In het meerjarenprogramma slorpen de Noord-Zuid en het verkeersknooppunt 61 miljoen euro ofwel bijna 40 percent van de voorziene reguliere middelen op. Dat heeft tot gevolg dat voor de komende twee jaar bitter weinig middelen overblijven voor andere courante investeringen. Ik tel amper twee doortochten en twee verkeersveiligheidsprojecten voor de periode 2007-2008. Ook de projecten voor structureel onderhoud zijn op één hand te tellen.
Mijnheer de minister, en in dit geval richt ik mij echt wel tot de hele Vlaamse Regering, wanneer de projecten van het Limburgplan op een dergelijke manier het courante beleid onder druk zetten, is het Limburgplan natuurlijk een lege doos. Naast de genoemde elementen in verband met verkeersveiligheid hoop ik toch ook dat op dit punt het meerjarenprogramma kan worden herbekeken. (Applaus bij sp.a-spirit)
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Glorieux heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478318","id":1817,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1817?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Glorieux","voornaam":"Eloi"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega´s, de beleidsdomeinen Openbare Werken, Mobiliteit en Energie zijn bij uitstek bevoegdheden waarin vorm kan worden gegeven aan duurzame ontwikkeling en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen. De ´sense of? urgency´ die verschillende wetenschappelijke bevindingen over de opwarming van de aarde uitdragen, nopen ons tot een nieuwe radikaal-ecologische visie over het denken over en omgaan met de wijze waarop we ons verplaatsen en waarop we energie produceren en consumeren.
Die absoluut noodzakelijke ecologische visie vinden we niet terug in de beleidsbrieven, noch in de begroting. Het groene sausje waarmee sommige beleidsinitiatieven worden overgoten, kunnen niet verbergen dat deze regering andere prioritaire doelstellingen nastreeft. Op het vlak van mobiliteit slagen we er niet in om de modal shift naar een duurzaam vervoersysteem te organiseren. Het STOP-principe, dat eerst uitgaat van de noden van de zachte weggebruiker en het openbaar vervoer, worden in de praktijk zelden toegepast. De automobiliteit blijft ook in de toekomst de grootste bekommernis van deze regering.
In tegenstelling tot het Vlaams Belang vindt de Groen!-fractie het geen goede zaak dat Vlaanderen verder wordt omgebouwd tot een transitland, dat de infrastructuur aanlegt om nog meer vrachtwagenvervoer te faciliteren. In het kader van het masterplan Antwerpen blijft de regering vasthouden aan een plan dat vooral een Oosterweelplan is, prioritair gericht op de realisatie van het viaduct en de tunnel voor vrachtwagenverkeer.
Voor de gelijktijdige noodzakelijke realisatie van de projecten inzake openbaar vervoer, fietsroutes en waterwegen, worden veel minder sluitende garanties gegeven. Groen! pleit voor een absolute voorrang voor het wegwerken van de missing links voor zachte weggebruikers, zoals bovengemeentelijke functionele fietsroutes en openbaar vervoer, boven de uitvoering van missing links voor autowegen.
De regering heeft ook een unieke kans gemist om werk te maken van een sturend financieel instrument dat effectief impact heeft op de verkeersstromen en de emissies van het verkeer. In plaats van te kiezen voor een ecologisch gemoduleerde slimme kilometerheffing voor vrachtwagens, wordt gekozen voor een wegenvignet. Ook het voorstel om de snelheid van vrachtwagens te beperken en zo de veiligheid en het milieu een dienst te bewijzen, vond bij deze meerderheid geen genade. De sp.a lanceert geregeld goede voorstellen, maar slaagt er jammer genoeg niet in om ze in de regeringen waarvan ze deel uitmaakt, door te drukken.
Er wordt wel werk gemaakt van een verdere expansie van het luchtvaartverkeer. Zowel op de luchthaven van Zaventem als op de regionale luchthavens van Deurne, Oostende en Wevelgem International Airport, vinden we in het startplan, de beleidsbrieven en de begroting, van de maatregelen om de geluidsoverlast te beperken en de leefbaarheid te herstellen, niets terug. Terwijl we onze CO2-uitstoot tegen 2030 moeten halveren, streeft deze Vlaamse regering ernaar om het luchtvaartverkeer vanop Zaventem tegen 2025 te verdubbelen.
Toen jaren geleden het debat over de aanleg van de hogesnelheidstrein werd gevoerd, zegden de toenmalige voorstanders van het Europese TGV-netwerk dat, als het er zou komen, vluchten beneden de 500 kilometer overbodig zouden worden. Dat TGV-netwerk ligt er grotendeels, maar de Vlaamse regering stelt vragen bij een verbod op vluchten van minder dan 150 kilometer. Nochtans zijn net die korteafstandsvluchten in wezen absurd, omdat er een redelijk alternatief voor bestaat, en omdat ze ecologisch enorm belastend zijn. Maar eens te meer verkiest de regering economie boven ecologie.
Met het energiebeleid is het niet beter gesteld. Mijnheer de minister, u draait zelfs de energiebesparingsdoelstelling van de netbeheerders terug. Tussen 2004 en 2007 was de doelstelling gestegen van 1 percent naar 2,2 percent, maar vanaf 2008 zal het opnieuw 1,5 percent worden. We gaan achteruit, hoewel u dat probeert te verkopen als een verstrenging.
Als groenen vragen we dat de energiebesparingsdoelstelling voor de netbeheerders wordt opgetrokken tot minstens 4 percent. Cijfers bewijzen trouwens dat het reduceren van de energievraag zeer rendabel is. De kostprijs van een uitgespaard kilowattuur, als gevolg van de Vlaamse REG-maatregelen, bedroeg 1,9 eurocent, wat veel minder is dan de kostprijs om datzelfde kilowattuur op te wekken en nog veel minder dan wat de burgers betalen om dat kilowattuur te gebruiken.
De middelen van het energiefonds worden blijkbaar gereserveerd voor de aankoop van hete lucht in het buitenland, in plaats van te investeren in rendabele binnenlandse maatregelen. Mijnheer de minister, de voorstellen van Groen! om, bijvoorbeeld in navolging van Duitsland, een alliantie voor werk en milieu te smeden met de industrie, de vakbonden en de milieubeweging, werden door u van tafel geveegd. Anderzijds deelt u wel royaal groenestroomcertificaten uit voor de bijstook van enkele percentages biomassa in verouderde en niet efficiënte steenkoolcentrales. Hiermee worden de investeringen in echte hernieuwbare energie-installaties volledig gehypothekeerd.
Ik stel ook vast dat federaal minister Tobback aankondigde - en ik hoop dat het niet bij een aankondiging blijft - om de overheidsgebouwen in Brussel op groene stroom te zetten. Jammer dat de meerderheid in het Vlaams Parlement een gelijkaardige resolutie, om hetzelfde te doen met de Vlaamse overheidsgebouwen, destijds heeft weggestemd.
Hoewel het vervullen van een voorbeeldrol - waarvan dit een mooi voorbeeld zou kunnen zijn - een belangrijke aanbeveling is uit de Vlaamse Klimaatconferentie, merken we daar in de verschillende beleidsbrieven en de begroting niet echt veel van. Van de zogenaamd 365 maatregelen die door de klimaatconferentie werden voorgesteld, werden er weinig concreet vertaald en omgevormd tot met een budget verankerde beleidsopties.
Met dit Vlaams beleid en deze begrotingsprioriteiten zal de noodzakelijke ommekeer naar een duurzaam mobiliteits- en energiebeleid niet gerealiseerd worden. De ecologische klemtonen die nodig zijn om het aantal gereden kilometers terug te dringen en de uitstoot van schadelijke stoffen en broeikasgassen, als gevolg van de verbranding van fossiele energiegrondstoffen, terug te dringen, worden niet gelegd.
Groen! heeft daarom inzake energie, openbare werken en mobiliteit een aantal moties van aanbeveling ingediend. Collega's, we hopen hiervoor de steun te krijgen van iedereen voor wie het bekijken van de film 'An Inconvenient Truth' meer was dan een louter vrijblijvend tijdverdrijf. (Applaus bij Groen!)
","sprekertitel":"Eloi Glorieux"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"De heer Sintobin heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478515","fractie":{"id":1279900,"kleur":"ffe500","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737103","naam":"Vlaams Belang","zetel-aantal":23},"id":2825,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2825?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Sintobin","voornaam":"Stefaan"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, behoudens tijdens de uiteenzetting van de heer Callens, die dringend werd weggeroepen voor een belangrijke receptie, heb ik nog niet veel gehoord over landbouw. Ik zal me tijdens mijn uiteenzetting dan ook beperken tot het thema landbouw en plattelandsontwikkeling.
Collega's, onze fractie heeft in het Vlaams Parlement altijd en uitdrukkelijk de belangen van de land- en tuinbouwsector verdedigd. Voor ons blijft landbouw immers een sector met een sterk uitgesproken economisch belang. Land- en tuinbouw zijn immers de belangrijkste activiteiten op het platteland. Bijna de helft van de Vlaamse oppervlakte wordt benut door de beroepsland- en tuinbouw. De sector verdient volgens ons dan ook alle kansen en mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen en te ontplooien.
Collega's, onze fractie is dan ook resoluut gekant tegen om het even welke inkrimping of afbouw van de sector. We blijven het bijvoorbeeld moeilijk hebben met het nieuwe Mestdecreet, maar deze discussie zullen we ongetwijfeld donderdag voeren.
Wij stellen met genoegen vast, collega's, dat er ook bij de publieke opinie blijkbaar een nieuwe wind waait. Uit recente bevragingen is namelijk gebleken dat de land- en tuinbouwsector opnieuw op steeds meer sympathie en erkenning kan rekenen bij de bevolking. Steeds meer mensen lijken te beseffen dat de land- en tuinbouw iets betekent en kan betekenen voor Vlaanderen. In het verleden werd de sector door sommige bewegingen maar ook politieke partijen, ook in het Vlaams Parlement, al te vaak in een slecht daglicht gesteld, waarbij de sector heel wat imagoschade heeft opgelopen. Zoals in de commissie gezegd, mogen we niet euforisch worden, maar het lijkt er toch wel op dat het tij in het voordeel van de sector aan het keren is. Dit moet een stimulans zijn voor de sector om, zoals in het verleden trouwens, verder inspanningen te leveren om te komen tot een duurzame landbouw. Maar zoveel is duidelijk, collega's: landbouw is terug in, landbouw staat terug op de kaart! Aan ons politici om dit zo te houden.
Uiteraard heeft het beleid de taak en de opdracht om het kader en de voorwaarden te scheppen om land- en tuinbouwbedrijven op een professionele manier verder te laten ontwikkelen op een groeiende Europese en mondiale markt. Onze fractie kan er niet genoeg op wijzen dat het beleid er moet op gericht zijn om het economische belang van de land- en tuinbouw en de agrovoedingssector te benadrukken. De beleidsbrief 2006-2007 is, zoals de heer Callens het in de commissie stelde, een verder borduren op de vorige beleidsbrief en beleidsnota. Onze fractie heeft er echter geen enkele moeite mee om te erkennen dat er in de beleidsbrief 2006-2007 ook enkele opvallende nieuwe initiatieven worden aangekondigd die onze goedkeuring kunnen wegdragen.
Het meest in het oog springend is mijns inziens het actieplan voor jonge landbouwers, dat onze fractie volop steunt. Het is inderdaad zo, collega's, dat net zoals voor alle economische sectoren, ook voor de landbouw geldt dat een continue verjonging noodzakelijk is. Het is van groot belang dat aan de jonge landbouwers die klaar staan, een beloftevol toekomstperspectief en ondersteuning worden geboden. Wij willen er bij de minister-president op aandringen om dit plan in al zijn facetten zo spoedig mogelijk in werking te laten treden.
Over het telen van energiegewassen is in het Vlaams Parlement al veel gezegd. Vooral het produceren van koolzaadolie creëerde hoge verwachtingen. Helaas is gebleken dat er niet zozeer van een zogenaamde koolzaadboom sprake is als wel van een terugval. Vooral de lage opbrengst van de teelt is hiervan blijkbaar de voornaamste reden. Onze fractie blijft vragen om de inspanningen voor het telen van energiegewassen verder op te drijven en te stimuleren. Nog in het kader van duurzame landbouw verdient ook de biolandbouw alle mogelijke ondersteuning.
Collega's, de administratieve lasten in de sector zorgen voor heel wat ongenoegen bij de landbouwers. Naast het zware labeur op het terrein, houden de landbouwers bijna een volledige dagtaak over aan het voldoen aan alle administratieve verplichtingen. Administratieve vereenvoudiging is expliciet opgenomen in het regeerakkoord en, alhoewel onze fractie donderdag ook omtrent dit voorstel van decreet enkele bedenkingen zal formuleren, lijkt met de eenmalige perceelsregistratie een eerste stap gezet. Net zoals de collega's van de meerderheid, zijn we echter van mening dat het hier niet bij mag blijven. Er moet verder gezocht worden naar andere vereenvoudigingen. Er moet daarom dringend werk gemaakt worden van een globale doorlichting van alle administratieve lasten, ongeacht van welk bestuursniveau afkomstig.
Onze fractie betreurt dan ook de houding van de staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, die blijkbaar in de pers heel wat initiatieven aankondigt, die echter later dode letter blijken te zijn. Reeds in april 2006 kondigde staatssecretaris Van Quickenborne aan dat hij nog voor de zomer met alle bevoegde federale en gewestelijke ministers en landbouworganisaties rond de tafel zou zitten om de administratieve lasten voor de landbouwers te verminderen. De uitnodiging van de VLD hiervoor moet echter nog altijd vertrekken. De sector heeft geen boodschap aan de aankondiging van vrijblijvende initiatieven allerhande. Onze fractie vraagt dan ook dat de Vlaamse Regering zelf het voortouw in dezen neemt en op het overlegcomité aandringt op concreet overleg en actie.
Ik wil nog even ingaan op het nieuwe mestdecreet. In het nieuwe MAP wordt duidelijk heel wat verwacht van de mestverwerking, die het sluitstuk moet vormen van dit nieuwe MAP. Het is echter niet mogelijk om enerzijds aan te sturen op mestverwerking en anderzijds de belemmeringen voor een rendabele mestverwerking niet weg te werken. Een groot deel van de bevoegdheden ter zake behoren uiteraard niet toe aan de minister van Landbouw. In zijn functie van minister-president kan die echter volgens ons perfect de gangmaker zijn om bepaalde initiatieven ter zake te versnellen.
Inzake plattelandsontwikkeling betreurt onze fractie uiteraard de beslissing van de Europese Raad van december 2005 om de Europese middelen ter zake fors terug te schroeven. Dat zorgt ervoor dat een aantal projecten van het horizontale plattelandsbeleid in de kou dreigen te staan. Het is dan ook de vraag in welke mate andere Vlaamse ministers bereid zijn te investeren in projecten voor het platteland. We vragen dus dat de Vlaamse Regering er zich duidelijk toe verbindt in de toekomst het plattelandsbeleid ernstig te nemen en beleidsmaatregelen te nemen inzake het horizontale plattelandsbeleid. Ten aanzien van diegenen die een kritische en soms zelfs negatieve houding aannemen ten opzichte van de land- en tuinbouwsector wil ik eindigen met een citaat van Michael Hamill, een belangrijk persoon in het departement Land- en Tuinbouw van de Europese Commissie: "And don't forget: we need food." (Applaus bij het Vlaams Belang)
","sprekertitel":"Stefaan Sintobin"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Mevrouw De Ridder heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478433","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":2793,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2793?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Ridder","voornaam":"Annick"},"sprekertekst":"Mevrouw de minister, dames en heren ministers, geachte leden, sinds de inwerkingtreding van het decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer, dat dateert uit de vorige zittingsperiode, heeft mijn fractie tijdens de begrotingsbesprekingen steeds een kritisch-positieve analyse gemaakt van die geleidelijke uitbouw van de basismobiliteit.
Het standpunt en de visie van onze partij is ter zake steeds consequent geweest. Het openbaar vervoer moet voor ons op de eerste plaats een antwoord bieden op de vraag van de gebruiker, dit om de schaarse overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Daarnaast willen we ook dat auto, bus, tram en trein als complementaire en niet zozeer als concurrerende vervoersmiddelen worden beschouwd. Het verheugt onze fractie dan ook dat onze standpunten ter zake steeds meer ingeburgerd raken, zowel bij de mensen als in uw beleidsbrief, mevrouw de minister. We kunnen daar steeds meer liberale accenten in terugvinden.
Ik licht er enkele kort toe. Zowel binnen de regering als bij de openbarevervoersmaatschappij groeit het bewustzijn dat De Lijn veel transparanter moet zijn met betrekking tot de efficiëntie van haar vervoersprestatie dan voorheen. De VLD heeft er zelf bij u en De Lijn al meermaals op aangedrongen dat de vervoersprestaties per traject en per tijdstip zouden worden gemeten en geëvalueerd, aan de hand van een uniform registratiesysteem. De vraag moet dus worden gesteld vanaf welk kritisch punt het beter wordt busverbindingen met een lager bezettingsgraad te vervangen door andere vormen van efficiënt gemeenschappelijk vervoer, zoals taxidiensten. In het verleden hebben we gemerkt dat beleidsmakers ter zake steeds in het ongewisse zijn gebleven, terwijl het Vlaamse regeerakkoord stelt dat de zorg voor een efficiënte inzet van de middelen het uitgangspunt is bij het uitvoeren, volgen en waar nodig bijsturen van de beheersovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn.
Voor de VLD is het dus een belangrijke verwezenlijking dat elk project sinds 2005 door De Lijn wordt gescreend, aan de hand van een tienpuntenlijst van optimalisatiemogelijkheden.
We kijken met aandacht uit naar het registratiesysteem dat op poten wordt gezet om nog beter te bekijken hoe vraag en aanbod op elkaar kunnen worden afgestemd.
In uw beleidsbrief staat verder dat de basismobiliteit vanaf 2007 zal worden voortgezet via netmanagement. Daarbij zal worden bekeken wat de grootste noden zijn, waar de missing links in het openbaar vervoer zich bevinden en waar mensen vragen naar extra openbaar vervoer.
Belangrijk voor ons is dat ook de lokale besturen als volwaardig partner kunnen participeren omdat ze als lokale mobiliteitsstrateeg het beste geplaatst zijn om de lokale situatie in te schatten.
Een derde positieve realisatie is dat in de begroting 2007 heel wat extra middelen uitgetrokken worden voor de veiligheid van het openbaar vervoer. Investeringen in comfort of in aangepaste tarieven zullen slechts weinig succesvol zijn indien de veiligheid van zowel de bestuurder als van de gebruiker niet meer gegarandeerd wordt.
We juichen toe dat in uw nieuw plan 'Veilig op Weg', dat tot stand kwam na enkel tragische incidenten, een ruime waaier aan maatregelen voor de verschillende veiligheidsaspecten aan bod komt.
Een vierde belangrijk liberaal aandachtspunt dat deels wordt gerealiseerd is dat de fysieke en mentale muren tussen openbaar vervoer en autogebruik, of tussen gemeenschappelijk vervoer en particulier vervoer, geleidelijk aan worden gesloopt. We zijn van mening dat steeds meer moet worden overgestapt van de concurrentie uit het verleden op samenwerking om zo tot een vlottere en veiligere mobiliteit te komen.
We juichen ook toe dat in uw beleidsbrief de bestaande proefprojecten waarbij taxivoertuigen worden ingezet als belbus, dit jaar in verschillende gemeenten worden uitgebreid. Ik geef u een kleine hint dat deze mogelijkheid ook in het Antwerps bestuursakkoord voorkomt. Ik nodig u uit om ook in Antwerpen te bekijken waar de vraag te laag is om in reguliere busdiensten te voorzien, want daar wordt beter overgestapt op een inschakeling van de taxisector.
We vinden het ook goed dat u aan abonnees van De Lijn een abonnement geeft voor het gebruik van het wagenpark van Cambio. Het getuigt van een nieuwe, multimodale visie op mobiliteit - in het verleden was die niet altijd aanwezig. U zou ook bijkomend werk kunnen maken van een gezamenlijke marketing en van het ter beschikking stellen van meer parkeerplaatsen voor autodelers aan belangrijke bushaltes.
Een laatste belangrijke ontwikkeling is de vooruitgang in de tariefintegratie tussen de diverse openbarevervoersmaatschappijen. Wij zijn ervan overtuigd dat zowel de tarieven als de dienstverlening van de trein, bus, tram en metro perfect op elkaar moeten aansluiten. We stellen veel hoop in het begin van protocol dat werd afgesloten tussen de bevoegde ministers en waarvan dat de uitvoering in 2007 zal moeten plaatsvinden.
Ter afronding willen we onder de aandacht brengen dat voor ons de kostendekkingsgraad heel belangrijk is. Uit de cijfers blijkt dat de dotaties aan De Lijn sedert 2000 meer dan verdubbeld zijn, terwijl de kostendekkingsgraad steeds verder afkalft. Ondanks de forse groei van het aantal reizigers die gebruik maken van het openbaar vervoer, dragen deze reizigers steeds minder bij tot de inkomsten van De Lijn. Deze evolutie doet ernstige vragen rijzen over de houdbaarheid van de financiering van het openbaar vervoer op lange termijn. Ook in diverse Oeso-rapporten wordt aan de alarmbel getrokken. Ook daarin staat dat het op langere termijn misschien niet haalbaar zal zijn om de kostendekkingsgraad zo laag te houden. Een bijsturing van het tarievenbeleid waarbij de prijs een betere afspiegeling is van de kwaliteit van de dienstverlening dringt zich op. Daarbij moet als maatstaf worden genomen dat de tariefmaatregel mensen de overstap doet maken naar het openbaar vervoer.
Collega's, ik ben ervan overtuigd dat we de discussie hierover begin januari en februari in de commissie zullen voeren. We zullen dan ook de discussie over de externe kost voeren. Alle argumenten zullen er aan bod komen.
","sprekertitel":"Annick De Ridder"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Peeters heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, collega's, ik bedank iedereen voor de opmerkingen. Ik zal concreet ingaan op een aantal van de gestelde vragen.
De heer Callens had het over landbouw, maar ik wil benadrukken dat we een aantal bijkomende maatregelen aan het bespreken zijn inzake het rationeel energiegebruik in de tuinbouw. We zullen ze nemen om de problematiek van de energie in de tuinbouwsector verder rationeel te benutten.
Mijnheer Penris, ik wil er nog eens op wijzen dat wij donderdag verdergaan over Flanders Logistics en Vlaanderen Distributieland. Het aspect van duurzaamheid is daarbij van groot belang en er zullen verschillende projecten opgezet worden om die duurzaamheid ook verder te garanderen.
Het wegennet is een gedeelde verantwoordelijkheid met de andere collega's. Wij gaan daar verder aan werken en stappen vooruit zetten. De heer Van den Abeelen heeft terecht verwezen naar het studiesyndicaat Wegenvignet dat is opgericht en waar we verdere stappen zullen zetten.
Mevrouw Demeulenaere, wat betreft de besteding van de middelen van Indaver, zullen we er eerst moeten voor zorgen dat we die middelen effectief binnenkrijgen. Ik heb akte genomen van de suggestie die u geformuleerd hebt. Ik onderstreep ook dat ik samen met minister Moerman zeven miljoen euro heb uitgetrokken om leefmilieu en innovatie verder te stimuleren. We hebben reeds de nodige initiatieven genomen voor onderzoek en ontwikkeling en de eerste resultaten daarvan kunnen nu al worden toegepast. Ik denk bijvoorbeeld aan de planten die cadmium opnemen en nadien nog gebruikt kunnen worden als biomassa.
Mijnheer Martens, het is evident dat we de riolering en de zoneringsplannen op een goede manier verder concretiseren. In verband met de NEC-richtlijn zal ik binnenkort, zoals ook al in de commissie aangekondigd, met een voorstel komen waarmee we de doelstellingen kunnen halen en welke methoden wij daarbij zullen aanwenden. We moeten in de mate van het mogelijke die 20 percent dichtrijden met eigen maatregelen.
Mijnheer Daems, ik heb twee bedenkingen bij uw uitgangspunt. U hebt het MIRA-T-rapport aangehaald, maar bent daar iets te licht over gegaan. Eindelijk komen we met positieve resultaten. Ze zijn nog niet erg aanzienlijk, maar de eerste positieve resultaten worden nu geboekt. Ik heb de indruk dat sommigen het daar heel moeilijk mee hebben.
Ik hoop dat we die resultaten ook verder kunnen realiseren, want daar gaat het mij om. Het gaat er mij niet om ambities te formuleren die zo wereldvreemd en onrealistisch zijn, dat de resultaten niet geboekt kunnen worden. Ik ga ervan uit dat we op alle domeinen - en we moeten nog een hele weg afleggen - positieve stappen vooruit kunnen en zullen zetten.
Dat is mijn beleid, en het is een ander beleid dan vroeger. Daar verschillen we in. De heer Matthijs heeft daar al op gewezen.
Ook het parlement heeft zijn verdiensten, want het heeft tal van voorstellen goedgekeurd, bijvoorbeeld voor bodemsanering, bodembescherming, het MAP 3 enzovoort. Andere zaken zullen hier in de komende weken verder worden besproken, bijvoorbeeld het ontwerp van milieuschadedecreet en de problematiek van de milieuhandhaving. Bovendien hebben we al heel wat uitvoeringsbesluiten genomen.
Het komt er voor mij op aan de efficiëntie van de regelgeving te verhogen om tot resultaten te komen. Ik wijs er trouwens nogmaals op dat er al een aantal positieve resultaten zijn. Op andere domeinen moeten die resultaten de volgende maanden duidelijk naar voren komen.
Op uw vraag over de economische instrumenten ben ik in de commissie al ingegaan. Nog tijdens deze regeerperiode zal ik op dat gebied initiatieven nemen. Maakt u zich dus maar geen zorgen. Het moet echter heel goed voorbereid zijn, en de discussie erover moet zorgvuldig worden gevoerd. Ten slotte vroeg u naar de aanwending van de Indaver-middelen. We moeten echter eerst het dossier afronden. Ik neem akte van wat u hierover zei.
Mijnheer Peumans, ook ik ben een fervente lezer van het rapport-Helleven, waarnaar u terecht verwijst. Het onderhoud van de wegen is inderdaad een probleem. Met de middelen die we daar nu aan besteden, wordt dat opgelost, maar ik ben me ervan bewust dat we ook naar alternatieve instrumenten moeten uitkijken, zodat we het onderhoud van onze wegen op niveau kunnen houden. Als we dat niet voldoende of tijdig doen, dan worden we later met nog hogere kosten geconfronteerd. Daarom heb ik de opdracht gegeven de alternatieve mogelijkheden verder te onderzoeken. Hopelijk kan ik dan vrij snel met concrete voorstellen komen. Ik neem ook akte van uw zorg om het verkeerscentrum Antwerpen, dat we ook naar Gent en Brussel zullen uitbreiden.
Mevrouw Van den Eynde, in verband met de kaderrichtlijn Water en de problematiek van de tariefverhoging hebt u het antwoord zelf gegeven. Het moeten redelijke bijdragen zijn. We zullen nog heel wat inspanningen moeten doen om de doelstelling van de kaderrichtlijn Water tijdig te realiseren en boetes te vermijden. Met deze verhoging blijft het nog draaglijk voor iedereen die de factuur moet betalen.
De lekkende stookolietanks zijn ook al door de heer Martens en andere collega's aangehaald. Ons geduld is op een bepaald moment op, en dan stappen we over op plan B. In het voorjaar van 2007 moeten we bekijken of het federale initiatief überhaupt nog een kans op slagen heeft. Zo niet, dan moeten we het inderdaad op Vlaams niveau oplossen. Ik hoop echter alsnog dat minister Verwilghen het op federaal niveau rond krijgt.
Mijnheer Matthijs, u hebt terecht een overzicht gegeven van de verschillende initiatieven die hier zijn goedgekeurd. Ik hoop dat ook anderen inzien dat er hier al heel veel werk is verricht, niet alleen door mij, maar ook door het parlement, dat met een aantal voorstellen heel belangrijke wetgeving heeft gecreëerd.
Mijnheer van den Abeelen, u hebt terecht het wegenvignet aangehaald. U uitte de wens dat de opbrengsten, als er zijn, in eerste instantie worden ingezet voor het onderhoud van de wegen en het opvullen van de missing links. We zullen daarover in de regering nog van gedachten wisselen.
Mijnheer Vandenbroucke, wat het meerjarenprogramma betreft, heb ik meermaals gezegd dat dit indicatief is. U moet dat dus met de nodige voorzichtigheid aanpakken. Ik vind het ook heel kras wat minister Vanvelthoven in Het Belang van Limburg de wereld durft te zeggen. In Limburg zijn we bezig met de realisatie van een aantal belangrijke projecten zoals het klaverblad. Het klaverblad wordt gedeeltelijk gefinancierd via de reguliere begroting en gedeeltelijk via extra middelen in 2008. De noord-zuidverbinding in Limburg is het grootste missing-linkproject van 300 miljoen euro. Nu vinden ze in Limburg dat de reguliere begroting te veel wordt belast. Het Limburgplan wordt uitgevoerd en daartoe wordt in de nodige middelen voorzien.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Sommige Limburgers zeggen dat.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Ik heb het nog altijd over de heer Vandenbroucke en de heer Vanvelthoven, die beweert dat er onvoldoende wordt geïnvesteerd in de Limburgse wegen. Mijnheer Vandenbroucke, u hebt betonpopulisme gebruikt, maar hier zou een ander populisme van toepassing kunnen zijn. Ik ben niet de enige minister die zwaar investeert in Limburg.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, u gebruikt zware woorden. Ik vind het kras dat u antwoordt dat meerjarenprogramma's rudimentair en indicatief zijn. Wat voor zin heeft het dan om een meerjarenprogramma in te dienen?
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Ik was daar ook geen vragende partij voor.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478454","id":2875,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2875?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vandenbroucke","voornaam":"Joris"},"sprekertekst":"Wij waren wel vragende partij. In het verleden drong uw fractie erop aan dat de minister van Openbare Werken tijdig een meerjarenprogramma zou indienen. U kunt me toch niet verwijten dat ik gebruik maak van een document dat u hebt neergelegd. Waar moet ik me anders op baseren om uw beleid te beoordelen?
","sprekertitel":"Joris Vandenbroucke"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat het meerjarenprogramma indicatief is. Wat het klaverblad betreft, heb ik verduidelijkt dat het wordt gefinancierd met reguliere middelen en met bijkomende middelen in 2008. De noord-zuidverbinding in Limburg zal volledig worden bekostigd met alternatieve financiering.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mijnheer Vandenbroucke, het was minister Stevaert die enkele jaren geleden beloofde dat er een klaverblad zou komen. Het is echter minister Peeters die nu het initiatief neemt. Wanneer een minister van de federale regering opmerkingen maakt over het Limburgplan, dan moet hij de feiten juist weergeven in de krant. Dat heeft hij niet gedaan. Ik betreur dat.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Bij deze is dat hopelijk rechtgezet. Ik zal minister Vanvelthoven daar nog persoonlijk over informeren.
Mijnheer Glorieux, u hebt het over de luchthaven van Zaventem. Ook minister-president Leterme heeft gezegd dat er een strategisch plan is waartoe minister Moerman de opdracht heeft gegeven. Dat plan wordt nu gebruikt om te zeggen dat de regering tegelijk warm en koud blaast.
Ze boekt resultaten om de C02-uitstoot te verminderen, zo wordt gezegd. Het gaat om de eerste voorzichtige resultaten. Wat dat betreft, hebben we nog een hele weg af te leggen. In juli heb ik daarover een persbericht gelezen. Mijnheer Glorieux, u moet eens kijken wat de Vlaamse Regering beslist over Zaventem en wat in studies wordt voorgelegd aan een aantal adviesraden.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478318","id":1817,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1817?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Glorieux","voornaam":"Eloi"},"sprekertekst":"Mijnheer de minister, het START-plan is toch een plan van de Vlaamse Regering. Daarin staat de doelstelling verwoord dat men tegen 2025 het luchthavenverkeer vanuit Zaventem wil verdubbelen. Als men dat wil doen, moet u mij eens uitleggen hoe men tegelijkertijd de CO2-uitstoot denkt te reduceren. Het luchtverkeer levert toch een enorme bijdrage aan de CO2-uitstoot. Het is het een of het ander. U moet een politieke keuze maken.
","sprekertitel":"Eloi Glorieux"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478286","id":2849,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2849?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peeters","voornaam":"Kris"},"sprekertekst":"Vorige maandag was er een vergadering van de Europese ministers van Leefmilieu. Er werd ook gesproken over maatregelen ten aanzien van de luchtvaart en de uitstoot van CO2. Minister Landuyt heeft een voorstel gelanceerd om het probleem van de luchtvaart en de bijdrage tot de vermindering van de CO2 maximaal op het Europese niveau te behandelen. Hetzelfde geldt trouwens voor de scheepvaart. Vorige maandag werd er expliciet voor gepleit om daar zo snel mogelijk voor te zorgen.
U zegt dat we pleiten voor het optrekken naar 4 percent. Als men op de toepassing strenger toeziet en bepaalde acties die mochten worden ingebracht om de doelstellingen te realiseren, schrapt, dan is het natuurlijk interessant om na te gaan of dat element niet in rekening moet worden gebracht. De toepassing van 4 percent op een heel brede en niet echt harde grondslag is minder interessant dan een lager tarief op een harde grondslag.
We hebben het al gehad over het aankopen van hete lucht via de middelen van het Energiefonds. We hebben duidelijke afspraken gemaakt over de projecten.
De heer Sintobin heeft ook een opmerking gemaakt. Hij is echter niet meer aanwezig. Ik ga ervan uit dat we het daarover donderdag nog uitvoerig kunnen hebben.
","sprekertitel":"Minister Kris Peeters"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"},"sprekertekst":"Minister Van Brempt heeft het woord.
","sprekertitel":"De voorzitter"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Mevrouw de voorzitter, eerst en vooral zou ik de moedigen willen bedanken voor hun aanwezigheid. Ik vraag me af wat de doelstelling is van dit soort debatten als de helft van de vraagstellers al vertrokken is.
Mijnheer Peumans, u hebt nu twee keer een van de voormalige ministers aangevallen. In de commissie heb ik al meermaals vastgesteld dat de geest van de heer Stevaert er blijft rondwaren.
Ik ben het helemaal oneens met de aanval op zijn fietsbeleid. Het is zijn verdienste dat de verkeersveiligheid zeer hoog op de politieke agenda stond tijdens de vorige legislatuur. Hij heeft er middelen voor vrijgemaakt. Daarnaast denk ik ook aan de zwarte punten. Wij kunnen er nu de vruchten van plukken.
Een en ander loopt niet altijd van een leien dakje. Het gaat om een nieuw beleid. Het duurt soms enige tijd vooraleer men op het terrein enig effect ziet. We kunnen vandaag echter aantonen dat het fietsbeleid nu wel vrucht begint af te werpen.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Mevrouw de minister, ik baseer me op gegevens die ik van u heb gekregen naar aanleiding van de evaluatie. De bedoeling van uw voorgangers was om een multiplicatoreffect te realiseren. De gemeenten zouden een heel duidelijke rol gaan spelen in de aanleg van fietspaden langs gewestwegen. De conclusie van het verhaal is ellende.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Dat is niet waar.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"De heer","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478259","id":2829,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2829?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Peumans","voornaam":"Jan"},"sprekertekst":"Jawel, minister Peeters heeft er zelf voor gepleit dat fietspaden langs gewestwegen enkel nog door het gewest worden aangelegd. U hebt cijfers gegeven naar aanleiding van het mobiliteitsconvenant, waarbij miljoenen en miljoenen zijn vastgelegd zonder dat iets wordt uitgevoerd. Dat is de realiteit.
","sprekertitel":"Jan Peumans"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478246","id":2816,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2816?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Van Brempt","voornaam":"Kathleen"},"sprekertekst":"Ik zeg dat het waar is en dat het te maken heeft met de ontwikkeling van een nieuw beleid. We zijn de kinderziektes nu aan het wegwerken. Er zijn beslissingen genomen naar aanleiding van het nieuwe convenantsbeleid en die zijn uitgebreid aan bod gekomen in de commissie. We willen bijvoorbeeld de problemen rond de onteigening wegwerken. Het convenantsbeleid omtrent het aanleggen van fietspaden wordt nog een stuk voortgezet met het Fietsfonds. We zullen voor een deel mee subsidiëren om ervoor te zorgen dat het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk wordt gerealiseerd, ongeacht of het om gemeente- of gewestwegen gaat.
Mevrouw de voorzitter, het pleidooi van meerdere sprekers omtrent het Mobiliteitsplan Vlaanderen wil ik absoluut onderschrijven. Ik ben het eens met diegenen die vragen om te kijken of we geen goed instrument kunnen hanteren om te evalueren. Ik heb in de commissie gezegd dat dit ook complementair moet gebeuren aan de bestaande of geplande onderzoeken, zoals het befaamde OVG 3.
Er zijn cijfers aangehaald met betrekking tot de modal shift. We moeten dat heel genuanceerd bekijken. We doen het in Vlaanderen bescheiden beter dan de ons omliggende landen. 'Bescheiden' betekent dat we nog lang niet zijn waar we moeten zijn in het kader van het Mobiliteitsplan Vlaanderen. We doen het wel beter dan een aantal andere landen en dat heeft ongetwijfeld te maken met de forse en uitgebreide investeringen op het vlak van openbaar vervoer.
We hebben al heel vaak en veel over de kostendekkingsgraad gediscussieerd in de commissie. Morgen staat op de raad van bestuur van De Lijn opnieuw een indexering aan de agenda, voor de abonnementen deze keer. Ik ben daar niet vies van, wel integendeel. De meeropbrengsten van de indexering zullen onder meer worden gebruikt voor investeringen in veiligheid. U weet ook wat ik van de prijs van het openbaar vervoer vind: die moet toegankelijk en niet te duur zijn, want anders heeft dat effect op de vele gezinnen met kinderen die gebruik maken van het openbaar vervoer. Het succes van het openbaar vervoer in Vlaanderen is een combinatie van een goedkope prijs en een uitgebreid aanbod.
Mevrouw Van den Eynde, u hebt veel kritiek op het mobiliteitsbeleid en ik had ook niets anders verwacht. Ik kan u gelukkig maken door te zeggen dat ik het helemaal eens ben met uw pleidooi voor veel meer kwaliteit in het mobiliteitsbeleid en het openbaar vervoer. Dat is een van mijn stokpaardjes. De beste manier om de kwaliteit van het openbaar vervoer te verbeteren, is het verbeteren van de doorstroming. Dat maakt dat het openbaar vervoer betrouwbaar en kwaliteitsvol is. Daarom investeer ik samen met minister Peeters fors in doorstroming. Met het START-project komt daar nog eens 15 miljoen euro bij. Mevrouw Van de Eynde, u zult nog meer dan ooit vrije busbanen zien verschijnen. Ik ben voorstander van een heel nuttig gebruik van dergelijke vrije busbanen. Vandaar dat we volop bezig zijn met ze open te stellen voor taxi's en allerlei vormen van collectief vervoer voor woon-werkverkeer.
Mijnheer Glorieux, het START-project kost ongeveer 50 miljoen euro op jaarbasis. Een goede helft daarvan wordt integraal geïnvesteerd in het openbaar vervoer. Dat is de manier waarop de Vlaamse Regering met dit soort dossiers omgaat.
Wij geloven heel sterk in de ontwikkeling van de luchthavenregio als een belangrijke werkgelegenheidspool. We ondersteunen dat door vooral de duurzame vormen van mobiliteit te bevorderen: de helft van het budget wordt in openbaar vervoer geïnvesteerd. We hebben al drie nieuwe lijnen in het kader van START geopend. De eerste is in oktober geopend; de derde deze week. De eerste vervoert vandaag al meer dan duizend reizigers. Dat is heel veel, en dat toont aan dat investeringen in openbaar vervoer voldoen aan een duidelijke vraag.
Alles wat te maken heeft met de studie van Febiac en modal split zullen we in januari bespreken. Als ik daarover begin, word ik immers heel erg slechtgezind.
Ik dank mevrouw De Ridder omdat ze haar steun uitspreekt voor het stimuleren van het autodelen. We delen daarover dezelfde visie. Sommigen denken dat ik tegen de wagen ben. Niets is minder waar. De wagen is erg belangrijk voor de mobiliteit. Ik vind wel dat we daar op een heel andere manier moeten mee omgaan. Ik pleit daarom voor een beleid ter bevordering van carpoolen en autodelen.
Mevrouw De Ridder verwijst heel terecht naar het registratiesysteem van De Lijn. Dat is onlosmakelijk verbonden met het éénticketsysteem en het protocol dat is afgesloten tussen de verschillende overheden en de verschillende vervoersmaatschappijen. Dat dossier vordert, al is het niet altijd even gemakkelijk om de NMBS, de MIVB, De Lijn en TEC op één lijn te krijgen. Beide dossiers gaan onlosmakelijk samen en alles evolueert zoals gepland, al zal het nog enige tijd duren vooraleer het op het terrein echt wordt gerealiseerd.
","sprekertitel":"Minister Kathleen Van Brempt"},{"link":[],"persoon":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478433","fractie":{"id":1279896,"kleur":"ffac12","logo":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1737102","naam":"N-VA","zetel-aantal":35},"id":2793,"is-huidige-vv":"J","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/2793?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"De Ridder","voornaam":"Annick"},"sprekertekst":"Ik wilde nog even een technische rechtzetting aan collega Sintobin melden, al is hij jammer genoeg al verdwenen. Het overleg bij staatssecretaris Van Quickenborne heeft wel degelijk plaatsgevonden. Hij kan zich beter opnieuw informeren en eventueel de vraag op het federale niveau stellen.
","sprekertitel":"Annick De Ridder"}],"titel":"Begrotingsbespreking","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"N","agenda-versie":"1","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumbegin":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumeinde":"2006-12-19T22:30:00+0100","id":481237,"laatste-wijziging":"2006-12-14T15:20:00+0100","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=194273"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"15","voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"}},"verzoekschrift":[],"volgende-journaallijn":{"datum":"2006-12-19T22:30:10+0100","debat":[],"gedachtewisseling":[],"id":482020,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/jln/482020","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"parlementair-initiatief":[],"titel":"Regeling van de werkzaamheden","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"N","agenda-versie":"1","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumbegin":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumeinde":"2006-12-19T22:30:00+0100","id":481237,"laatste-wijziging":"2006-12-14T15:20:00+0100","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=194273"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"15","voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"}},"verzoekschrift":[],"vrageninterpellatie":[]},"vorige-journaallijn":{"datum":"2006-12-19T14:32:05+0100","debat":[],"gedachtewisseling":[],"id":481694,"link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/jln/481694","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"parlementair-initiatief":[],"titel":"Regeling van de werkzaamheden","titel-samenstelling":"N","vergadering":{"agenda-gewijzigd":"N","agenda-versie":"1","besloten-vergadering":false,"commissie":[],"datumagendering":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumbegin":"2006-12-19T14:33:00+0100","datumeinde":"2006-12-19T22:30:00+0100","id":481237,"laatste-wijziging":"2006-12-14T15:20:00+0100","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/agd?aanpassingen=nee","rel":"agenda","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237?aanpassingen=nee&idPrsHighlight=0","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]},{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/verg/481237/hand?idPrsHighlight=0","rel":"handelingen","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"plenairehandelingen":{"isvoorlopigeversie":false,"link":[],"pdffilewebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=194273"},"status":"afgelopen","subtype":"Plenaire vergadering","type":"Plenair","uses-beknopt-verslag":false,"uses-webhandelingen":true,"vergadering-met-verslag":true,"vergaderingnummer":"15","voorlopig-verslag":false,"voorzitter":{"aanspreking":"Mevrouw","fotowebpath":"https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1478337","id":1921,"is-huidige-vv":"N","link":[{"href":"https://ws.vlpar.be/e/opendata/vv/1921?lang=nl","rel":"self","templated":false,"variableNames":[],"variables":[]}],"naam":"Vanderpoorten","voornaam":"Marleen"}},"verzoekschrift":[],"vrageninterpellatie":[]},"vrageninterpellatie":[]}